Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790
(1790)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe rechtzinnige denkwyze der eerste Kristenen, nopens den grondlegger des Kristendoms. in eenen Brief van de Ouderlingen der Kappadocische Kerke aan Malchion hunnen Mede Ouderling te Antiochie. Uit de oorspronglyke tale overgezet en uitgegeven, door Samson Carasco. Te Utrecht, by J.C. ten Bosch 1789. In gr. octavo 224 bladz.Na dat de Schryver der Aenmerkingen op de Prysverhandelingen tegen Priestley, rakende de Leer der Oudvaderen, wel byzonder over de Godheid van Jezus, goedgevonden had, den naem van Paulus Samozatenus te gebruikenGa naar voetnoot(*); heeft een Tegenschryver den naem van Malchion, (een groot tegenstander van dien Bisschop op de Kerkvergadering te Antiochie,) aengenomenGa naar voetnoot(†). En ter dier gelegenheid heeft men den bovenstaenden Tytel thans geplaetst voor een Stukje, geschikt ter beschimpende lofzuitinge van Malchion, wegens het geen hy betreklyk tot dit onderwerp aengevoerd heeft. - Men slaet hier den weg van spotterny in, en legt het 'er op toe, om den zogenaemden Malchion in een belachlyk licht te stellen. De Ouderlingen der Kappadocische Kerke vyzelen, kwanswyze, de geleerdheid en bekwaemheid van Malchion ten hoogsten top; terwyl ze de slordige schryfwyze, die ze in zyn Geschrift bespeuren, toeschryven aen zyne nederigheid, of ook wel aen zyne verhevenheid van geest, die hem kleinigheden doet veronachtzamen. Ze willen ook alles wat hy voorstelt, uit hoogachtinge voor zyne talenten, gaerne als bondig en welberedeneerd, (waeromtrent zy hem den uitbundigsten lof toezwaeien,) als gegronde waerheden aennemen. Dan met dit alles blyven 'er, hier en daer, voor deze Kappadociers, nog al vry wat bedenkelykheden en zwarigheden over. Het schynt Malchion nu eens aen kunde, dan eens aen goede trouw te ontbreken; zyne schryfwyze heeft niet zelden het voorkomen van Sophistery; en | |
[pagina 61]
| |
men zou bykans op de gedachten vallen, dat hy zig wel eens van listige loopjes bediende. Intusschen behoud hy nochtans de hoogachting der Kappadociers, die begrypen dat het hun alleen aen genoegzaem doorzicht mangelt; weshalven zy hem, over 't ene en andere, dat hen belemmert, slechts om nadere onderrichting vragen, ten einde hem beter te verstaen, of de gegrondheid zyner redeneeringe duidelyker te bezeffen. - Het geen wy by ene andere gelegenheid over die bespottende schryfmanier gezegd hebben, komt ook hier te stadeGa naar voetnoot(*); ze voegt, onzes oordeels, geenzins in 't behandelen van ernstige onderwerpen; te minder daer ze dikwyls, gelyk hier inzonderheid plaets heeft, den Schryver, in schyn, ernstige uitdrukkingen, spotlyk, doet bezigen. |
|