Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1800
(1800)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijUittrekzel eener reize rondsom de wereld, in de jaaren MDCCLXXXV, MDCCLXXXVI, MDCCLXXXVII en MDCCLXXXVIII, door J.F.G. de la Pêrouse. Uitgegeeven volgens besluit der nationaale vergadering van den 22 van grasmaand 1791, Door M.L.A. Millet-Mureau.‘Wy hebben ons eenigermaate Schuldenaars gesteld by onze Leezers, met nu en dan, by voorkomende gelegenheden, van de la pêrouse en diens Reis spreekende, te belooven, hun, als ons iets meer volledigs daar van ter hand kwam, 't zelve te zullen mededeelen. Wy draalen niet, ons daar van te kwyten, en, in eenige agtereenvolgende Stukjes, het voornaamste van die Reis mede te deelen, gelyk wy voorheen, tot hun genoegen, de Reistochten van cook hun onder 't oog bragten. Schoon de meesten onzer Leezeren gewis, uit al het voorheen door ons opgeteekende, niet onkundig zyn van het ontwerp deezer Reize, zal het voor zommigen noodig, en voor allen niet ongevallig weezen, hier, met een kort woord, iets van den aanleg en aart deezes Reistochts aan te stippen. | |
[pagina 13]
| |
By het sluiten des jongstvoorgaanden Oorlogs, besloot het Fransche Hof een Tocht te laaten doen, om de Ontdekkingen, door den Capitein cook zo gelukkig aangevangen, voort te zetten en te volmaaken. La pêrouse werd tot Opperbevelhebber gekoozen. Die keus was, in alle opzigten, zeer regtmaatig; naardemaal mogelyk slegts weinige menschen, door voorbereidende Studien en kunde, beter geschikt waren, om, in eene onderneeming van dien aart, gelukkig te slaagen. - Twee Fregatten werden diensvolgens te Brest, in den Jaare 1785, uitgerust: de La Bousolle, onder het bevel van la pêrouse, en L' Astrolabe, onder bewind van langle, beiden Capiteins in Franschen dienst. Zy zeilden, in 't gemelde Jaar, uit Brest, en zetteden hunne Reis, met veelerlei lotwissel, voort. Geduurende de Reis zonden la pêrouse en diens Officieren, van tyd tot tyd, by voorkomende gelegenheden, Berigten van hunnen Tocht en wedervaaren aan het Ryksbestuur en aan hunne Vrienden. Beide de Schepen zyn ongelukkig, in den Jaare 1788, zo men veronderstelt, verongelukt: dan de byzonderheden van dit droevig lot zyn, tot heden, onbekendGa naar voetnoot(*). Uit de overgezondene bouwstoffe is de Reis, van welke wy het hoofdzaaklyke ten oogmerk hebben mede te deelen, zamengesteld, door eenen Schryver, die blykt voor deeze taak berekend te weezen. Ons Uittrekzel zal zich bepaalen tot de nieuwste en treffendste Beschryvingen van de Plaatzen, de Zeden en Gewoonten, door deeze zo ongelukkig in hunne onderneeming gestuite Reizigers bezogt. Wy volgen daar in de Schryvers van een Engelsch Maandwerk.’
