Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1807
(1807)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijIets wegens Selim den III, den thans regeerenden Turkschen këizer.Een Sekretaris van het Fransche Gezantschap, die lang te Constantinopole zijn verblijf heeft gehad, heeft aangaande den thans regeerenden Sultan eenige bijzonderheden in 't licht gegeeven, welke, uit hoofde der tegenwoordige omstandigheden, opmerking verdienen. Selim de III, gihandari, Zoon van den Sultan mustapha den III, en Neef des naastvoorgaanden Keizers abdul-hamid, is geboren den vierëntwintigsten December 1761. Hij beklom den troon op den dertienden | |
[pagina 353]
| |
1789, zich met de Hattechan, of het zwaard van mahomet, omgordende. Al aanstonds naa zijne troonsbeklimming vertoonde hij spreekende blijken van zijn oorlog zuchtig karakter: in plaats van feesten en de gewoone vreugdebedrijven, onthaalde hij zijn volk op een Tournooispel. Turkije was gewikkeld in een geduchten Oorlog tegen de twee Keizerlijke Hoven van Weenen en Petersburg; een sterke aanhang, aan welks hoofd zich de Sultane validé plaatste, wilde, het koste wat het wilde, den Vrede; selim bande zijne Moeder in het Oud Serail, en verklaarde zich voor het voortzetten van den Oorlog. Doch zijne Generaals ondersteunden kwalijk zijn besluit, en de Vrede wierdt geteekend te Yassi, op den negenëntwintigsten December 1791. De Fransche Revolutie trok toenmaals de opmerking van alle Kabinetten van Europa. Met veel bekwaamheids bediende zich catharina de II van die groote gebeurtenis, om het Turksche Ministerie eenen schrik aan te jaagen, hetzelve inboezemende, dat de onmagt, in welke het Hof van Versailles was gevallen, Rusland de hand volkomen ruim liet om zijne groote ontwerpen voort te zetten. De Divan kon niet onkundig zijn, dat men niets minder bedoelde, dan de Ottomannen uit Europa te verjaagen; en selim, lang door zijne Staatsdienaars en zijn eigen verstand bestreeden, bewilligde eindelijk in het teekenen van een verbond met zijnen natuurlijken en onverzoenlijken vijand. Het Manifest, welk die Monarch tegen Rusland in 't licht gaf, wijst aan, met welk eene heimelijke verontwaardiging hij de verdrukking dier gewaande vrienden verduurde. In zijn dagelijksch leeven vertoont selim deugden en hoedanigheden, die een Europisch' Vorst tot eere zouden verstrekken. Zijn geest is ontheven van die verouderde vooroordeelen, die ten onbeklimbaaren scheidmuur dienden tusschen de Musulmannen en de Christen-natien; hij bemint de kunsten en letteroesfeningen; Arabische Dichtstukken, die in hooge achting zijn, worden aan hem toegeschreeven. Zijne verdraagzaamheid omtrent de Franken (de algemeene benaaming van alle Christenen) is inzonderheid opmerkelijk ten aanzien van de zulken, die te Constantinopole woonen. Voorbeelden worden daarvan aangevoerd, die men in de geschiedenis zijner Voorzaaten vergeefs zoude zoeken. De Sultans, bij voorbeeld, hebben het | |
[pagina 354]
| |
altijd als beneden hunne waardigheid beschouwd, de Franken met eenen oogslag te verwaardigen, die zich voor de deuren van het Serail of van de Moskee bevonden, om den stoet te zien voorbij trekken. Selim de III, te paard na de Dschami rijdende, verwaardigt zich niet slegts, de Franken aan te zien, die zich aan den weg vervoegen, maar het gebeurt ook wel, dat hij hen groet, met een hoofdknikken, wanneer deeze uit eerbied hun hoofd ontblooten. Merkwaardig is het zelfs, dat deeze Europische groete dermaate strijdig is met de Oostersche zeden, dat, onder een minder verdraagzaam Vorst, dezelve den Christenen zeer strenge bestraffingen zou kunnen berokkenen. Bekend is het, dat de Groote Heer dikmaals, te Dolma-Backdscheh, afzonderlijke gesprekken met de Franken houdt, welke hij in zijnen dienst wil gebruiken. Eindelijk, in zijn paleis heeft hij feesten gegeeven aan Fransche familien te