Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1783
(1783)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 93]
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen betrekkelyk.Geschied- en oordeelkundig verslag van den staat der geleerdheid en fraaije letteren in Engeland.(Uit The New Annual Register.)
‘De Staatkundige en de Geleerde Wereld zyn van elkander grootlyks onderscheiden. In de eene kan Kryg gevoerd worden, terwyl Vrede in de andere heerscht. Wy vertrouwen, derhalven, dat het volgende Geschied- en Oordeelkundig Verslag van den Staat der Geleerdheid en Fraaije Letteren, in een ons, wat de Staatkundige Wereld betreft, vyandig Ryk, met geen scheel oog door onze Leezers zal worden aangezien. De Geleerde heeft, als zodanig, zyn Vaderland overal, waar Geleerdheid gekweekt wordt en voortgezet: en een kort, doch teffens keurig, Berigt van derzelver toestand, waar ook, moet hem zo aangenaam weezen, en, met zo veel greetigheids, van hem geleezen worden, als Staatkundige Nieuwstydingen, door den Burger der Staatkundige Wereld.’ Het Tydperk der Regeeringe van Koninginne anna wordt doorgaans voor de Eeuw van augustus in de Engelsche Letterkunde gehouden, en het lydt geen twyfel, of het verdient, in veele opzigten, met het hoogste regt, die Eerbenaaming. 't Was niet eer dan in dat Tydperk, of een weinig vroeger, dat de Engelschen den waaren en zuiveren smaak in 't opstellen verkreegen. De Naamen en Werken, welke dit Tydperk vercierden, zullen altoos met onderscheidender luister blinken, en regt hebben, om, in 't algemeen, als voorwerpen van nayver, en voorbeelden van goed schryven, aangemerkt te worden. Maar, of de Eeuw van augustus der Groot Brittannische Letterkunde volstrekt en met uitsluiting moet bepaald worden tot den tyd der Regeeringe van Koninginne anna, en of onze Tyd eenigen eisch hebbe, en in welke maate dezelve dien moge vorde- | |
[pagina 94]
| |
ren, op deeze benaaming, verdient een nauwkeurig onderzoek. In dit Onderzoek zal het noodig zyn het oog te slaan op het Letterkundig Character van het Tydperk, onmiddelyk volgende op den Dood van Koningin anna, en 't welk, door de tegenwoordige Koninglyke Familie op den Throon van Groot Brittanje te plaatzen, een nieuw Tydmerk aan onze Burgerlyke Geschiedenis gegeeven heeft. Hier is eene allereerste en in 't oogloopende omstandigheid, dat die hooggeroemde Eeuw van augustus, strikt gesprooken, geen einde nam met den dood dier Vorstinne. Verscheide der uitmuntende Schryveren, op welken men zich beroept als eerste Lichten van dien tyd, voerden de pen veel laater, en hielden niet op, het Menschdom te onderwyzen en te vermaaken,vóór het midden der Regeeringe van george den II. Het fraaiste gedeelte der Werken van atterbury werd, 't is waar, eenige jaaren vóór den dood dier Koninginne uitgegeeven. De schoonste Voortbrengzels van addison, eenige weinige stukken uitgezonderd, zagen vóór haar afsterven het licht. Steele schreef weinig dat naam mag hebben, naa dat george de I den Throon beklom. Dewyl de verdiensten van steele in zyne opstellen van veelen niet zeer hoog geschat worden, zouden wy hem hier niet vermeld hebben, zo hy geene oplettendheid verdiende, uit hoofde van eene nieuwe en verwonderlyke soort van Schryfwyze door hem ingevoerd in den Snapper, den Spectator en den Guardiaan. Ook behoort men in agt te neemen, dat, schoon de zeer uitsteekende voortreflykheid deezer Werken toegeschreeven moet worden aan den bystand van Mannen, in bekwaamheid verre boven steele verheeven, hy eisch hebbe op geen gering gedeelte van den lof der geestige slagen in den Snapper. Maar, hoewel de beste Werken van atterbury, addison en andere Schryvers, welke men zon mogen opnoemen, aangemerkt mogen worden als bykans ten eenemaal behoorende tot de Regeering van Koninginne anna, is dit het geval niet met de rest der heerlyke Vernuften, die meestal gesteld worden, den roem van dat Tydperk uit te maaken. Indien verscheide der beste en hoogstgeroemdste voortbrengzels van swift vóór de Throonbeklimming van george den I, werden uitgegeeven, weet men, dat veele andere, uit zyne pen gevloeid, even hoog te schatten, even zeer geroemd, laater te voorschyn kwamen, en dat hy aan- | |