De Schepen La Bousolle en L' Astrolabe zeilden uit Brest, op den eersten van Oogstmaand des Jaars 1785. Niets belangryks viel 'er voor, geduurende de vaart na Madeira, waar zy op den dertienden dier Maand het anker wierpen. Het zeilen van daar tot Teneriffe duurde | |
[pagina 14]
| |
slegts drie dagen. Zy ankerden daar op den negentienden, en steevenden van dit Eiland op den dertigsten, met een frisse koelte uit den Noord Noord Oosten. Den negen-en-twintigsten van Herfstmaand sneeden zy den Equator op achttien Graaden Wester lengte. Den achttienden van Wynmaand bevonden zy zich op de hoogte van het Eiland Trinidada. Op den zesden van Slachtmaand ankerden zy tusschen St. Catharina en het vaste land. - Het midden van het Eiland Alvaredo hadden zy ten Noord Oosten; de Vlaamsche Eilanden ten Zuid Oosten, en het Eiland Gal ten Noorden. Op deezen geheelen overtocht hadden zy geen een zieken aan boord. Het Eiland St. Catharina wordt in 't byzonder beschreeven. Hier werden de Scheeplingen met groote gastvryheid ontvangen. Zy vonden 'er de leevensmiddelen goedkoop en in grooten overvloed. De Heer pêrouse berigt ons, dat hy Kaap Horn met veel meer gemaks omzeilde, dan hy hadt durven hoopen, en werd hy hier door overtuigd, ‘dat deeze Omvaart gelyk staat met die op alle hooge breedten. De zwaarigheden, met welke wy dagten te zullen moeten worstelen, waren het gevolg van een oud vooroordeel, 't welk men, met den tyd, zal afleggen; terwyl het leezen van Admiraal anson's Reize niet weinig heeft toegebragt om het denkbeeld van dat gevaar by de Zeelieden leevendig te houden.’ Wy moeten ons ophouden by de belangryke beschryving van de Baay en Stad Conception, in het Land van Chili. - De Baay van Conception is een der gemaklykste havenen in de geheele wereld. Het water is effen, 'er gaat bykans geen stroom, schoon het getyde zes voeten en drie duimen ryst; het water is hoogst by volle en nieuwe maan, ten één uuren en vyf en veertig minuuten. De Baay is beschut tegen alle winden, behalven den Noorden-wind, welke in deeze streeken alleen geduurende den Winter waait, dat is van het einde van Bloeimaand tot Wynmaand, daar te lande ook het Regensaisoen. Het weêr is bestendig vogtig, zo lang deeze Mouson waait; want de naam van Mouson mag zeer eigenaartig gegeeven worden aan deeze standhoudende Winden, welke gevolgd worden door Zuide-winden, die 'er geduurende het overige van het jaar waaijen, en vergezeld gaan met het allerschoonste weêr. De eenige ankerplaats, welke beveiligd is voor den Noord oosten wind, | |
[pagina 15]
| |
die geduurende den Winter heerscht, is by het Dorp Talcaguana, op den Zuid-oost oever, heden ten dage de éénige Spaansche Vastigheid in de Baay, naa dat de oude Stad Conception, door eene Aardbeeving, in den Jaare 17-1, verdelgd is. Deeze Stad lag aan den mond van de Rivier St. Peter, ten Oosten van Talcaguana; de overblyfzels van die verwoeste Stad zyn nog te zien. Zy zullen den tand des tyds zo lang niet verduuren als die van Palmyra gedaan hebben. Alle de huizen waren gebouwd van klei of steen, in de zon gedroogd; de daken waren gedekt, even als die in verscheide der Zuidlyke gedeelten van Frankryk. Naa de verwoesting van die Stad, welke veeleer door de zee werd ingezwolgen, dan door de Aardbeeving over hoop geworpen, geraakten de Inwoonders verstrooid, en legerden zich op de nabygelegene hoogten. Het was niet voor in den Jaare 1763, dat zy eene nieuwe plaats uitkoozen, gelegen op een vierde myl afstands van Biobio, en drie mylen van de oude Stad Conception en het Dorp Talcaguana. Het Bisdom, de Hoofdkerk, en de Kloosters werden in de nieuwe Stad overgebragt. Deeze is van eene groote uitgestrektheid, dewyl de huizen alle slegts