| |
| |
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen betrekkelyk.
De voordeelen der reden- en oord elkunde.
(Ontleend uit de Lectures on Rhetoric and the Belies Letters, of hugh blair, Hoogleeraar in de Redenkunst en Fraaye Letteren op de Universiteit van Edenburg.)
By alle volken, in een beschaafden staat, worden Taal, Styl en Opstel, met alle zorgvuldigheid, beoefend; en de oplettende waarneeming daar van mag aangezien worden als een zeker en onfeilbaar merkteken van de vordering der Maatschappye tot het tydperk der volkomenste beschaafdheid. In overeenkomst hier mede bevinden wy, dat, onder alle beschaafde Volken van Europa, de Taaloefening en Welspreekenheid behandeld zyn als stukken van aangel genheid, en een goed deel beslagen hebben in de plans eener wel ingerigte Opvoedinge.
Schoon de voordeelen der Reden- en Oordeelkunde het grootst zyn voor alle de zodanigen, die amptshalven geroepen worden om iets in Geschrifte op te stellen, of by monde voor te draagen; zullen deeze ook aanmerkelyk moeten gerekend worden voor hun, wier omstandigheden deeze Weetenschappen schynen te kunnen missen: indien zy anders eenigen toeleg hebben om hun smaak te verbeteren, omtrent het geen zy leezen of hooren, en beginzeis te verkrygen, die hun in staat stellen om voor zichzelven te oordeelen over dat gedeelte der Letterkunde, 't welk doorgaans den naam van Fraaije Letteren draagt.
Wat de eerstgemelden betreft, die, ingevolge van hunnen leevensstand zich in de noodzaaklykheid bevinden, om hunne gevoelens aan anderen voor te draagen, is het ten vollen klaar, dat 'er eenige voorbereidende oefening vereischt wordt, ter bereiking van 't einde, 't welk zy beoogen. Klaar, aangenaam, zuiver, met bevalligheid en klem, te schryven of te spreeken, is van het grootste aanbelang voor allen, die op een der beide wyzen zich in 't openbaar moeten vertoonen. Want, zonder die volmaa- | |
| |
kingen verkreegen te hebben, kan niemand regt doen aan zyne eigene begrippen: hoe veel kundigheids, hoe veel voorraads van goed verstand hy moge bezitten, zal hy van die opgelegde schatten zich min kunnen bedienen, dan hy, die slegts de helft daar van opgedaan heeft, maar het vermogen bezit, om 't geen hy leest, op eene voeglyke wyze, ten toon te spreiden. Deeze volmaakingen zyn niet van die soort, dat wy ze geheel en al aan de Natuur verschuldigd zyn. De Natuur heeft, in de daad, eenigen zeer voordeelig in dit opzigt onderscheiden, en, boven anderen, ryk begunstigd; doch, ten aanzien van deeze talenten, even als omtrent de meeste andere, welke zy uitdeelt, veel overgelaaten aan 's Menschen eigen werkzaamheid en vlytbetoon. Zo zeer in 't oogloopende zyn de uitwerkzels van studie, en verbetering daar door in elk gedeelte der Welspreekenheid, geweest; zulke merkwaardige voorbeelden hebben wy opgedaan van Persoonen, die, door vlyt, het gebrekkige der Natuure te boven kwamen en overwonnen, dat het, onder de Geleerden, langen tyd in geschil gehangen heeft, of de Natuur dan de Kunst het meeste toebrengt om in spreeken en schryven uit te steeken.
Wat de wyze aanbelangt, op welke de Kunst best bystand kan bieden, tot het bereiken van dat einde, moge men in gevoelen verschillen. Ik vermeet my in geenen deele, te beweeren, dat de enkele Regels der Redenkunste op zichzelve, hoe volmaakt ook opgesteld, genoegzaam zyn om een Redenaar te vormen. - Verondersteld, dat iemand een goed en gunstig Vernuft van de Natuur ontvangen hebbe, dan zal de vordering grootendeels meer afhangen van zyne byzondere bevlytiging, dan van eenig Stelzel of Onderwys, 't geen hem kan gegeeven worden. Maar men zal, met dit alles, moeten toestemmen, dat, schoon Regels en Onderrigtingen alles wat vereischt wordt niet kunnen doen, zy, nochtans, veel kunnen doen, 't geen met de daad hoogst nuttig is. Zy kunnen, 't is waar, geen Vernuft instorten; doch 't zelve bestuuren en bystand verleenen. Zy kunnen schraalheid niet veranderen in vrugtbaarheid; maar de overtollige vrugtbaarheid betengelen. Zy wyzen de geschiktste voorbeelden van naavolging aan. Zy brengen ons de voornaamste schoonheden, die onzer beoefenende beschouwing waardig zyn, onder 't oog, zo wel als de grootste misslagen die vermyd moeten worden. Zy strekken, daar door, tot het verligten
| |
| |
van den Smaak, en om het Vernuft van onnatuurlyke afwykingen af- en in- een behoorlyk kanaal te brengen. En, 't geen niet kan baaten om uitsteekend groote werken te doen gebooren worden, kan ten minsten dienen om het begaan van grove dwaalingen te voorkomen.
