noemd te worden, als geheele verlochenaars van het geloof aan Christus, aanmerkt, en hen, onder de bende van Vrydenkers en Heidenen, rangschikt. Dan, niettegenstaande dit alles, is egter de dwaaling van deze mannen zeer gewigtig, en houdt zeer veel in zich. Immers, vooreerst, hy, die de Godheid van Christus niet erkent, daar hy toch derzelver leer, uit den Bybel, kon en moest kennen, deze betwist, den persoon van zynen Middelaar, die hoogste volmaaktheid, welke de Bybel aan denzelven toekent. Ten tweede, hy, die de Godheid van Christus niet toestemt, daar hy deze, uit den Bybel, leeren kon, die erkent God ook geenszins zoo, zoo als hy, als een geloovige des Nieuwen Testaments, dezen erkennen moet. Juist dit is een der voornaamste voorrechten, welke wy, als Christenen, boven andere menschen, genieten, dat God zich veel duidelyker aan ons, dan aan anderen, door Christus, heeft bekend gemaakt. De Natuur, aan zich zelve overgelaaten, leeraart slegts één Perzoon in de Godheid, of vervalt
(het gene de geschiedenis van alle tyden bevestigt) tot het Veelgodendom. Het gene geen oog, zonder bovennatuurlyke hulpe, gezien heeft, het gene, zonder openbaaring, in geenes menschen hart, zou zyn opgekoomen, dat heeft God ons, door zynen Geest, geleeraard; dat in Hem meer Perzoonen zyn, dan één, aan welken wy ons geluk te danken hebben, - dat elk der Godlyke Perzoonen het zyne, tot ons heil, heeft bygebragt, - dat de Vader zynen Zoon, ten Verlosser, voor ons, bestemd heeft, - dat de Zoon ons, met groote liefde, uit het verderf tragt te verlossen, - dat de Heilige Geest zich, op eene uitneemende wyze, aan onze harten werkzaam betoont. Niemand wist, wat in God was, dan God zelf; ons heeft God dit nader geopenbaard. Zou men niet wel, reeds daar uit, dat God de tyden van het Nieuwe Testament, met eene naauwkeurigere kennis van zyne Natuur, begunstigd heeft, met recht mogen opmaaken, dat deze kennis noodig, en hoogst nuttig zyn moet? Ten derde, men kan, zonder deze kennis van het Wezen der Godheid, tot geen naauwkeurig inzien, in het groote werk der Verlossing van zondaaren, geraaken. Ten vierde, deze leer moet daarom ook oneindig meer kracht hebben, dan eenige andere leer, om het hart te reinigen, en den wandel te regelen. Ten vyfde, zonder deze kennis, wordt of Christus niet zoo verëerd, als de Vader wil, dat wy Hem