ééne verdieping hoog zyn, ten einde zy beter in staat mogen weezen om de Aardbeevingen, welke 'er jaarlyks voorvallen, door te staan. De nieuwe Stad bevat omtrent tien duizend Inwoonders. Zy is de Verblyfplaats des Bisschops, en van den Major-Generaal, het Opperhoofd des Krygsweezens. Dit Bisdom paalt aan dat van San Jago, de Hoofdstad van Chili, waar de Gouverneur-Generaal zyn verblyf houdt. Het wordt aan den oostkant omgeeven door de Cordilleras, en strekt zuidwaards zich uit tot de Straat van Magellan; doch de waare grensscheiding is de Rivier Biobio, op een vierde myl afstands van de Stad. Al het land ten zuiden van die Rivier behoort aan de Indiaanen, uitgenomen het Eiland Chiloe, en een kleine Landstreek rondsom Baldivia. Het is zeer oneigen, aan dit Volk den naam van Onderdaanen des Konings van Spanje te geeven, daar zy met deezen bykans in gestaagen oorlog zyn. De verrigtingen van den Spaanschen Bevelhebber mogen, overzulks, van het grootste aanbelang gerekend worden. Hy heeft bevel over de geregelde troepen en het overig krygsvolk; dit schenkt hem een groot gezag over alle de Burgers, die, in hunne burgerlyke | |
[pagina 16]
| |
belangen, bestuurd worden door eenen Corregidor. Hy is daarenboven, by uitsluiting, belast met de verdeediging des Lands, en verpligt beurtlings te vegten en te onderhandelen. Een nieuwe wyze van bestuur staat de oude te vervangen. Hetzelve zal een weinig verschillen van dat onzer Fransche Volkplantingen, dewyl het gezag zal verdeeld worden tusschen den Commandant en den Intendant. Dan hier staat aan te merken, dat 'er geen Oppergerigtshof in de Spaansche Volkplantingen plaats heeft. De zodanigen, die met 's Konings gezag bekleed zyn, zitten ook als Regters voor, in burgerlyke zaaken, met eenigen uit den Burgerstand, die tot Byzitters dienen. Het valt gereedlyk te bevroeden, dat, wanneer het Regt niet bediend wordt door Regters, gelyk in waardigheid, het gevoelen des Voorzitters altoos een overwigt moet hebben op de mindere Leden des Gerigtshofs. Het gevolg hier van is, dat de bediening des Regts aan een enkel Persoon staat, 't welk met eene groote ongelegenheid moet gepaard gaan, ten zy men dien man veronderstelle verheeven te zyn boven allen vooroordeel, vry van alle driftvervoering, en bedeeld met het allerverlichtst verstand. 'Er is in het Heeläl geen vrugtbaarder grond, dan die van dit gedeelte van Chili. Het Koorn draagt 'er zestigvoud; de Wynstok is 'er even mild in het voortbrengen van druiven; de vlakten zyn bedekt met ontelbaare kudden, die boven allen begrip vermenigvuldigen, schoon geheelenal aan zichzelven overgelaaten. Alles, wat de Inwoonders te doen hebben, bestaat in afschuttingen te maaken rondsom elks byzondere bezittingen, en de Ossen, Paarden, Muilezels en Schaapen in de afschuttingen te houden. De gewoone prys van een vetten Os is acht Dollars, die van een Schaap, drie vierde van een Dollar; doch 'er worden geen koopers gevonden. De Inwoonders zyn gewoon een groot getal Ossen te dooden, van welken zy de huiden en het vet alleen bewaaren en na Lima zenden. Eenig vleesch wordt ook op de Indiaansche wyze toebereid, ten dienste der kleine Kustbevaarders in de Zuidzee. Geene byzondere Landziekte heerscht in dit Gewest; dan ééne, welke ik niet durf noemen, is 'er zeer algemeen. De zodanigen, die gelukkig genoeg zyn om dezelve te ontgaan, leeven tot een hoogen ouderdom. In | |
[pagina 17]
| |
