| |
Corinna, of Tafereel van Italië. Door Mevrouw van Starl Holstein. Met eenige bijgevoegde Ophelderingen. IIde Deel. Met Platen. Te Haarlem, bij F. Bohn. In gr. 8vo. 444 Bl.
Niemand, met het eerste Deel van dit meesterstuk bekend, twijfelt wel een oogenblik, of in ieder opzigt verdient ook dit vervolg en slot denzelfden lof; de enkele melding der voortzetting van dit werk zou alzoo genoeg zijn, bijaldien het plan, dat wij ons vormden en gevolgd zijn, niet vorderde, dat wij ook nu het werk doorliepen en deze en gene bijzonderheid aanstipten, tevens berigt doende van den afloop des waarlijk fraaijen romans. Ook dit Deel is in tien Boeken gesplitst.
XI. Boek. Corinna reist dan met den Lord naar Napels. De beschrijving der Pontijnsche moerassen, het gezigt der zee, en het heerlijke klimaat van het zuiden, de dag, de nacht, - alles is even wegslepend, schoon en treffend. Niet minder bevalt Napels, de beschrijving der Lazzaroni, en van geheel de Napelsche wereld; ook duurde toen nog eene uitbarsting van den Vesuvius. Het bezoek der reizigers van een Engelsch oorlogschip, het bijwonen van den Godsdienst op hetzelve, enz. lokt ons bijna uit om het af te schrijven; maar wij haasten ons, om met hen Pompeji te bezoeken. Daar zagen zij de oudheid in een belangrijker licht, dan die zich zelfs te Rome vertoonde. ‘De Vuurberg, die deze Stad onder de asch bedolf, heeft haar tevens voor den knagenden tand des tijds beveiligd. Gebouwen, aan de lucht blootgesteld, zouden zich nimmer in den ongeschonden staat bewaard hebben, waarin dit gedenkstuk, onder de asch van den Vuurberg, gebleven is. De schilderijen, de beelden van
| |
| |
brons waren er bij de opgraving nog in hunne eerste schoonheid, en alles, wat tot het dagelijksch leven behoort, vertoont zich hier op eene wijze, die ontzetting baart. De kruiken zijn er nog zoo als men die voor het Feest des anderen daags had gereed gezet; het meel, zoo als het zou gekneed worden, is nog kenbaar; men ziet nog het overschot eener Vrouwe, versierd met den tooi, dien zij op het Feest droeg, - 't welk de Vuurberg stoorde; - in hare verdroogde armen hangt de ring met edelgesteenten nog los, die eens om de volle armen sloot. Nergens kan men bij mogelijkheid een treffender beeld van het leven, zoo als het plotselijk werd afgebroken, aanschouwen. Op de straatsteenen is het wagenspoor nog zigtbaar, en de steenen op den rand der putten vertoonen nog de blijken der koorden, die hen van lieverlede hebben uitgehold. Men ziet nog op de muren eener hoofdwacht slecht uitgedrukte letters, en lompe omtrekken van beelden, welke de Soldaten op die muren trokken, om den tijd te verdrijven, - die zich reeds haastte om hen te verzwelgen,’ enz. De reizigers bezoeken den berg, en - op de grenzen tusschen leven en dood, waar een boom, het laatst vaarwel, om zoo te spreken, der groeijende natuur, kwijnend zijne schaduw geeft, verhaalt Lord nelvil zijne geschiedenis.
XII. Boek. Men kon dezelve nagenoeg gissen uit het vorig Deel. In Frankrijk was de Lord eenmaal in de strikken eener waarlijk slechte vrouw verward; - toen hij eindelijk tot zijnen vader was teruggekeerd, wist zij hem weder tot zich te lokken, en eindelijk haar karakter ontdekkende, was het te laat; hij vond zijnen waardigen vader overleden; hij zwoer bij dat dierbaar lijk, nooit zonder diens toestemming in het huwelijk te treden, - en hij wist hoe zijn vader over het huwelijk met eene vreemde dacht.
