Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1796
(1796)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 353]
| |
Algemeene Vaderlandsche Letter-oefeningen.Christelyke Gezangen voor de Openbaare Godsdienstoefeningen. Te Amsteldam, by J.C. Sepp en Zoon, C. de Vries en C. Sepp Jansz., 1796. In gr. 8vo. 398 bl.Het godsdienstig zingen is, gewisselyk, een der weezenlyke deelen der Openbaare Godsdienstoefeninge. In naavolging der aloude Israëlieten stonden de vroegste Christenen in dit begrip. Door alle Eeuwen heeft die verrigting, by de openlyke Vereering van het allerhoogste Weezen, stand gegrepen. De Protestantsche Christenen, hoe zeer zy ook, en misschien te veel, uit den staatelyken Eerdienst de Uitwendigheden hebben verbannen, hebben, nogthans, dit gebruik behouden. Intusschen, de Christenen, voor het meerendeel, zich bedienende van de Gezangen, op davids naam bekend, wanneer zy het Gezang tot waare stigtinge wilden doen dienen, leeden dikmaals gebrek aan gepaste Liederen, vooral wanneer zy de ziel tot voegzaame aandoeningen wilden opwinden, berekend naar de gewigtige voorvallen hunner gezegende Openbaaringe, en naar de oogstanden, in welke zy zich dienvolgens moesten plaatzen. Al voorlang hadden de Lutherschen dit mangel, eenigermaate, aangevuld. De Gereformeerden, hier te Lande, schynen op dit stuk nimmer met ernst te zyn bedagt geweest. Vóór drie of vier jaaren voorzag de Doopsgezinde Gemeente te Amsterdam, vergaderende by het Lam en den Toren, in dit gebrek, door het invoeren van eenen bondel van achtenzestig Gezangen. Thans treedt de Doopsgezinde Gemeente in die zelfde Stad, vergaderende in de Kerk de Zon, in dit loflyk voetspoor. Want, hoewel de Titel des geene aankondiging doet, het blykt uit het Voorbericht, dat de thans afgegeevene Verzameling oorspronklyk en opzettelyk ten haaren behoeve wierdt vervaardigd. Zy bestaat uit een aantal van honderd vyfenzestig Gezangen, in drie klassen verdeeld; | |
[pagina 354]
| |
zynde die der eerste klasse bestemd voor bepaalde, - die der tweede voor onbepaalde - en de derde voor algemeene tyden en gelegenheden. Behalven vyftien, reeds te vooren in de genoemde Gemeente gebruiklyke, Gezangen, zyn alle de overige nieuwe Opstellen van een aantal Dichters en Dichteressen, van welke wy alleen genoemd vinden wylen den verdienstelyken Sekretaris der Maatschappye tot Nut van 't Algemeen, Dr. martinus nieuwenhuizen; die, egter, door zyn vroegtydig afsterven, de van hem verwagte hulp tot deezen uitgebreiden arbeid niet heeft kunnen toebrengen. Om ook tot een nuttig Huisboek te kunnen dienen, heeft men den bondel afzonderlyk afgegeeven zonder Zangwyzen; welke, volgens het Voorbericht, bestaan, ‘deels uit de bestklinkende en aangenaamste onzer gewoone Psalmwyzen; deels uit de zodanigen genomen uit de Psalmen en Gezangen der Lutherschen; deels verder uit eenige van hier en elders overgenomen, en, eindelyk, uit eenige daartoe, nieuwlings, te samengesteld.’ Voor 't overige wordt ons verzekerd, dat de inhoud deezer Gezangen zodanig is ingericht, ‘dat zy door elk Christen, hoe ook zyne denkwyze moge zyn, met stichting zullen kunnen gezongen worden. Men heeft althans, (vervolgt het Voorbericht) zo veel doenlyk ware, alles, wat byzonder kerklyk leerstelsel kan geheeten worden, daar in vermyd. Geene Godgeleerde verschilstukken zyn in dit boek bezongen. Opzetlyk heeft men zo veele algemeenheid, als doenlyk ware, in acht genomen, om dus de mogelykheid dáár te stellen, dat door verschillende Christelyke Gemeenten van dit Gezangboek gebruik zou kunnen worden gemaakt. Men heeft ook (voegt men 'er nevens) daarom den titul zo algemeen gesteld.’ Om de natuur en bedoeling deezes Gezangboeks te doen kennen, hebben wy van 't een en ander wel een weinig uitvoeriger willen verslag doen. Ook kunnen wy niet anders verklaaren, of wy hebben, by het doorleezen, de aankondiging van het Voorbericht allerwegen zien vervuld worden. Het beloop en de inhoud der Gezangen is, over 't geheel genomen, deftig, stigtelyk en ernstig. De hoofdbedoeling, om ons gemoed tot erkentelyke dankbaarheid aan Gode, voor zyne liefde, in de Werken der Scheppinge, en vooral ook in het Werk der Verlossinge door christus, ten toon gespreid, op te leiden, en eenen daar mede overeenstemmenden leevenswandel te bemoe- | |
[pagina 355]
| |
digen, wordt doorgaans in het oog gehouden. Hoewel, in een zo dikken bondel, alles niet evenveel schoonheids bezit, 't welk in eene zo groote verscheidenheid van onderwerpen bezwaarlyk kan verwagt worden, hebben wy, nogthans, veele fraaie poëtische gedagten aangetroffen, en de versifikatie, over 't geheel genomen, vloeiende gevonden. Dus de Kerkenraad der Zonsche Gemeente mag gezegd worden, dank verdiend te hebben by allen, die, in een uur van stille afzonderinge, heilzaam voedzel zoeken tot blymoedige Godsvereeringe, en het nut van den Openbaaren Eerdienst wenschen te bevorderen, door gepaste aanleidingen, om het getroffen gemoed in boetvaardige of blymoedige klanken zich tot zynen ongezienen Oorsprong te doen verheffen. In eene zo groote verscheidenheid, valt het doen van eene keuze ter proeve bezwaarlyk. Wy bepaalen ons daar toe by het Gezang, getiteld: | |
Het heil van den Godsdienst.