Conception vindt men veele Persoonen, die den kring van eene eeuw vervuld hebben. Ondanks zo veele voordeelen, is deeze Volkplanting zeer verre van die vorderingen te maaken, welke men zou mogen verwagten van eene ligging, zo gunstig tot het vermeerderen der volkrykheid; maar de invloed des Bestuurs werkt steeds die der gunstige Lands- en Lugtgesteltenis tegen: wederhoudende inrigtingen bestaan 'er van het eene einde van Chili tot het andere. Dit Koningryk, welks voortbrengzels, indien men 'er alles van trok wat mogelyk is, half Europa zouden kunnen voeden; welks Wol genoegzaam zou weezen voor de Manufactuuren van Frankryk en Engeland, en waar van het Vleesch, ingezouten, een schat zou opbrengen: - dit Koningryk, zeg ik, is geheel van Koophandel verstooken. Vier of vyf kleine Schepen komen jaarlyks van Lima, met Zuiker, Tabak, en eenige Manufactuuren, in Europa gemaakt, die de ongelukkige Inwoonders alleen uit de tweede of derde hand kunnen koopen, en naa dat 'er zeer zwaare Belastingen van betaald zyn, eerst te Cadix, dan te Lima, en eindelyk by derzelver inkomen in Chili. De Inwoonders kunnen alleen in verruiling geeven Koorn, welk zo goedkoop is, dat de Landbouwer geene aanmoediging vindt om zyn ledig liggend land te ontginnen; Talk, Huiden, en een weinig Planken; zo dat de balans des Handels altoos tegen Chili is; 't welk met zyn GoudGa naar voetnoot(*), zyne Zilver-mynen, en geringe artykelen van verruiling, niet in staat is te betaalen de Zuiker, de Paraguay Thee, de Tabak, het Laken en het Linnen, en andere benoodigdheden. Uit deeze korte opgave is het blykbaar, dat, indien Spanje niet van Stelzel verandere; indien vryheid van Koophandel niet worde ingevoerd; indien de Belastingen op Buitenlandsche Waaren niet verlaagd worden; indien, met één woord, het Staatsbestuur niet in het begrip wil komen, dat eene zeer geringe belasting by een talryk Volk meer opbrengt, dan zeer zwaare belastingen, welke het vertier belemmeren: zal het Koningryk van | |
[pagina 18]
| |
Chili nimmer die hoogte van voorspoed beklimmen, welke men uit deszelfs ligging zou mogen verwagten. Ongelukkig brengt dit Land eene kleine hoeveelheid Gouds voort; meest alle de Rivieren voeren Stofgoud mede. De Inwoonders, door de Rivierslyk te wasschen, kunnen, zegt men, een halven Dollar daags winnen. Maar, dewyl de leevensmiddelen in grooten overvloed voorhanden zyn, heeft de Inwoonder geene weezenlyke behoefte, welke hem tot arbeid aanprikkelt. Buiten gemeenschap met vreemdelingen leevende, en onkundig aan onze weelde en kunsten, kan hy niets verlangen met eene zo sterke begeerte, dat dezelve zyne traagheid overwinne. De grond ligt, derhalven, meest onbebouwd; de werkzaamsten onder de Inboorelingen de zodanigen zynde, die daags eenige uuren besteeden aan het wasschen van het Rivierzand, vinden zy zich ontheeven van eenig bedryf of handel te leeren. Het gevolg hier van is, dat de huizen, zelfs van de rykste Ingezetenen, schaarsch van huisraad voorzien zyn, en dat alle de Werklieden in Conception van elders komen. De Kleeding der Vrouwen bestaat uit een veelkleurig Jak, van de ouderwetsche met goud en zilver doorwerkte stoffe, in vroegeren tyde te Lyons gemaakt. Deeze Jakken, die alleen voor Feestdagen bewaard worden, agt men in de Familien als Diamanten; zy komen van Grootmoeder op Kleindogter. Die Kleederen, nogthans, bepaalen zich tot een klein getal van Vrouwen; de overige hebben naauwlyks genoeg om haare naaktheid te dekken. Luiheid, nog meer dan waan en bygeloof, heeft dit Koningryk met Nonnen en Monniken bevolkt; deeze laatsten genieten hier eene grooter vryheid, dan in eenig ander land ter wereld. Het ongeluk van niets te doen te hebben, mangel aan Familiebetrekkingen, de gelofte van den ongehuwden staat, zonder van de rest der wereld afgescheiden te zyn, en hun leeven in de gemaklyke kloostercellen, heeft hun de grootste snoodaarts van America gemaakt. Hunne onbeschaamdheid klimt tot eene ongelooflyke hoogte op. Ik heb zommigen deezer Monniken gezien, die tot middernagt op een Bal bleeven, afgescheiden van allen fatsoenlyk gezelschap, en verspreid onder de Dienstbooden. Deeze zelfde Monniken gaven aan onze jonge Scheepslieden een naauwkeuriger berigt, dan zy elders konden bekomen, ten aanziene van plaat- | |
