Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1788
(1788)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 143]
| |
even zo min past het ook alles te verwerpen, wat men maar, door eene dwaze opgeblazenheid, oordeelt beneden de verhevenheid van zynen geest te zyn. - Hy, die niets gelooft, is niet minder dwaas dan hy, die ligt gelooft. Hy, die de baarblykelykste waarheid tegenspreekt, heeft geen minder lage en kruipende ziel dan hy, die alles aanneemt, die alles gelooft. 'Er word een zeker slag van menschen in de zamenleving gevonden, voor welke nimmer iets goeds, iets degelyks, kan verrigt worden; die, of alles tegenspreken, of op alles wat te bedillen hebben; die altoos hervormen; die altoos nieuwe plans hebben; die altoos iets beters weten voort te brengen, dan van de beroemdsten, van de verstandigsten, geschied is, die hunne eigen bedryven, als ze iets uitvoerden, en het konden vergeten, zelfs zouden afkeuren en berispen; - ja die hunne eigen gevoelens en stellingen tegenspreken, zo dra zy dezelve maar uit het geheugen kwyt zyn. - Dan, ik heb duizendmalen opgemerkt, dat deze gebreken doorgaans vallen in luiden, die ballasten aan de Maatschappy zyn; in zulken, die geen ander nut aan de zamenleving toebrengen, dan alleen dat zy derzelver aantal van leden vermeerderen. - Die volstrekt niets doen dan leven; of, laat ik liever zeggen, die niets meer zyn dan Machinen, welke dagelyks worden opgewonden, om altoos het zelve te verrigten; die zelfs hunne eigen zaken, hoe gemakkelyk ook waar te nemen, door anderen laten bedienen. Ziet daar het karakter dier lastige bedillers, die nooit iets goed verrigt vinden. Wat vertoont ons de wereld niet eene menigte van voorwerpen, welken by velen voor zo fraai gehouden, by velen zo hoog geschat worden, dat ze door hun eveneens gehouden worden, als of zy 'er altoos by moesten blyven, ten minsten dezelve ooit wenschten te verlaten? - Wat ontmoeten, wat zien wy tog, in deze fraaije wereld, al vele onderscheiden en verschillende toneelen. Men ziet 'er vrolyke en treurige, aangename en akelige, belaggelyke en bejammerenswaardige rollen spelen. - Dan, de laatste van alle de rollen, welke de mensch hier op aarde speelt, heeft, by mangel van een deugdzaam hart, een treurig einde: -nadien ze gespeeld word, als de dood op het toneel verschynt. Het is ontwyfelbaar zeker, dat voorbeelden oneindig meer invloeds hebben op 's menschen gemoed, dan de allerheilzaamste voorschriften, dan de sterkste wetten. - Kwade voorbeelden vinden aanstonds ieverige navolgers; en de gestrengste wetten worden veelal in die gevallen kragteloos bevonden, om de menschen by hunnen pligt te houden. - Dan, de loffelyke voorbeelden hebben dezelfde gevolgen; zy worden opgevolgd, zonder dat 'er gestrenge wetten noodig zyn, om de menschen by hunnen pligt te houden. - Elk is overtuigd, | |
[pagina 114]
| |
wat hem te doen staat; en volgt des met yver loffelyke voorbeelden na. Onze groote Leermeester, wiens naam wy ons niet schamen, maar het tot onze grootste eer rekenen naar Hem Kristenen genoemd te worden, leert ons in zyn Euangely, dat de ziel zyner leer bestaat in de Liefde tot God, en tot onzen Naasten; welke beide voortvloeijen uit die eene bron, welke alle der menschen daden in beweging brengt, namentlyk, in de liefde tot ons zelven. - Zegt niet onze groote Leermeester: ‘dat het eerste en grootste Gebod is, God boven alles lief te hebben, - en het tweede, hier aan gelyk, zyn naasten als zich zelven?’ - En hierin is de gansche Euangelieleer besloten. Is dit zo, gelyk het waaragtig is, om dat de mond der waarheid niet falen kan; - dan moeten ook alle onze begeerten, ten einde dat loffelyk doel te treffen, daar naar uitgaan, dat wy allen, die ons omringen, alle onze medeschepzelen, gelukkig wenschen; - want wy kunnen denzulken, die wy beminnen, niets anders dan alle geluk en voorspoed toebidden. Ons eigen geluk tog is ten naauwste verknogt aan het geluk der genen, die wy beminnen. Vele menschen vind men in alle maatschappyen, welke moeite zy ook mogen aanwenden, hoe zy zich gedragen, hoe vlytig, deugdzaam, en arbeidzaam zy ook mogen wezen, dien het in allen opzigte tegenloopt; die als voor het ongeluk geboren schynen. - Aan den anderen kant worden 'er zeer vele gevonden, die, zonder moeite, alles van zelve als in den schoot vloeit. - 'Er zyn zelfs velen, die, hoewel ver af van deugdzaam te zyn, nogthans van de fortuin rykelyk bedeeld worden, en dien het alles zonder moeite meêloopt, wat zy ondernemen. ô Onvolmaaktheid! doch ongetwyfeld volmaakt beantwoordende aan 't plan der opperste Wysheid! |
|