Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1792
(1792)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 577]
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.Onderzoek, waarom 's waerelds Heiland in zulke geringe en armoedige omstandigheden op deze aarde verscheen.Gelyk het oneindig verstand zich altoos de beste en nuttigste oogmerken en bedoelingen vertegenwoordigt, zo weet het ook altoos de beste middelen ter bereiking van die oogmerken uit te kiezen, en in 't werk te stellen. - Dit is wysheid! - en met dit te willen lochenen, zouden wy de Godheid de grootste oneer aandoen. - Dit moest dus ook plaats hebben, met betrekking tot de komst van 's Waerelds Heiland. De oogmerken van de zending van Gods Zoon strekken zich, wel is waar, algemeen uit tot het gansche menschdom; maar, aan den anderen kant, verscheen de Zaligmaker slechts aan een klein gedeelte van dat menschdom; hy verscheen onder de Joodsche Natie: Hy kwam tot de zyne, op welke hy eene byzondere betrekking, en zy weerkeerig op hem, hadden. - Wanneer wy dus de redenen, waarom God zynen Zoon in zulk een geringen staat in de waereld zond, willen opzoeken, kunnen wy niet beter doen, dan het oog te vestigen op de byzondere betrekking, waarin Jezus stond tot zyne tydgenooten. - 't Moet toch in den eersten opslag bevreemden, dat de groote Zoon van God in zulk een geringen toestand op de waereld kwam. Zelfs de heerlyke Schets die 'er in de aloude Godspraaken van die doorluchtige persoonaadje word gegeven, en de verwachtingen die 'er ten zynen aanzien by het Joodsche Volk plaats hadden, schynen het veeleer waarschynlyk te maaken, dat 's Waerelds Heiland in een' verheven stand moest te voorschyn komen. 'Er moeten voor het tegenovergestelde zeer gewigtige redenen geweest zyn, en het lust ons, by het naderend Kersfeest, deze eens, zo veel wy kunnen, gade te slaan. De toestand van de Joodsche Natie, de algemeene verwachtingen derzelve, en de aardschgezinde denkbeelden, | |
[pagina 578]
| |
die onder dit Volk, aangaande het Messiaansche Ryk plaats grepen, geven ons de eerste rede aan de hand: het geschiedde, om reeds van het eerste begin af het denkbeeld van een aardsch Vorst, en zichtbaar Koningryk op aarde, met kracht tegen te gaan. - In de gewyde Orakelrol was de Messias op 't luisterrykst aangekondigd, als het grootste heil der Natie. De beschryvingen, aangaande dien persoon, moesten, zouden ze door het oude Israël bevat en verstaan kunnen worden, volledig in dien zinnelyken smaak vervat zyn, die toenmaals de heerschende was. De Grootheid en Luister, die aan dien Vorst toegekend wierd, moest afgemaald worden met trekken, ontleend van aardsche Grootheid. Van daar zulke zinnelyke beschryvingen, aangaande den Messias in de gewyde bladerenGa naar voetnoot(*), en deze gaven weder gelegenheid aan den aardschgezinden Jood, om de heerlykheid van zynen Messias alleen in eene Grootheid van deze waereld te stellen. Zyn Vorst moest, volgens zyn denkbeeld, met al dien Luister verschynen, waarmede zy, die op aarde heerschappy voeren, zich doorgaans vertoonen: zyne heerlykheid moest dus in uiterlyke praal en pracht, zyne macht in overwinningen over Israëls vyanden, zyn roem in het verbreeken van Israëls kluisters, en zyne grootheid in een algemeen gebied over alle de Heidenen vinden: zyn troon moest hier op aarde gevestigd, zyne heerschappy alomme uitgebreid, Jerusalem de Zetel van het bewind, zyn; alle de Natien moesten aldaar voor hem knielen. - Zie daar het denkbeeld van den aardschgezinden Jood! Wy vinden hiervan overvloedige bewyzen in de bladeren des N.V., en ik behoeve ter staving hiervan my slechts te beroepen op de heerschende zinnelyke denkbeelden van Jezus onmiddelyke volgelingen. Zy, die zo lang door hem onderrecht waren, aangaande de dingen van zyn Koningryk, durfden nog begeeren, om de een ter rechter en de ander ter slinker zyde van zynen troon te mogen zitten, en naa | |
[pagina 579]
| |