[pagina 19]
| |
zen, welke de Priesters alleen moesten kennen om den ingang in dezelve te verbieden. Het gemeene Volk in Conception valt zeer diesagtig, en de Vrouwen zyn zeer ligt toeganglyk. Zy maaken een verbasterd en mongrelisch ras uit; maar de Inwoonders van den eersten rang, de echte Spanjaards, zyn beleefd en ten uitersten verpligtend. Het zou my aan gevoel van dankbaarheid moeten ontbreeken, indien ik hun niet aftekende met kleuren, voegende aan hun character; dit zal ik tragten te doen kennen, door een verhaal te geeven van onze eigene ontmoetingen. Naauwlyks lagen wy ten anker tegen over Talcaguana, of een Krygsman bragt my een Brief van den Heer quexada, voor een tyd, toen Bevelhebber; in deezen vermeldde hy, dat wy zouden ontvangen worden als Landgenooten. Hy voegde 'er zeer beleefd by, dat de bevelen, hem ten deezen opzigte gegeeven, volkomen zamenstemden met de gevoelens van zyn eigen hart, en die van alle Ingezetenen van Conception. Deeze Brief ging vergezeld van allerlei ververschingen, welke een ieder zich haastte aan boord te zenden. De voorraad was zo groot, dat wy denzelven niet wisten te gebruiken, of op eene voeglyke wyze te plaatzen. Verpligt, om, in de eerste plaats, agt te geeven op hetgeen noodig was tot herstelling van myn Schip, en het brengen van onze Starrekundige Werktuigen aan strand, kon ik niet onmiddelyk mynen dank by den Gouverneur gaan afleggen. Ik verlangde na gelegenheid om dit te doen; doch hy kwam my voor en aan boord, vergezeld van de voornaamste Officieren der Volkplanting. Den volgenden dag gaf ik een tegenbezoek, vergezeld door den Heer de langle, en verscheide Officieren en Geleerden. Wy werden voorgegaan door een bende Dragonders. De bevelvoerende Officier hadt de helft te Talcaguana geplaatst. Zints onze aankomst waren zy en hunne paarden tot onzen dienst. De Heer quexada en de Heer sabatero, Commandant der Artillery, benevens den Stads Major, kwamen ons, op eene myl afstands van Conception, te gemoete. Wy traden af ten huize van den Heer sabatero, waar een heerlyk middagmaal gereed stondt; 's avonds hadden wy 'er een luisterryk Bal, op 't welk de voornaamste Dames der Stad genoodigd waren. De kleeding deezer Dames verschilde zeer veel van die, | |
[pagina 20]
| |
aan welke onze oogen gewoon waren. Een gebloemde rok, zo kort dat het halve been bloot was, en verre beneden den middel vastgemaakt; koussen met roode, blaauwe en witte streepen; schoenen zo klein, dat de teenen 'er in gekreukt lagen, zo dat de voeten zich bykans rond vertoonden, maakten de kleeding uit der Chilische Dames. Zy draagen het hair zonder poeder, en verdeelen het van agteren in smalle vlegten, die op den rug afhangen. Het kleed aan 't bovenlyf is doorgaans van goud- of zilverstof, en bedekt met twee korte mantels, de eerste van muslin, en de tweede, daar boven, van wol van verschillende kleuren, blaauw, geel of rood. Met deeze wollen mantels bedekken zy het hoofd, als zy by koud weêr op straat gaan; doch binnens huis leggen zy dit opperkleed doorgaans op haare knieën. Zy hebben een spelletje met den muslinen mantel, bestaande in denzelven aartig te verschikken; in welk bedryf zy geen gering gedeelte van bevalligheid ten toon spreiden. Zy zyn over 't algemeen vrolyk, en zo inneemend beleefd, dat 'er geene Zeestad in Europa gevonden wordt, waar vreemde Zeelieden met zo veel beleefdheids ontvangen worden. Omtrent middennagt eindigde het Bal. De