Alles, wat de beoefening van Welspreekenheid en de kunst van Opstellen betreft, verdient te meer onze aandagt, om dat zulks in een onmiddelyk verband staat met de verbetering onzer verstandige vermogens. Want men kan niet lochenen, dat, wanneer wy, op eene gepaste wyze bezig zyn om iets op te stellen, wy onze Rede aankweeken. Waare Redenkunst en gezonde Redeneerkunst zyn zeer na aan elkander vermaagschapt. Als wy ons toeleggen om onze gedagten eigenaartig te schikken en uit te drukken, leeren wy teffens naauwkeurig denken en spreeken. Door onze gedagten in woorden uit te drukken, begrypen wy ze altoos onderscheidener. Ieder een, die de minste kennis aan opstellen heeft, weet, dat, wanneer hy zich verkeerd omtrent eenig onderwerp uitdrukt, wanneer zyne schikking der denkbeelden zonder zamenhang wordt, en zyne uitdrukkingen verflaauwen, de gebreklykheden in zyn' styl bykans altoos t'huis kunnen gebragt worden tot zyne onvolkomene bevatting des onderwerps: zo naauw is het verband tusschen onze Gedagten en de Woorden, met welken wy dezelve bekleeden.
De studie, om iets op te stellen, ten allen tyde van aanbelang, heeft een byzonder gewigt gekreegen van den Smaak en Zeden der tegenwoordige Eeuwe. - Eene Eeuw, waar in de verbeteringen, in alle soorten van Weetenschap met veel yver zyn voortgezet. Men heeft op alle Vrye Kunsten een aandagtig oog gevestigd; en op geen een aandagtiger dan op de schoonheid der Taale, de bevalligheid en fraaiheid in alle soorten van schriften. Het Oor is verfynd, het kan niet meer het ruwe, het ongeschikte, het onbeschaafde veelen. Elk Schryver moet na eenige verdiensten, in wyze van uitdrukken zo wel als in denktrant dingen, als hy geen gevaar wil loopen van veragt en agter de bank geschooven te zullen worden.
Ik wil niet ontkennen, dat de gesteldheid op kleine fraaiheden, de oplettenheid op de mindere cieraaden des opstels, tegenwoordig al te zeer de overhand genomen hebben. Ik geloof veel eer, dat men tot dit uiterste te veel overhelt, en dikmaal meer bezorgd is om den styl te beschaaven, dan om denzelven door bondigheid van ge- | |
| |
dagten, stevigheid en klem te geeven. Nogthans ontstaat hier uit eene nieuwe rede, om zich op het beoefenen van goede Opstellen uit te leggen. Wordt het gevorderd dat men niet gebrekkig is in fraaiheid en cieraad, op een tyd, dat deeze zulk eene waarde wordt toegekend, het is des te noodiger het vermogen te verkrygen, om valsch van waar cieraad te onderscheiden, ten einde men niet medegesleept en omgevoerd worde in dien maalstroom van een valschen en beuzelenden Smaak, die nimmer mist de ongeoefenden weg te rukken. De zodanigen, die de Welspreekenheid nimmer in haare beginzelen beoefend, of aanleiding gehad hebben, om op de waare en manlyke schoonheden eener goede schryfwyze te letten, zyn altoos gereed om zich door den valschen glans van enkelen woordenpraal te laaten betoveren, en, wanneer zy in 't openbaar spreeken of schryven, bezitten zy geen anderen maatstok om zich naar te schikken, dan 't welk in hun tyd, gewoon en volkssmaakend is, hoe slegt, hoe valsch, hoe bedorven zulks ook moge weezen.