zyne Opstanding waren zy zelfs nog van denkbeeld, dat Jezus nu eindelyk dat aardsche Koningryk van Israël zou oprechten. Zo diep waren deze denkbeelden ingeworteld. Zo iets de wezenlyke gelukzaligheid van Israël in den weg stond, en dit volk onvatbaar maakte voor de Zegeningen van Messias Koningryk, dan was het voorzeker deze zinnelykheid en aardschgezindheid. Zy baande niet alleen den weg tot eene volstrekte Ongodsdienstigheid, maar maakte hen geheel ongeschikt voor geestlyke Zegeningen, wier belang zy niet wisten te waardeeren, en waarna zy dus onmogelyk begeerig konden zyn. - Dit op te ruimen, was een oogmerk der Liefde van den Opperheer overwaardig: zyne Wysheid gaf 'er hem het geschiktste middel toe aan de hand. - 's Waerelds Heiland wierd in eene geheel tegenovergestelde gedaante, dan hy verwacht was., in de waereld ingevoerd. - Het minste zweemsel van aardsche Grootheid en zinnelyken Luister zou min of meer voedzel gegeven hebben aan de zinnelyke denkbeelden van den aardschgezinden Jood, waar door hy dus in zyne aardsche verwachtingen versterkt en bevestigd was. De pracht van een' aardsch Vorst, en de stoet van dienaaren, die den Aanzienlyken volgt en omringt, gevoegd by het denkbeeld van den Verlosser Israëls, die de boejen van Romeinsche Opperheerschappy verbreken zou, en, omgekeerd, eene algemeene heerschappy over alle de Natien zou oprichten, kon onmogelyk iets anders ten gevolge gehad hebben, dan dat de Joodsche Natie, die het harde juk gevoelde, naar vryheid reikhalsde, en zeer geneigd was tot oproer, terstond aan het muiten geslagen, en zich tegen de Romeinsche Opperheerschappy aangekant zou hebben. - Hoe strydig zou dit geweest zyn met de oogmerken van Jezus komst? - Welk een nadeeligen invloed zou dit gehad hebben op zyn persoon, op zyn werk en verrichtingen? - Hoe groot zou de tegenstand geweest zyn, dien het Euangelie zou hebben moeten lyden van de beheerschers der Waereld? - Het Euangelie wierd naderhand eenigen tyd gedoogd, om dat het geen invloed had op de algemeene belangen van den Staat, en de burgerlyke Regeering niet aanrandde. - Zou dit ook zo geweest zyn, indien de Joodsche Natie Jezus als een aardsch Vorst beschouwd, en op dien grond tegen de Romeinen gerebelleerd, had? als ware dit ten eenemaal strydig met de oogmerken van den Zaligmaker. - Laa- | |
[pagina 580]
| |
ten de pogingen der Jooden voor myne gezegden pleiten. Geduurig zoeken zy de handelwys van Jezus en zyne Apostelen te doen voorkomen, als rechtstreeks geschikt, en bedoelende om eene heerschappy ten nadeele der Romeinen te vestigen: zy bedienen zich daartoe van hunne aardschgezinde denkbeelden aangaande den Messias. - Daar en boven, hoe zou langs dezen weg de zegen Abrahams algemeen worden? Hoe zouden alle geslachten der aarde in en door den Messias gezegend worden? Ja hoe zou de Jood zelve vrucht trekken van eenen Messias; daar hy omtrent het groote oogmerk zyner komst dwaalde? Maar, vraagt men misschien, hoe kon Israël by zodanige zinnelyke denkbeelden weeten, dat deze Jezus de Messias zyn zou, daar Hy in eene geringe gedaante te voorschyn kwam? Moesten hunne verwachtingen niet overeenkomen met de aloude beschryvingen? - Zo lang dus Israël geen Messias ontdekte met dien glans en luister bekleed, waarmede hy in de aloude bladeren voorspeld was, zo lang konden zy hem niet voor dien lang beloofden aanmerken; zo lang waren zy niet te beschuldigen van wegen hun Ongeloof, en zo lang kon de overhelling tot zinnelykheid langs dien weg, en door dat middel, niet verbroken worden. Laat ik deze tegenbedenking kortelyk uit den weg zoeken te ruimen. - Was het reeds noodzakelyk, dat dat kindeken in doeken gewonden en liggende in de Kribbe, door het geheele volk, als Messias erkend wierd? - Dit was alleen het voorrecht van eenige eenvouwige Herders, die een harte hadden om zich te verheugen in het heil des Heeren, en zich aan de geringheid van 's Waerelds Koning niet ergerden. Zo ook een Simeon, eene Anna, waren voor deze overtuiging vatbaar, om dat zy de vertroostingen Israëls verwachteden, en met verlangen daar na uitzagen. Het overige gedeelte der Natie was geheel onverschillig omtrent den MessiasGa naar voetnoot(*). Hierom moest Jezus zich eenigen tyd schuil houden in het gering en verachte Nazareth, tot dat hy eindelyk, dertig jaaren oud zynde, in het openbaar te voorschyn kwam... hoe? als de verwachte Messias? - Neen, ook toen nog flechts als de Leeraar der menschen, die echter van eene on- | |