[pagina 95]
| |
hieldt met schryven tot eenigen tyd in de Regeering van wylen zyne Majesteit. Dezelfde aanmerkingen gelden nog sterker, ten opzigte van pope, wiens laatste Dichterlyk werk in den jaare MDCCXLIII uitkwam. Zyne Overzetting van homerus zelfs, door johnson geroemd als eene groote gebeurtenis in de Geschiedenis der Engelsche Letterkunde, die zo veel toebragt tot de netheid en welluidenheid der Engelsche Verzen, schoon begonnen op 't einde des leevens van Koningin anna, werd eerst verscheide jaaren naa haaren dood voltooid. Alle de geestige Stukjes van arbuthnot, zo wel als eenige zyner ernstiger Verhandelingen, schreef hy naa de aflyvigheid zyner Koninglyke Meestresse. - Wat Lord bolingbroke betreft, dien men doorgaans by swiet en pope voegt, geen zyner Schriften, eenige weinige uitgezonderd, kwamen van de pers dan onder de Regeering van george den I, en george den II. Men zal misschien zeggen: ‘De verdiensten deezer beroemde Schryveren behooren tot het Tydperk van Koninginne anna. 't Was, onder haare Regeering, dat hun vernuft zich vormde; 't was onder dezelve of wat vroeger, dat zy begonnen te schryven, en de Geest toen ingezoogen, bleef, in een volgend Tydperk, werken. De luister derhalven, welken zy op hun Land hebben te rug gekaatst, was een luister, waar op de volgende Vorsten geen eisch hadden.’ - De waarheid deezer gezegden eens toegestemd zynde, zullen wy, nogthans, gevallen uit de Lettergeschiedenis kunnen bybrengen, die de Regeeringen der twee eerste Vorsten uit het Huis van hanover merktekenen. 't Gaat vast, dat, geduurende dien tyd, eene groote omwenteling, in de gemoederen der Menschen plaats greep, als mede dat verscheide voorwerpen van onderzoek hunne aandagt trokken, die, waren ze niet geheel nieuw, te vooren nooit zo uitvoerig of met die nauwkeurigheid behandeld waren. Men hadt dit niet geheel en al toe te schryven aan den natuurlyken voortgang der Rede, en de trapswyze zagte werking der Letteren, in het openen en uitbreiden van der Menschen vermogens; maar het ontstondt, in 't byzonder, uit den Staatkundigen Toestand van Groot Brittanje. De Throonbeklimming van eene andere Familie, welker eischen gewraakt werden door een groot gedeelte des Volks, maakte het hoogst noodzaaklyk, de beginzels, die deeze nieuwe Vaststelling der Regeeringe | |
[pagina 96]
| |
begunstigden, zo wyd mogelyk te verspreiden. Ten dien einde was het noodig zich, met alle magt, te weer te stellen tegen de bekrompe inzigten der Geestlykheid, niet alleen ten aanziene van de Leer der lydelyke Gehoorzaamheid, het geen Wederstand bieden, en het Erflyk Regt; maar ook omtrent de maate, de uitgestrektheid en de beoefening van Kerklyk Gezag. Bekwaame Mannen gorden zich aan om redelyker gevoelens over deeze Onderwerpen te verdeedigen: en dewyl dit niet kon geschieden, zonder een hevig geschil te verwekken, kreegen de Letteroefeningen dier Eeuwe een geheel anderen loop. De beroemde hoadly, toen Bisschop van Bangor, zette zich aan 't hoofd. Onder de voorgaande Regeering, stak hy reeds uit door zyne verknogtheid aan de zaak der Burgerlyke Vryheid, door zyne Verdeediging der Revolutie, en zynen yver voor de Protestantsche Opvolging: thans deedt hy zich nog meer gelden door zyne Leerreden over de Natuur van Christus KoningrykGa naar voetnoot(*), waar in hy het Kerklyk Gezag binnen veel nauwer paalen zogt te beschryven dan 'er doorgaans van de Geestlykheid aan gesteld waren. Nooit verwekte ééne enkele Leerreden meer opmerkings, of gaf gelegenheid tot uitgebreider en heftiger twist. Deeze moet zo, uit hoofde van de verscheidenheid en