Doch laaten wy, daar veelen niet ten oogmerke hebben in 't openbaar te spreeken, of als Schryvers ten voorschyn te treeden, nu nog kortlyk nagaan, welke voordeelen wy van de Reden- en Oordeelkunde kunnen trekken. Deeze zyn voor hun niet zo zeer een beoefenende Kunst, dan wel eene bespiegelende Weetenschap, en dezelfde Lessen, welke anderen hulp verleenen in het opstellen, zullen hun bystand verschaffen in het beoordeelen van, en smaak vinden in, de schoonheden der Opstellen, welke zy leezen of hooren voordraagen, 't geen een Vernuft in staat stelt om iets wel uit te voeren, zal de smaak bekwaam maaken om regtmaatig te oordeelen.
Gelyk men de Redenkunst zomtyds geoordeeld heeft alleen te bestaan in eene schoolsche beoefening van woorden, spreekwyzen en slylvorming, men heeft de Oordeelkunde beschouwd, als een Kunst, alleen gelegen in het vinden van misslagen; en de koele toepassing van zekere Kunsttermen, waar door de Menschen afgerigt worden, om, op eene geleerde wyze, te berispen en te laaken. Maar dit is de Oordeelkunde der Schoolvossen alleen. Waare Oordeelkunde is van eenen veel edeler aart, en de afstammeling van gezond Verstand en verfynden Smaak. Zy dingt er na om een regtmaatig oordeel te vellen over de wezenlyke verdiensten der Schryveren. Zy bevordert het aangenaam gevoel van derzelver
| |
| |
schoonheden, terwyl zy, ten zelfden tyde, ons behoedt voor die blinde en ingewikkelde hoogagting, die hunne schoonheden en gebreken onder een vermengt. Zy leert ons, met één woord, met oordeel te pryzen en te laaken, en de menigte niet blindeling te volgen.
In eene Eeuw, waar in de Werken van Vernuft en Letterkunde, zo menigmaal, de stoffe tot onderhoud opleveren; waar in een ieder zich voor Kunstregter opwerpt, en wy naauwlyks deel kunnen neemen in eene beschaafde verkeering, zonder teffens ons tot oordeelvellingen van dien aart in te laaten, zullen oefeningen van deeze soort, ongetwyfeld, eenig aanbelang ontleenen van 't gebruik, 't welk wy daar van kunnen maaken, in het verschaffen van stosse ten onderwerp van gesprek in beschaafde gezelschappen, en daar door ons in staat te stellen, om ze met genoegen, en op eene voeglyke wyze, by te woonen.
Doch het zou my gevoelig smerten, indien wy de verdiensten der Reden- en Oordeelkunde, op geen vaster en ten wezenlyken gebruike nuttiger gronden, konden doen rusten, dan die enkel of grootendeels bestaan in het maaken van vertooning. De beoefening van den Smaak en van gezonde Oordeelkunde is, met de daad, eene der bevorderlykste bezigheden voor het Verstand. De beginzels van gezond verstand toe te passen op Opstellen, die zy in geschrift leezen, of in 't openbaar hooren; het onderzoeken wat schoon is, en waarom het den naam van schoon mag draagen; ons zelve bezig te houden met het nauwkeurig onderscheiden van 't geen schynschoon en bondig is, van 't geen een gemaakt of natuurlyk cieraad mag heeten, moet zeker ons niet weinig voordeels aanbrengen in het gewigtigst gedeelte van alle Wysbegeerte, het gedeelte, 't welk de kenni der Menschlyke Natuure betreft. Want dusdanige naspeuringen zyn zeer na verwant aan de Zelfkennis. Zy leiden ons noodwendig op tot het nadenken over de werkingen der Verbeeldingskragt, en de beweegingen van het Hart; en vermeerderen onze bedreevenheid met eenige der fynste aandoeningen, welke tot onze gesteltenisse behooren.
Men mag hier nog byvoegen, dat de Oordeelkunst, en daar mede gepaarde beoefening der Fraaije Letteren, het byzonder voordeel heeft, dat dezelve onze Rede versiert, zonder dezelve af te matten; dat ze ons opleide tot scherpzinnige, maar geen vermoeiende, naspeuringen, tot het diepe, maar niet tot het drooge en afgetrokkene; zy
| |
| |
strooit bloemen op het pad der Weetenschappen; en terwyl zy den Geest in zekere maate ingespannen en werkzaam houdt, ontheft zy dien tessens van dien meer vermoeienden arbeid, waar aan dezelve zich moet onderwerpen, tot verkryging der noodige Geleerdheid, of de naspeuring van afgetrokkene Waarheden.
|
|