[pagina 581]
| |
middelyk Godlyke volmacht voorzien was, wien zyne groote Wonderwerken tot duchtige geloofsbrieven verstrekten; maar die, voor het overige, in een toestand en op eene manier leefde, waarby hem niemand voor den verwachten Messias kon erkennen, ten zy dan dat hy afstand deed van zyne zinnelyke en aardschgezinde Grondbeginzelen. 't Was toen nog Jezus van Nazareth, (zo men meende) eenes timmermans Zoon, een man, die zelfs geen steen had, waarop hy zyn hoofd kon nederleggen; die, vergezeld door twaalf eenvouwige jongeren, van zeer geringe afkomst, meestal Visschers, het land door ging, om te leeren, te verbeteren, en wel te doen, ja zelfs met Tollenaaren en Zondaaren verkeerde; die onbeschroomd de waarheid voorstond, en daardoor zich zelven zeer veele vyanden op den hals haalde; en die, eindelyk, eerst aan zyne discipelen, en vervolgens meer openlyk, verklaarde te zyn - de Christus, de Zoon van God! - Wie kon dit gelooven, dan die afstand deed van zyne zinnelykheid? - De waarheid wierd echter door hem zo voorgesteld en bekrachtigd, dat, wie aandachtig op het leven, op de daaden, op de lessen, van dien grooten en merkwaardigen persoon, acht gaf, die moest, vooreerst, tot die belydenis komen, wy weeten dat Gy zyt een Leeraar van God gezonden: en geloofde hy dit, dan moesten hem alle aanmatigingen van Jezus geloofwaardig zyn - dus ook die navolgende aanmatiging - ik ben de Christus. Het wezenlyk groote en verhevene in den Verlosser deed hem het geringe en armoedige, 't welk by hem plaats greep, hoe strydig het ook met zyne denkbeelden van Messias was, over het hoofd zien. Dit was het geval met de Discipelen van Jezus, wanneer zy die welmeenende belydenis doen: - Heere tot wien zullen wy gaan, by U zyn de woorden des eeuwigen Levens - wy hebben bekend en geloofd, dat Gy zyt de Christus, de Zoon des levendigen Gods. Joh. VI: 68, 69. Matth. XVI: 16. Ondertusschen, ook deze houden in veelen opzichte ook vast aan hunne vooroordeelen: zy, de Apostelen van Jezus, waren tot de erkentenis van, en het gelove aan, den Messias gekomen; en, met dat al, de aardschgezindheid, de zinnelykheid, blyft. Blykt dan hier uit niet ten vollen, dat de geringe geboorte van Jezus niet in staat was om deze zinnelykheid te verdryven, dat dit middel dus niet | |
[pagina 582]
| |
krachtig genoeg was? - - Deze zwarigheid schynt in den eersten opslag van veel gewigt te zyn. Dan men neeme in aanmerking, dat ik niet beweer, dat Jezus geringe geboorte volstrekt de denkbeelden van een aardsch Koningryk geheel en al moest uitroejen, maar alleen, dat zy dat denkbeeld van het begin af aan moest te keer gaan. Die verwachting van een aardsch Koningryk wierd eerst geheel afgesneden door de Leer en door de Lotgevallen, vooral door den Dood, de Opstanding en de Hemelvaart, van Jezus: maar, naa den afloop van dit alles, zouden deze, te zamengenomen, ook krachtig genoeg zyn ter bereiking van dit groot en verheven doeleinde, by elk die geloofde. Wanneer men dan ontdekte, dat de Messias van 't begin af als de onwaardigste en verachtste onder de Menschen, en als een die noch gedaante noch heerlykheid had, zo dat men hem zoude begeerd hebben, in de oogen der menschen geweest was, en dat deze geringheid van zyn aardsche leven met hemelsche Grootheid was verwisseld, dan zou hier door het besluit ras worden opgemaakt, Hy is een Koning, maar zyn Koningryk is niet van deze Waereld; daar, omgekeerd, indien hy met aardsche Grootheid verschenen was, de aardschgezinde Jood hierin voedzel voor zyne zinnelykheid zou gevonden, en de belydenis van Jezus, ik ben de Messias, voor hem de oproerkreet tegen de Romeinsche Opperheerschappy zou geweest zyn. Hoe duidelyk straalt dus de Goddelyke Wysheid in deze beschikking door. Dan 'er zyn nog meer redenen voor dezelve: eene daar van is tot den Persoon des Verlossers zelve betrekkelyk. 