Pera en Galata; agter een traliewerk gezeten, vermaakte hij zich met het zien van de Europische danzen, en vooral met het hooren van het liedtje: Malbrouck s'en va-t-en guerre, 't welk op een orgel wierdt gespeeld, terwijl allen, daarbij tegenwoordig, hunne stemmen daar nevens paarden. De geliefde zang des Sultans wierdt welhaast een volksliedtje, en zeer dikmaals hoort men het in den mond der Tschaikschu, die het, indedaad, dermaate verknoeid hebben, dat het naauwelijks kenbaar is. De volgende anekdote, die op de beste getuigenisfen rust, is een verder bewijs van selim's verregaande goedwilligheid jegens de Franken. Veelen van hun waren te Bujukdere vergaderd, om aldaar tegenwoordig te zijn bij een vermaard feest, welk 'er zou gegeeven worden. De Sultan, die een scheepstogtje deedt, liet zich aldaar aan land zetten, en doorwandelde het ruime veld, midden onder de gezelschappen van Christenen. 'Er ontstondt een hevig onweder; de Dames hadden haare regenschermen uitgespreid; doch toen haar wierdt onder 't oog gebragt, dat de Groote Heer alleen het regt hadt om 'er zich tegen de zon en den regen van te bedienen, haastten zij zich om dezelve zamen te plooien. Selim, onder het wederkeeren na zijn jagt, dit blijk van eerebetoon bemerkende, liet straks den Franken weeten, dat zij zich van hunne parapluien konden bedienen, even alsof hij 'er niet ware. | |
[pagina 355]
| |
Zeer dikmaals doorwandelt de Sultan de straaten zijner hoofdstad, in het strengste incognito, nu eens met een groenen tulband en het Albaneesch gewaad, dan wederom met de hooge zwarte muts der Arnauten, en den grooten rooden mantel der Bosniakken, met gouden haakjes versierd. Gemeenlijk wordt hij in deeze wandelingen van slegts vier persoonen verzeld, volmaakt eveneens als de Sultan gekleed. Aldus bezoekt hij de casernen, de koffijhuizen, de schoolen, de hoofdwagten; op staanden voet belooningen of straffen toedeelende. Volgens de godsdienstige en landswetten van het Keizerrijk moet elk Musulman een handwerk kennen; de Sultans zelve zijn van die verpligting niet ontslagen. Diensvolgens heeft selim de III zich in het schilderen van neteldoek geoeffend. In naavolging van dit luisterrijk voorbeeld, is dit werk dermaate in de mode gekomen, dat, bij alle aanzienlijke lieden, de meeste divans en bedden met neteldoek bespreid zijn, door de vrouwen, of zelfs door den heer des huizes beschilderd. Ondanks het kortstondig misnoegen, welk de Sultan, ten tijde van den Russischen Oorlog, tegen de Sultane validé hadt opgevat, heeft deeze Vorst altijd veel liefde en achtinge voor zijne Moeder betoond. Deeze Sultane bezat eene bijzondere genegenheid voor de Franschen, en nooit heeft zij dit gevoelen ontveinsd, zelfs in tijden, wanneer de vijanden van Frankrijk, door hunne listen en laagen, alwat na dien kant overhelde uit het Serail tragtten te verwijderen. Selim heeft drie Zusters, aan Pacha's getrouwd, doch hij heeft geene natuurlijke erfgenaamen. Naa zijn overlijden schijnt de Ottomansche troon te moeten vervuld worden door een van zijne beide Neeven, mustapha en mahmoud, Zoonen van den naastvoorgaanden Sultan abdul hamid. De oudste is zevenëntwintig, de jongste tweeëntwintig jaaren oud; met veel zagtmoedigheids worden zij door den regeerenden Sultan behandeld, in erkentenis der weldaaden, die hij van hunnen Vader heeft genooten. Nogtans zijn zij, volgens een onheugelijk gebruik, in het binnenste van het Groot Serail opgesloten; alleen op plegtige dagen, bij voorbeeld op het feest van Beyram, worden zij bij zijne Hoogheid ter handkus toegelaaten. Aan geene anderen wordt tot hen de toegang vergund, dan aan | |
[pagina 356]
| |
Vrouwen, voor onvrugtbaar bekend, en aan zwarte Gesnedenen. Selim de III is de zevenëntwintigste Keizer van het Ottomansche geslagt, de vierëntwintigste Groot-Sultan, en de negentiende KalifGa naar voetnoot(*). |
|