XIII. Boek. Een woord over den brandenden Vesuvius; de gelieven keeren naar Napels terug. - Corinna geeft aan nelvil een Feest; de Engelschen, die te Napels waren, en een ge Napolitanen, werden genoodigd; men bezoekt (het was avond) het graf van Virgilius; voorts trok men door de grot van Posilippo, en de heerlijke oorden, onder den naam van Bajae's bekoorlijkheden bekend. ‘Op kaap Misenus had corinna gereedheid doen maken tot dans en muzijk. De inrigting van dit feest was hoogst schilderachtig. Alle Matrozen van Bajae waren in levendige zeer afstekende kleuren gedost; eenige Oosterlingen van een Levantsch vaartuig, toen in de haven van Napels liggende, dansten met boerinnetjes der naburige eilanden Ischia en Provida, die in hare kleeding nog overblijfsels der oude Grieksche dragt vertoonden; in de verte hoorde men de welluidend- | |
| |
ste stemmen, en achter de rotsen van Echo tot Echo speeltuigen, wier geluid zich eindelijk in de zee verloor. De zoele lucht, die men inademde, doordrong de ziel met een vreugdegevoel, waardoor alle aanwezenden werden weggesleept.’ - Corinna mengde zich in den dans, - spoedig echter overweldigde haar diepe treurigheid; zij ging op de uiterste punt van het voorgebergte aan de zee zitten. Oswald kwam bij haar; men bragt haar hare lier, en allen verzochten haar, in dit schoone oord haar dichtvermogen voor de vuist te oefenen. ‘Poëzij, Natuur, Geschiedenis,’ dus begon zij, ‘wedijveren hier in grootheid; heir over ziet men met een' oogopslag alle tijden, alle wonderen.’ enz. Men keerde te scheep naar Napels; de blaasinstrumenten volgden in eene andere schuit, en deden eene heerlijke werking. - De Lord had het geluk, eenen armen grijsaard het leven te redden; intusschen was daarbij de beeldtenis van zijnen vader, die
hij altijd bij zich droeg, door het zeewater geheel bedorven. - Corinna bezorgt hem echter dat afbeeldsel, na drie dagen, nog meer gelijkend terug. ‘De Hemel,’ zegt oswald, ‘beschikt u door een wonderwerk tot lotgenoote mijns levens; want hij openbaart u het gelaat van hem, die levenslang over mij beschikken moet.’ Hij geeft corinna den trouwring zijns vaders. ‘Van dit oogenblik,’ zegt hij, ‘ben ik niet meer vrij; zoo lang gij dien ring bewaart, Vriendin, staat mijn lot in uwe hand. Ik neem daartoe de heiligste verpligting op mij, eer ik weet wie gij zijt: ik geloof uwer ziele.’ enz. Intusschen onderrigt zij hem, dat zij zelve zijnen vader gekend had, en hij ontvangt hare geschiedenis in het
XIV. Boek. Zij was zijne bloedverwante, de halve zuster van die Engelsche, voor wie Lord nelvil's vader zijne hand bestemd had. Geboren uit een vroeger huwelijk van Lord edgermond met eene Romeinsche vrouw, had zij, ook na den dood harer moeder, hare opvoeding in Italië genoten; op haar vijftiende jaar nam haar vader, die in Engeland hertrouwd was, haar tot zich. Gedurende diens leven had zij het dragelijk, ofschoon het Italiaansche karakter zich in 't geheel naar de Engelsche zeden, en dat nog wel in een stadje in eene afgelegene Provincie, niet voegen kon. Haar eenig vermaak bestond in de vorming van hare kleene zuster. - De vader van Lord nelvil bragt daar een bezoek: het oogmerk was, hare hand voor zijnen zoon te vragen; doch de Italiane was hem daartoe welligt te vurig, te levendig; althans hij schreef, dat hij zijn' zoon te jong vond tot dat huwelijk. Eene andere partij sloeg zij af. Na den dood haars vaders werd het haar bij hare stiefmoeder ondragelijk. En deze was er mede te vrede, dat zij, nu meerderjarig, naar Italië trok, mits evenwel dat men haar voor dood hield en
| |
| |
zij van naam veranderde; want het verkiezen van Italië boven Engeland, en de Italiaansche levenswijze, scheen de Familie te onteeren. Hoe zij onder den naam van corinna in Italie leefde en schitterde, hebben wij in het eerste Deel gezien.