't Was zeer nuttig voor 's Waerelds Heiland, dat hy tot de laagste rangen der menschen vernederd wierd! Het werk van Jezus en van zyne Apostelen gedoogde, geenzints, dien omslag, die met aardsche Grootheid verbonden is. Was hy van eene hooge afkomst geweest, en in een hoogen stand geplaatst, had hy uit dien hoofde een ryk deel in dit leven gehad, dan zouden de beslommeringen van dezen tyd, die aan aardsche Grootheid en bezittingen altyd verbonden zyn, Hem tot een grooten hinderpaal verstrekt hebben in de uitvoering van dat Werk, waartoe de Vader Hem hier op deze Waereld gezonden had. 't Was, uit dien hoofde, eene wyze beschikking, dat de Zoon des menschen kon zeggen geen steen te hebben, waar Hy zyn hoofd op kon nederleggen. | |
[pagina 583]
| |
Daar en boven, ter bereiking van die groote oogmerken, waartoe Hy op deze aarde gezonden was, wierd voornamelyk geëischt, dat hy door de moeilykheden en bezwaaren, die met zulk een weldaadig leven verbonden waren, geenzints afgeschrikt wierd in het volbrengen van die verplichtingen, die, uit hoofde van zyne betrekking, op hem rustten. Zou hy waarlyk zyne liefderyke pogingen ten beste van het menschdom in het werk stellen, dan kwamen hier opofferingen en verlocheningen te pas, waar toe de menschelyke natuur, zelfs die van den zuiversten, niet dan door geduurige oefeningen kan komen. En deze vind men minder in het huis des Overvloeds, maar veel meer in de hutte der schamele armoede. Aardsche Grootheid gaat, voornamelyk aan de hoven der Vorsten, veelal gepaard met weelde en gemak, en waar deze huisvesten, daar word de mensch niet bekwaam gemaakt, om de ongemakken en moeilykheden dezes levens, en de rampen, en wederwaardigheden, kloekmoedig te dragen. Hy ontziet dezelve, en laat zich daardoor menigwerf van de beoefening zyner verplichtingen afschrikken. - Zodanig eene opvoeding zou in 't allerminst niet gepast hebben voor Jezus, die, in den loop van zyn aardsche leven, alleen het heil van anderen zou behartigen, die nooit eene gelegenheid, om goed te doen, moest verzuimen, die alle zwarigheden, die hem daar in den weg kwamen, moest trotfeeren, alle rampen moest tarten, alle gevaaren kloekmoedig moest verachten, en het schandelykste en wreedste lyden en de bitterste dood, gewillig, en uit vrye ongedwongen gehoorzaamheid, moest ondergaan, om in alle opzichten den goddelyken raad Gods, tot zaliging van Zondaaren, ter uitvoer te brengen, en de Leeraar zyner broederen, het offer voor hunne zonden, en de algemeene bestierder en volkomen Zaligmaker, te zyn. In zynen geringen staat, waarin hy leefde, had hy te beter gelegenheid, om vooral in die deugden geoefend te worden, die hem tot zodanig eene kloekmoedigheid moesten opleiden; ik bedoel de lydzaamheid en het vertrouwen; vereischten, volstrekt noodzakelyk in den Verlosser der Waereld, die zo veel lyden, en zulk een schandelyken dood, ondergaan moest, om hem standvastig te doen blyven tot aan het einde toe; deugden, die volstrekt, zelfs by onzen gezegenden Verlosser, eene geduurige oefening vereischten, om dezelve zo sterk en welgevestigd te doen zyn, dat | |
[pagina 584]
| |
hy, te midden in den bangsten stryd, kon zeggen: Vader niet myn wil, maar de uwe, geschieddeGa naar voetnoot(*). Ook met betrekking tot alle menschen, zo wel die zyne tydgenooten waren, als die naderhand leefden, was het nuttig, dat Jezus in dien geringen stand geboren wierd, en leefde. Arme en geringe menschen moesten niet afgeschrikt worden, om tot Jezus te naderen, en hem tot het voorwerp van hun vertrouwen te stellen. 