uitsteekenheid der Schriften toen uitgegeeven, als ter oorzaake van de gevolgen, buiten twyfel, gehouden worden voor een zeer gewigtig stuk in de Letterkundige Geschiedenis van dien tyd. De bykans ontelbaare Verhandelingen hier uit herkomtig, zyn nu, 't is waar, voor een groot gedeelte, in de vergetelnis begraaven; doch de invloed van dat eigenste geschil blyft nog stand houden. Grootendeels hebben wy aan 't zelve dank te weeten de Vryheid van gevoelen, zints zo algemeen heerschende, en die gemaatigdheid in de eischen van Kerklyk Gezag, aan welke de Geestlykheid zich gewillig onderwierp. 't Is buiten het vermogen van 's Menschen geest, als dezelve eens in beweeging geraakt is, juist op te houden by dat punt, waar dezelve eerst dagt te berusten. Veelen, | |
[pagina 97]
| |
die eenen wederzin hadden opgevat tegen het Kerklyk Gezag, en eenen afkeer hadden van de Heeren der Hoogekerk, wegens derzelver verkleefdheid aan het huis van stuart, zetten het stuk veel verder voort dan de vriendelyke en gemaatigde hoadly gedaan hadt. Het oogmerk van dien Kerkvoogd strekte alleen om te verdeedigen 't geen hy voor de waare beginzels der Christlyke Vryheid hieldt. Maar andere Schryvers zogten allen eerbied en ontzag voor de Geestlykheid te verbannen. Tindal en toland hadden dit reeds bestaan ten tyde van Koninginne anna; doch geen volkbehaagende Schryvers, en van geen agtenswaardig Character zynde, maakten zy geen groot aantal aanhangers. De zaak veranderde geheel van gedaante, toen anderen dezelfde taak op zich namen onder de Regeering van george den I. Zy voerden met meer bekwaamheids de pen, en schreeven in een gunstiger tydperk. Mr. trenchard en Mr. gordon waren kloeke vernuften, en toonden eene ongemeene sterkte, in hunne opstellen. De stoute beginzels, welke zy aanvoerden in verscheide hunner Schriften, bovenal in een Werkje, getyteld: The Independent WhigGa naar voetnoot(*), en de kragt met welke zy deeze beginzels verdeedigden, maakten diepen indruk op veeler gemoederen, en wrogten zeer mede om het Character dier tyden te vormen. De Geestlykheid zogt, in verscheide Schriften, deezen indruk tegen te gaan, door eene menigte van Tegenschriften; maar met weinig vrugts. Het leevendig blyvend geschil, bragt, van tyd tot tyd, eene menigte Schryvers, van wederzyden, ter baane: en verdient het zelve daarom, met regt, vermeld te worden als eene gewigtige omstandigheid in de Lettergeschiedenis dier dagen. De geest des onderzoeks strekte zich zo wel tot de Leerstellingen dier Kerke uit, als tot de algemeene eischen en vorderingen der Geestlykheid. Zulks kwam, egter, niet voort uit een vyandlyk oogmerk tegen de Kerklyke Instelling: maar uit de byzondere zwaarigheden van eenige zeer kundige en braave Godgeleerden, inzonderheid Mr. whiston en Dr. clarke. Deeze Heeren hadden, reeds onder de Regeering van Koninginne anna, het A hanasiaansche Gevoelen, over de Drieëenheid, aangetast; doch 't | |
[pagina 98]
| |
was eerst naa dat de Brunswyksche Linie den Throon bekleedde, dat dit geschil recht aanging en zich wyd verspreidde. Het hieldt eenige jaaren de bekwaamheden en geleerdheid bezig van verscheide der eerste Mannen in de Kerk en onder de Dissenters, en bragt eene verandering in de gevoelens dier dagen te wege. Veelen der Leeken lieten dat begrip der Drieëenheid vaaren; veelen der Geestlykheid verwierpen 't zelve. De eenvoudigheid van het tegenovergesteld begrip, 't welk, op eene verstaanbaare wyze, de Eenheid en Oppermagt van god verdeedigde, behaagde Wysgeerige geesten, en was geschikt naar 't verstand van eenen newton. Onder de Dissenters werd de Leer der Unitarissen zeer uitgebreid. Naardemaal het Leerstuk der Drieëenheid een gedeelte der Kerklyke Instelling uitmaakte, en eene staatlyke erkentenis van 't zelve, naar de Wet, gevorderd wierd van alle Kerklyken, kon 't zelve niet worden aangevallen, zonder het geschil, wegens het ondertekenen