fenaars der zo gewigtige Verloskunde, met aandagt verdient geleezen te worden.
In de eerste plaats komen in dit Werkje naauwkeurige berichten voor, aangaande de door den Heer j. van munster volbragte doorsnyding van de kraakbeenige vereenigingen, by twee hoogzwangere Vrouwen, die op geene andere wyze veilig verlost konden worden. Deeze beide Gevallen, tot welke eigenlyk de bygevoegde Brief van wylen den beroemden p. camper betrekking heeft, liepen zeer roemryk af voor den Schryver, en zeer voorspoedig voor de Vrouwen; dewyl zy de geringe, uit de Konstbewerking overgehoudene, ongemakken eerlang voorspoedig te boven kwamen, en een der Kinderen in leeven bleef.
Vervolgens beschryft de Operateur de herhaaling deezer Konstbewerkinge, aan de eerste dier verloste Vrouwen, nadat zy, voor de tweede maal, wederom in barensnood was geraakt; alwaar ook de Konstbewerking, door het herhaalen der doorsnede des Kraakbeens, voor de tweede keer, met den besten uitslag wierd in het werk gesteld.
Het vierde hier beschreeven Geval is dat eener hoogzwangere Vrouwe, by welke de Konstbewerking insgelyks voorspoedig wierd in het werk gesteld; doch met dit ongelukkig gevolg, dat de Kraamvrouw, op den derden dag na de Konstbewerking, kwam te overlyden, door eene toevallige Koorts, die haar' oorsprong nam uit bykomende oorzaaken, welke met de verrichte Konstbewerking in geenerhande verband stonden. - Wat laater gelukte de Konstbewerking weder volkomen, in een vyfde Geval, in 't welk alle omstandigheden ten hoogsten nadeelig waren; niettegenstaande welk ongunstig vooruitzicht, echter, Moeder en Kind beide behouden bleeven. - De zesde Waarneeming, aangaande deeze volbragte Konstbewerking, hoewel met groote moeijelykheden verzeld, slaagde echter ook, ten hoogsten naar genoegen.
De volgende Waarneeming is nog van meerder gewigt, van wegen het zonderlinge des Gevals, 't welk bykans zonder voorbeeld is. De Heer van munster wierd geroepen by eene zich in barensnood bevindende Vrouwe, in welke, door belediging in eene voorige Kraam, de Moedermond zodanig was toegegroeid, dat 'er maar eene zilveren sonde kon binnen gebragt wor-