't Is waarlyk aanmerkelyk, dat de zoon van god, by zyne komst op aarde, de gestaltenis van eenen dienstknecht aanneemt. Nooit kon hy ook de helper van hulpeloze, de trooster van troosteloze, en de toevlucht van ellendige, geweest zyn, byaldien hy met aardschen luister was te voorschyn gekomen. Deze zou de menschen, in plaats van hun vertrouwen in te boezemen, veeleer afgeschrikt hebben, om tot Jezus de toevlugt te neemen. Onderscheid van rang en staat gedoogt geene vertrouwelyke vrindschap. De arme ziet altoos tegen den ryken op, en is met schroom vervuld, wanneer hy het een of ander van hem begeert. En wat zou dan, met betrekking tot Jezus, het gevolg hiervan geweest zyn? Dit, dat zyne uitwendige Grootheid eene groote menigte van hem verwyderd, ten minsten den toegang tot hem bezwaarlyker gemaakt hebben, en vooral die liefde en toegenegenheid tot hem, ten minsten zeer verminderd hebben. - Geheel anders was het nu. De armen konden hem beschouwen, als volkomen aan hun gelyk, niet slechts daarin, dat hy, gelyk als zy, des vleeschs en des bloeds deelachtig was, maar ook daarin, dat hy in zulk een' armoedigen, en voor het oog der waereld verachtelyken, staat leefde, en dus aan de behoesten en moeilykheden der armoede, gelyk als zy, onderworpen was. - Zo kon hy een Hoogepriester zyn, die in alles was verzocht geweest, gelyk als wy, en die dus in staat was om medelyden met onze zwakheden uit te oefenen. Hebr. IV: 15. Deze geringe Stand, waarin Jezus geboren wierd, en leefde, stelde hem daar en boven te meer in staat, om | |
[pagina 585]
| |
een algemeen voorbeeld te zyn van zodanige deugden, die niet slechts in een enkelen kring van menschen, maar meer algemeen, moeten worden uitgeoefend. In een hoogeren stand zou zyn voorbeeld slechts voor weinigen van dienst geweest zyn, daar het getal der geenen, die in dien kring leeven, veel minder is, dan dat van hun die in een minderen stand zich bevinden. Jezus kon daar en boven voor den ryken en aanzienlyken veeleer ten voorbeeld verstrekken in dezen staat, dan hy, in een hoogeren kring levende, voor de armen zou hebben kunnen zyn; dewyl hy, wel is waar, als mensch, de gestalte van een dienstknecht had aangenomen, maar met dat al boven alle creatuuren, naar zyne Goddelyke Natuur, verheven was; zynde niet alleen het afschynsel van Gods heerlykheid en het uitgedrukte beeld zyner zelfstandigheid, maar ook dat woord, waardoor alles geschapen en voortgebragt, en alle dingen gedragen worden. Hebr. I: 3. Joh. I: 3. Leerde hy dus aan de eene zyde den armen door zyne geringheid wel te vreden te zyn in hunnen stand, hun vertrouwen op God te vestigen, hunne vermogens ten nutte van henne medemenschen te besteeden, en met geduld en lydzaamheid de moeilykheden der armoede te verdragen, hy leerde, aan den anderen kant, den ryken de groote deugd van Nedrigheid, en het schandelyke eener verwatene verhessing, op schatten en bezittingen, die vergangelyk en kort van duur zyn. Door zyne armoede boezemde hy hun eerbied in omtrent armen en geringen, en wraakte het verachtlyk nederzien van den ryken trotsaart op zyne mindere medebroeders, en heiligde dus, als het ware, den stand der armen en geringen. Eindelyk. Hoe geschikt was niet deze beschikking, om ons overtuigend te doen zien, hoe veel God wilde doen ter bevordering van ons geluk. Niet dat Jezus waardiger, beter en gelukkiger, zou geweest zyn, indien hy geleefd had in een aanzienlyken stand; maar deze zyne geringheid leverde meer moeilykheden op, en was voor 't oog der menschen veel onaanzienlyker. Tot zulk een geringen stand gaf God zynen Zoon over, en deze, die alle schatten van heerlykheid en gelukzaligheid in de onbegonnen eeuwigheid by den Vader bezeten had, nam deze moeilykheden gewillig op zich. Gy weet, zegt daarom Apostel Paulus, gy weet de Genade van onzen Heere Jezus Christus, die, daar hy ryk was, arm wierd, op dat wy door zyne armoede zouden ryk worden. | |
[pagina 586]
| |
En dus moest de komst van Gods Zoon, in zulk eene geringe Gedaante, in allen opzichte medewerken ter bereiking van die oogmerken, die God met zyne Zending bedoelde. Zie daar, 't geen my gewichtig en belangryk over dit onderwerp voorkwam; de God der waarheid doe ook dit weinige strekken ter bevordering van zuivere kennis en ongeveinsde Godsvrucht. Hy leide ons allen voortaan in alle waarheid.
p. beets, pz., Leeraar der Doopsgezinden. |
|