der Geloofs-Artykelen van menschlyk opstel, ter baane te brengen. De twist hier over maakt eene andere trek uit in het Letterkundig Character dier dagen. Dezelve is tot de onze voortgezet: en behelst twee stukken; naamlyk, in welk een zin de Leerstellingen der Kerke toegestemd worden, door de zodanigen, die dezelve onderschryven; en of men die ondertekening niet geheel zou verwerpen. Het laatste is algemeen omhelsd door de Leeraars onder de Dissenters, en eenigen der bekwaamsten onder hun hebben 'er yverig voor gekampt. Niet weinigen, desgelyks, onder de Vastgestelde Kerk, drongen op eene meerdere ruimte in de voorwaarden, op welken men ter Kerke werd toegelaaten. De uitslag deezer onderzoekingen is geweest eene uitbreiding der beginzelen van Gemaatigdheid en Opregtheid. Doch het waren de byzondere Leerstellingen van de Christenheid, of de Geschillen over de Kerklyke Magt, alleen niet, waar toe men zich bepaalde. De Waarheid en Godlyke Herkomst der Openbaaring zelve werd een voorwerp van Geschilvoering. Niettegenstaande de voortreffelyke Verdeedigingen van den Godsdienst en der Openbaaringe, voortgekomen uit de verstandige en Godvrugtige Instelling van Mr. boyle, bleef de geest des Ongeloofs werkzaam, en vertoonde zich, geduurende de Tydperken, tot welken dit onderzoek bepaald is, in verscheide gedaanten. De eerste en misschien gedugtste aanval op den | |
[pagina 99]
| |
Christlyken Godsdienst, was die van collins, die de Voorzeggingen aantastte. Hy werd gevolgd door tindal, in zyn Werk de Christenheid zo oud als de Wereld; waarin die Schryver beweerde, de volkomene genoegzaamheid der Rede, om elk stuk in den Godsdienst te bepaalen; 't gevolg daar uit afgeleid was geen ander, dan dat de Openbaaring als geheel noodloos en overtollig moest verworpen worden. Morgan voer, in zyn Zedekundige Philosooph, hevig uit, tegen de Characters in de Heilige Bladeren vermeld, en bedoelde het gezag des Ouden en Nieuwen Testaments geheel overhoop te werpen. De spitsvindige Schryver, van het Stukje, Het Christendom niet op bewys gegrond, volgde morgan. Welhaast gaf Mr. hume, zyne Proeve over de Wonderwerken in 't licht, en eindelyk ook bolingbroke, zyn Recht gebruik der Historien en Philosophische Werken. Schriften, alleszins ingerigt tegen de Egtheid en Geloofwaardigheid der Heilige Boeken, en tegen elk gedeelte der Openbaaringe. Alle deeze Werken, hoe vol dwaaling, gaven gelegenheid tot het onderzoek van de allergewigtigste onderwerpen, behandeld door de bekwaamste Mannen, die de geleerdste en onwederlegbaarste verdeedigingen van den aangevallen Godsdienst opstelden. De Opstanding van christus jesus, uit den dooden, werd meer dan ooit op 't sterkst gestaafd. Dit groot en wyduitgestrekt Geschil, over de Openbaaring, maakt niet alleen een gewigtig deel uit, van de Kerklyke Geschiedenis van Engeland, maar ook van die der Letterkunde diens Ryks. Het duurde door de Regeeringe van george den I en van george den II; en hield de eerste Mannen bezig, die alle de kragten van hunnen geest inspanden. - In 't voorbygaan moeten wy opmerken, dat het Ongeloof van dit Tydperk, althans tot hume schreef, niet tot Atheïstery oversloeg. Deïstery heerschte; en veelen, die, ten aanzien van den Christlyken Godsdienst, twyfelden, betuigden opregt te gelooven, in 't Bestaan en de Volmaaktheden van God, in zyne Voorzienigheid, en een toekomenden Staat van Vergelding. De gedaante, door het Ongeloof, zedert aangenomen, zullen wy, op eenen anderen tyd, beschouwen. Behalven de rechtstreeksche naspeuringen van de Blykbaarheden des Geopenbaarden Godsdiensts, gaven de geschillen, hierover gevoerd, aanleiding tot Ophelderingen over den aart, de oogmerken, en de byzondere Leerstellingen des Christendoms. Oordeelkunde sloeg het oog in de Heilige Schriften: de uitslag daar van was, dat ze gezuiverd werden van veele stellingen, verkeerd opgegeeven als in dezelve | |
[pagina 100]