Huizen van den Commandant en van den Heer sabatero konden alle de Fransche Officiers en het verder medegenomen gezelschap niet huisvesten; de Inwoonders drongen ons, by hun den intrek te neemen: en zo werden wy voor dien nagt in verscheide deelen van de Stad geborgen. Vóór het middagmaal hadden wy een bezoek afgelegd by de voornaamste Burgers, en by den Bisschop, een man van gezond verstand en aangenaame zeden, uitsteekende in liefddaadigheid, waar in de Spaansche Bisschoppen dikwyls zeer voorbeeldlyk zyn. Hy is een Creol, in Peru gebooren; nooit was hy in Europa geweest, en zyne verheffing alleen aan zyne verdiensten verschuldigd. Hy sprak met ons over den spyt, dien de Major-Generaal higuins zou gevoelen, dat hy, geduurende ons verblyf aldaar, ter oorzaake van de Indiaanen, zich op de grenzen moest onthouden. Het gunstig berigt, 't welk wy wegens dien Officier ontvingen, en de hoogagting, welke ieder hem toedroeg, deedt my de omstandigheden beklaagen, die ons van zyn gezelschap beroofden. Men hadt een Boode tot hem afgevaardigd, en het antwoord, 't welk deeze medebragt, terwyl wy nog te Conception | |
[pagina 21]
| |
waren, kundigde ons zyn schielyk wederkeeren aan. Hy hadt juist op dien tyd eenen roemryken Vrede geslooten, die hoogst noodzaaklyk was voor zyn Volk, dewyl hunne afgelegene wooningen steeds bloot stonden aan de strooperyen van wilde Natien, die de Mannen en de Kinderen doodsloegen en de Vrouwen gevangen namen. De Indiaanen van Chili zyn niet langer die Americaanen, die met schrik vervuld worden voor de wapenen der Europeaanen. Het vermenigvuldigen der paarden, die thans verspreid zyn door het binnenste van de onmeetlyke woestynen van America, als mede dat der Ossen en Schaapen, heeft dit Volk veranderd in eene Natie van Arabieren, in alle opzigten gelyk aan de bewoonders der wildernissen van Arabie. Steeds te paard zittende, rekenen zy een weg van tweehonderd mylen voor een kort tochtjen. Zy trekken voort en om met hunne kudde, eeten van derzelver vleesch en melk, en vergasten zich zomtyds op 't bloedGa naar voetnoot(*); met de dierenhuiden kleeden zy zich, en maaken 'er helmetten en schilden van. Hier uit is openbaar, dat de invoer van tweeërlei slag van Huisdieren een beslissenden invloed gehad hebbe op de Zeden van alle de Stammen, die het Land van St. Jago tot de Straat van Magellan bewoonen. Alle hunne oude gewoonten hebben zy afgelegd; zy voeden zich niet met dezelfde vrugten, en draagen niet langer dezelfde kleederen, maar hebben eene treffender gelykvormigheid gekreegen met de Tartaaren, of met de Inwoonderen der oevers van de Roode Zee, dan met hunne Voorouders, die vóór tweehonderd jaaren leefden. Het valt gereedlyk te begrypen, hoe ontzaglyk zodanig een Volk moet weezen voor de Spanjaarden. Hoe is het mogelyk, hun te volgen op zo lange tochten? Hoe is het mogelyk, Volksverzamelingen voor te komen, die op een enkel punt Natien zamenbrengen, over vierhonderd mylen lands verstrooid, en die dus een leger van dertigduizend man vormen? Den Heere higuins is het gelukt, de genegenheid van deeze Wilden te winnen, en hy heeft dus een grooten dienst gedaan aan de Spanjaarden, die hem hebben aangenomen: want hy is van geboorte een Ier, en behoort tot | |
[pagina 22]
| |