XV. Boek. Hare geschiedenis trof den Lord geweldig; hij moet de redenen weten, waarom zijn vader vóór zeven jaren dat huwelijk afbrak, en heeft zijn vader toen stellig uitspraak gedaan ten haren nadeele, dan wil hij nooit de man eener andere, maar ook nooit haar man zijn. Dus besluit hij. De gelieven zijn nu beide ongelukkig. In gezelschap van eenen vriend reizen zij naar Rome terug. - Eene besmettelijke ziekte brak daar uit. Men wilde naar Venetie, om dezelve te ontwijken. Aandoenlijk is het, hoe corinna, van de ziekte aangetast, haren minnaar misleidt en van haar zoekt te verwijderen, en hoe hij echter tot haar doordringt en ieder gevaar trotseert. Zij herstelt, bezoekt nog eens de haar belangrijkste plaatsen, en verlaat dan Rome met haren vriend. Met genoegen verzelt men hen op deze reize. Zij komen te Venetie. ‘Het gezigt van die stad is meer verwonderlijk dan aangenaam; men meent eene overstroomde stad te zien, en men bewondert niet dan na eenig nadenken het vernuft der stervelingen, welke deze woning op de golven veroverden. Napels is als een Amphitheater op het zeestrand gebouwd; maar daar Venetie op een geheel platten grond staat, zoo gelijken de torens naar de masten van een schip, 't welk te midden der golven onbewegelijk staan blijft. Bij de intrede van Venetie wordt de ziel met treurigheid aangedaan. Men neemt afscheid van de groeijende natuur. Ook zelfs geen vlieg vertoont zich in dit verblijf; alle dieren zijn daar uit verbannen, en de mensch is dáár alleen om tegen de zee te worstelen. - De stilte moet natuurlijk zeer diep zijn in eene stad, wier straten niet anders dan graften zijn, en waar men geen gedruisch dan het slaan der riemen hoort. Men is niet op het land, want men ziet niet éénen boom; in geene stad, want men hoort niet het minste gerucht; zelfs op geen schip, want men komt niet verder; het is een Huis, door den storm tot eene
gevangenis gemaakt; immers op zekere tijden kan men noch uit de stad, noch uit den huize komen. Men vindt gemeene lieden te Venetie, die nooit uit hunne wijk geweest zijn, nooit de St. Marcusplaats gezien hebben, en die wonderlijk zouden opkijken bij het gezigt van een paard of een' boom. Die zwarte gondels, welke op de graften daar heen zweven, gelijken naar wiegen of - doodkisten, naar de eerste en laatste woning van den mensch. Des avonds ziet men niets van de zwarte gondels, dan den weêrschijn der daaraan bevestigde lan- | |
| |
taarns; men meent schimmen te ontwaren, die, op de flikkering eener dwaalster, over 't water zweven. In dit Gemeenebest was alles een geheim, de Regering zoo wel als de gewoonten en de liefde; een geheim, welks ontsluijering wel vele genietingen zoo wel aan verstand als hart schonk, maar toch den vreemdeling in het eerste oogenblik verbazend onaangenaam treffen moest.’ enz.
XVI. Boek. Vertrek en afwezigheid. Het Regiment van den Lord moest naar de West-Indiën; zijne eer riep hem derhalve in Engeland terug. Geene vrouwen mogten volgen. Hij wilde corinna zoo mogelijk met hare Familie verzoenen. Aandoenlijk en hartbrekend is het afscheid der gelieven. Het Regiment werd nog niet ingescheept, - nelvil bezoekt zijne Tante; lucilia, de zuster van corinna, is bekoorlijk; treffend contrasteert het Engelsch met het Italiaansch vrouwelijk karakter. Zijne pogingen, om corinna met hare stiefmoeder te verzoenen, mislukken; men wil haar niet erkennen, immers vóór hij lucilia gehuwd heeft. Hij vertrekt naar zijne goederen in Schotland; een oud vriend heeft zijns vaders brief; helaas! het is maar al te waar, corinna was door zijn' vader afgekeurd; hij wenschte, dat hij lucilia huwen zou, en hij schreef daarin, zeker te weten dat zijn zoon zijnen wil eerbiedigen zou, vooral na zijnen dood.
XVII. Boek. De brieven van oswald werden zeldzamer en korter. - Corinna besluit, hem naar Engeland te volgen, zij houdt zich onbekend; verneemt te Londen, dat het vertrek van zijn Regiment al weder was uitgesteld, - maar dat hij zelf hier verwacht werd. Deze verwonderde zich nu, dat hij van corinna geene berigten ontving. Corinna werd ziek. Hersteld, zag zij den Lord in den Schouwburg - maar toevallig kort daarna lucilia en hare moeder aan zijnen arm; zij verneemt, hij is daar iederen avond aan huis, en weet niet dat dit juist is om eene erfenis van eenen bloedverwant in Indie, welke, als komende van 's vaders zijde, Mevrouw edgermond begrijpt dat hare dochter met corinna deelen moet; en naderhand omdat de Tante ziek lag. - Het wordt haar eindelijk zeker, dat oswald niet onverschillig voor hare zuster is. Zij wil hem den ring terug brengen; maar Mylord was reeds naar Schotland op reis. Corinna volgt hem; ziekte vertraagt hare reis, - eindelijk nadert zij onbekend het landgoed haars vaders, - aan zijn graf vindt en beluistert zij hare zuster; zij doet daar de gelofte voor 't geluk van lucilia; ongemerkt raakt zij weg, en door eenen blinden bezorgt zij aan den Lord den ring in een' brief, waarin niets anders dan: gij zijt vrij, geschreven stond.
