Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1799
(1799)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijJaarboeken der Bataafsche Republiek. VIII-XIII Deel. Te Amsterdam, by Wessing en van der Hey, 1798. In gr. 8vo.Op zyn tyd hebben wy den Aanvang, en de Voortzetting, deezes Werks vermeldGa naar voetnoot(*). Billyk dat wy ook de Voltooijing onzen Leezeren berigten. Met het VIII Deel neemt het Tydvak eenen aanvang, waar in de Verzamelaar zich voorstelde de Stukken te leveren, uitgevaardigd geduurende het daarzyn der Nationaale Conventie, tot op het in werking brengen der Constitutie. Wel mogten wy schryven, dit voorneemen bekend maakende: ‘Hoe veel voorraads! welk een arbeid voor den Verzamelaar!’ Want, schoon die tyd niet lang zy, was dezelve zo vol Staatsvoorvallen en Gebeurtenissen tot Staatsstukken stoffe verschaffende, dat wy 'er nog zes Deelen mede vervuld en het geheele Werk tot XIII Deelen gebragt zien. ‘Hier mede,’ gelyk de Verzamelaar berigt, ‘eindigen deeze Jaarboeken der Bataafsche Republiek, daar wy, naa een ruim | |
[pagina 185]
| |
driejaarig Intermediair Bestuur, waar in wy den trapswyzen overgang van het Oude tot het Nieuwe Staatstelzel hebben kunnen waarneemen, eindelyk een vaste Staatsregeling voor de geheele Bataafsche Republiek zien ingevoerd.’ Deeze Jaarboeken, begonnen met de Revolutie in January 1795, eindigen met de eerste Zitting van het Constitutioneel Vertegenwoordigend Lichaam des Bataafschen Volks op den 31 July 1798, ingevolge de aangenomene Staatsregeling. Gelyk in het VII Deel deezes Werks, treffen wy, behalven de Plaatslyke en Collegiaale Registers, achter ieder Deel, een Algemeen zaaklyk Register op de zes laatste Deelen van dit Werk, ten slotte, in het XIII Deel, aan. ‘Het oogmerk,’ zegt de Verzamelaar, ‘dat wy ons by het begin der Uitgave deezes Werks voorstelden, is bereikt.’ En voegt hy 'er nevens, 't geen wy onderschryven. ‘Deeze Jaarboeken zullen voor Tydgenooten en Naakomelingen een duurzaam Gedenkteken blyven van het gebeurde, zedert de herkryging onzer Vryheid, tot de invoering onzer nieuwe Staatsregeling, by welker behoud wy wenschen een duurzaam genot te zullen smaaken van die Burgerlyke en Staatkundige Vryheid, welke alleen het geluk des Bataafschen Volks daarstellen kan.’ |
|