| |
[pagina 356]
| |
4.
Uw dienst schenkt leven aan den geest,
Uw dienst kweekt altyd vreugd,
Het oog, waarin men kommer leest,
Het hart, dat moedloos, angstig vreest,
Wordt door uw' dienst verheugd.
5.
Als ons de wrange tegenspoed,
Op haare doorne-paên,
Beklemde zuchten slaaken doet,
Herstelt uw dienst op nieuw den moed;
En voert uw' troost ons aan.
6.
Ja, zelfs in 't midden van de smart,
Stemt hy het vrolykst lied.
Terwyl in 't fel bestreden hart,
Ofschoon door ramp op ramp benard,
Een bron van blydschap vliet.Ga naar voetnoot(*).
7.
Hy wyst ons, op den weg van druk,
Uw' ZoonGa naar voetnoot(†) ten voorbeeld aan,
Om, streevend naar het hoogst geluk,
Opdat geen wanhoop 't ons ontrukk',
Hem yvrig na te gaan.
8.
Hy leidt ons, met een' zachte hand,
Op 't effen deugden-spoor,
Naar 't eeuwig, hemelsch, Vaderland;
Daar wagt ons 't onwaardeerbaarst pand,
By 't juichend Englen-Koor.
9.
Daar zullen w', als deeze aard' verzinkt,
UGa naar voetnoot(‡) eeuwig hulde biên.
En daar, waar 't lied der Englen klinkt,
Uw' liefde en grootheid heerlyk blinkt,
Daar zal ons oog U zien.’
| |
[pagina 357]
| |
Het Gezang, getiteld: Menschlievendheid, diene ter verdere proeve. 1.
‘Hy, die in 's naasten rampen deelt;
Hun smart verligt; hun wonden heelt;
De traanen droogt, die de armoê schreit,
Is 't beeld van de Oppermajesteit.
2.
Hy stilt het angstig kloppend hart;
Verzacht der droeve weeuwen smart;
De wees zinkt op zyn' boezem neêr,
En vindt in hem een' Vader weêr.
3.
Hy is, door Godsdienst en door deugd,
Der aarde- en hemellingen vreugd;
Hy draagt, met roem, de beeldenis
Van Jesus, die zyn Leeraar is.
4.
Die Leeraar gaf ons dit bevel:
“Doet aan uw arme broedren wel;
'k Zal u vergelden voor al 't goed,
Dat gy elendelingen doet.”’
5.
‘Gy zyt het, ô Menschlievendheid!
Die licht op donkre paden spreidt;
Die de aarde met geluk bedeelt,
En in woestynen roozen toelt.
6.
De droefheid lacht, waar gy verschynt.
Ge ontboeit het hart dat zorgend kwynt.
Dan heft de moed weêr 't hoofd omhoog,
En dankbre vreugd blinkt in zyn oog.
7.
Geen Kerk-genootschap bindt uw hand.
Dáár, waar uw heilig outer brandt,
Daar kent men geen geloofsverschil;
Daar zwygen twist en tweedragt stil.
8.
Uw broeder ziet ge in ieder mensch,
Hy lyde slechts, gy hoort zyn wensch;
Uw hart gevoelt terstond zyn nood,
En teedre zorg wyst hem uw' schoot.
| |
[pagina 358]
| |
9.
Welzalig hy, die u bemint,
En in het weldoen blydschap vindt!
Hy is de lieveling van God,
En smaakt reeds hier het zaligst lot.
10.
Hem vlecht de Seraf voor Gods troon
Een' onverwelkbren eerekroon,
Die, als de dood hem de aarde ontrukt,
Gods Zoon hem op den schedel drukt.
11.
Hy, die in 's naasten rampen deelt;
Hunn' druk verligt, hunn' wonden heelt;
De traanen droogt, die de armoe schreit,
Is 't beeld van de Oppermajesteit.
|
|