XVIII. Boek. Treurig is corinna's terugreize; treurig
| |
| |
trok zij door het bekoorlijke Toscane; zij had de grootste zaligheid der aarde verloren. Niet ver van Florence betrok zij een buitengoed;
zij tracht haren ouden lust voor de kunsten op te wekken (dit geeft aanleiding tot belangrijke herinneringen en berigten); hier versiert nog een schoon Fragment van corinna's gedachten 't werk. De Prins castelforte, haar oude vriend, verliet Rome, om zich te Florence bij haar neder te zetten. Zij verteerde in hartzeer alle hare krachten.
XIX. Boek. Haar laconisch briefje met het toezenden van den ring had nelvil verbitterd; hij meende het kwam uit Italie, en corinna kon hem vergeten; hij geeft dan aan lucilia de hand, naar den wensch zijns overleden vaders. Zijn huwelijk was niet gelukkig; want hij ontdekte, eerst bij gissing, naderhand volkomen zeker, hoe zich alles had toegedragen. Hij scheepte zich met zijn Regiment in naar de Indiën, en zocht, maar te vergeefs, op het veld van eer den dood. Na vier jaren keert hij terug. Zijn dochtertje geleek op zijne corinna; lucilia kende zijne geheimen; de echtgenooten zijn jegens elkanderen niets minder dan open. De moeder verlaat eindelijk de wereld; de oude kwaal van den Lord was terug gekomen; reeds vroeger hadden de Geneesheeren hem eene reis naar Italië aangeraden; en daar het nu vrede met 't vaste land werd, gaat hij met vrouw en kind derwaarts. Treurig is voor hem de reis.
XX. Boek. Corinna begeert hem niet te spreken; haar lijden spoedt ten einde. Zijn brief en haar antwoord zijn belangrijk. Dagelijks wordt zijn kind bij corinna gebragt. Dit treft lucilia; het hart van haar kind moet voor 't minst niet van haar vervreemd worden. Zij bezoek hare zuster, de nagenoeg stervende, en alle ijverzucht is weg. Corinna gaf aan hare zuster regt verstandige, hartelijke aanwijzing. ‘Zoo ik nog vooruitzigt had lang te leven,’ zeide zij, ‘zou ik hiertoe niet in staat zijn; maar daar ik eerlang moet sterven, is het mijn eenige wensch hier op Aarde, dat oswald in u en zijne dochter eenige trekken van mijnen invloed herkenne, en ten minste nooit één gelukkig oogenblik van rein gevoel smake, zonder aan corinna te denken.’ Dagelijks kwam nu de jongste zuster bij de oudste, en leerde haar met de aanvalligste bescheidenheid en eene nog aanvalliger kieschheid de kunst af, om haar te gelijken, die oswald het meest bemind had. De ongelukkige gaf aan Italië nog een laatst vaarwel; maar dien Zwanenzang kon zij zelve niet meer uitvoeren, men las dien in haren naam en in hare tegenwoordigheid. Ook nelvil was daar tegenwoordig, gelijk ook kort daarna bij haren dood. Hij begeleidde het lijk naar Rome; sloot zich voorts te Tivoli in eenzaamheid op. Eindelijk, echter, bragt gevoel van ge- | |
| |
negenheid en pligt hem weder tot zijne echtgenoote en kind, en zij keerden te zamen naar Engeland terug.
Zie daar, Lezer! het hoofdbeloop van een werk, hetwelk wij waarlijk niet zeggen kunnen, of 't ons meer wegens de treffende, heerlijke beschouwingen van volkskarakter, natuur en kunst, dan als roman behaagt. Wij durven iederen mensch van gevoel en smaak door hetzelve een zeer groot genoegen beloven, en twijfelen niet, of het zal boven verre de meeste romans en gewone reisbeschrijvingen een aantal Lezers vinden. De aanmerkingen van de Schrijfster zijn weder weinige, en die van den Vertaler van weinig belang. |
|