die Familien, die vervolgd zyn uit hoofde hunner Godsdienstbelydenisse en oude verknogtheid aan den Huize van stuart. Ik kan myzelven het vermaak niet ontzeggen, om deezen waardigen Officier bekend te maaken, wiens zeden zo zeer in den smaak van elk Land vallen. Even als de Indiaanen voelde ik eene genegenheid voor hem, naa het eerste uur onzes onderhouds. - Zyne wederkomst in Conception volgde welhaast op zynen Brieve; en ik had 'er naauwlyks de weete van gekreegen, of hy bevond zich te Talcaguana. In deezer voege werd ik weder in het afleggen van myn bezoek voorgekomen. Maar een Major-Generaal der Ruitery is vaardiger te paard, dan een Fransch Zeeofficier; en de Heer higuins, aan wien het Land de verdeediging verschuldigd is, bezit eene maate van vlugheid, die niet ligt geëvenaard wordt. Zyne beleefdheid ging die van den Heer quexada, zo het mogelyk ware, te boven. 'Er heerschte opregtheid in zyn voorkomen; en zyne genegenheid voor alle de Franschen was zo groot, dat geene woorden toereiken om het gevoel onzer dankerkentenisse uit te drukken. Naardemaal wy ons onder verpligting vonden aan alle de Inwoonderen, beslooten wy een algemeen onthaal te geeven aan deeze Stedelingen, vóór ons vertrek, en alle de Dames van Conception daar toe te noodigen. Aan den zeekant deed ik een zeer groote tent opslaan, en wy gaven een middagmaal aan honderd en vyftig persoonen van beide de Sexen, die de beleefdheid hadden om tot het bywoonen van hetzelve een zo langen weg af te leggen. Het middagmaal werd gevolgd van een dans, het afsteeken van eenige vuurwerken, en het laaten opgaan van een papieren lugtbol, groot genoeg om eene aangenaame vertooning op te leveren. Op den volgenden dag diende dezelfde tent ons om een grooten maaltyd te geeven aan het Scheepsvolk van beide de Fregatten. Allen aten wy aan dezelfde tafel. De Heer de langle en ik zaten aan het boveneinde, en de Officieren, tot den gemeensten Matroos toe, zaten volgens den rang, dien zy aan boord hadden. Onze schotels waren houten bakken. De vrolykheid was geschilderd op 't gelaad van alle de Scheeplingen, die 'er beter uitzagen, en duizendmaal gelukkiger waren, dan op den dag van ons uitzeilen uit Brest. | |
[pagina 23]
| |
De Major-Generaal, op zyne beurt, een onthaal willende geeven, gingen alle Officiers, behalven die de wagt hadden, met ons na Conception. De Heer higuins kwam ons te gemoete, en geleidde ons ten zynen huize, waar een tafel voor honderd Persoonen gedekt stondt; alle Officiers en Mannen van aanzien, als mede verscheide Dames, waren 'er genoodigd. Onder andere vermaaklykheden, tusschen de tafelgeregten, hoorden wy een Franciscaaner Monnik, bedeeld met de gave om verzen voor de vuist op te zeggen; hy deedt dit in 't Spaansch, om den lof te verheffen van de eensgezindheid, welke tusschen de beide Natien heerschte. 's Avonds was 'er een Bal, waar op alle de Dames verscheenen, in 't beste gewaad uitgedoscht; de Officieren dansten, gemaskerd, een aartig Ballet. Het zou niet doenlyk weezen, een vermaaklyker Fête in eenig deel der wereld aan te rigten. Het werd gegeeven door een Man, hier te lande aangebeden, aan Vreemdelingen, behoorende tot eene Natie, die in geheel Europa voor da galantste bekend staat. Maar deeze vermaaken en dit uitsteekend onthaal deeden my myne groote hoofdzaak geen oogenblik uit de gedagten gaan. Op den dag van onze aankomst had ik te verstaan gegeeven, dat wy den eersten van Lentemaand weder zouden onder zeil gaan, en dat, indien onze Schepen, vóór dien tyd, gekalfaaterd, en ons water en voorraad aan boord gebragt waren, elk der Scheeplingen vryheid zou hebben om zich aan land te gaan verlustigen. Niets kon meer dienen om spoed te maaken dan deeze belofte, voor welker volbrenging ik zo zeer vreesde als de Matroozen 'er na verlangden, naardemaal de Wyn zeer overvloedig is in Chili, en elk huis te Talcaguana een herberg is, en de Vrouwen van den laageren rang bykans zo verpligtend zyn als die op Otaheite. Geene ongeregeldheden egter greepen 'er plaats, en de Scheeps-Heelmeester meldde in zyn verslag geen woord van kwaade gevolgen, uit de verleende vryheid voortgesprooten.
(Het Vervolg hier naa.) |
|