| |
geleeraard. De ontheffing der Christenheid van de ongerymdheden met dien Godsdienst vermengd, en het beter verstaan van 't weezenlyk doeleinde dier Leere, moet gerekend worden onder de hoogstschatbaarste uitwerkzelen, door de aanvallen des Ongeloofs veroorzaakt. Terwyl de Godgeleerden zich bevlytigden om de Openbaaring te zuiveren van den roest der verkeerdheid, welke dezelve bykans geheel overdekte, werd het menschlyk verstand verbeterd; men verkreeg regtmaatiger en redelyker inzigten van de Waarheid. De geest des Onderzoeks, werkzaam op eene menigte van voorwerpen, verzwakte het Ryk van Onkunde, Bygeloof en Dweepery. Middleton's Onderzoek van de Wonderwerken der Eerste Kerke, was verre van vyandig voor het Christendom. Integendeel diende het voor haare zaak, door eene behoorlyke linie van Grensscheiding, tusschen waare en verdichte Wonderwerken, te trekken, en het Geschil, ter gelegenheid van 't zelve ontstaan, wrogt met andere mede, om een vry en redelyk onderzoek te bevorderen. De aandagt der Eeuwe, en die der Geestlykheid, bepaalde zich niet enkel tot de Vraagstukken, die de Openbaaring onmiddelyk betroffen, Zedekundige Onderwerpen werden met grooten vlyt bearbeid. De Natuur, en den grond van Zedelyke Verpligting, onderzogt men nauwkeurig. Een aantal Verhandelingen, hier toe betrekkelyk, vondt leesgraagen. Men speurde na, of de Deugd rustte op de Rede en Voeglykheid der dingen, op een Zedelyk Gevoel, of den Wil van god: of ze ontstondt uit een belangloos beginzel van Goeddaadigheid, of eene welgeregelde Zelfliefde: of Wysheid, Zedelyke Regtheid, of 't betoon van Goedheid, de Godheid tot werken bewoog. - 't Was zeer algemeen, Stelzels van Zedekunde te schryven, Schetzen van den Natuurlyken Godsdienst te geeven, en 't verband van deezen met den Geopenbaarden aan te toonen. Nauwlyks was 'er immer een Tydperk, waar in de Zedekunde meer onderzogt, en de kennis daar van tot een hooger toppunt gevoerd, werd. Butler, en naa hem hartley, ging alle zyne Tydgenooten te boven, in het ontvonwen van de Beginzels van 's Menschen Hart, en het oplossen van vraagstukken tot de Zedekunde behoorende. Onmogelyk kon de aandagt van het Letteroefenend gedeelte des Volks zich op de gemelde Voorwerpen vestigen, of het moest zich ook in 't veld der Bovennatuurkunde begeeven. Behalven, niet weinig Schriften over de | |
[pagina 101]
| |
oude, en zo 't schynt oneindigbaare geschillen, over de Vryheid en Noodzaaklykheid, kwam de vraag of het Bestaan van god van vooren kan beweezen worden, zeer in overweeging. In 't algemeen begunstigden de Bovennatuurkundigen van die tyden minder, dan de laatere, de Stelzels van Stoflykheid en Noodlottigheid. Het weezenlyk verschil tusschen Ziel en Lichaam, de Vryheid van 's Menschen Wil, en de dugtigheid der bewyzen, uit de Rede voor eenen toekomenden Staat ontleend, waren de heerschende begrippen der Godgeleerden en andere kundige Mannen. Men zal zich geenzins verwonderen, dat, te midden van die veelvuldige voorwerpen, welke de aandagt der Oefengraagen bezig hielden, de Geleerdheid, eigenlyk zo geheeten, in verval geraakte. Men vondt 'er weinigen, die lust of tyd hadden om zich toe te leggen op het leezen van oude Handschriften, het naagaan der verschillende Leezingen, het ophelderen der oude Schryveren, en andere werkzaame Letterblokkeryen, die in haare soort zeer nuttig zyn, en waar toe zich de Geleerden voorheen met allen ernst zetten. De aangelegene stukken, thans behandeld, gaven eene geheel andere rigting aan den Geest. - Hier by kwam nog eene andere omstandigheid, die den yver, om zich op de eigenlyk gezegde Geleerdheid toe te leggen, zeer fnuikte. Die dit deeden, werden beschreeven als lieden van geen smaak, elendige Letterknabbelaars en Woordenzifters. Dit belachlyke, schoon in veele opzigten ongegrond, bleef niet zonder uitwerkzel, en dit uitwerkzel was te grooter, daar Onkunde en Traagheid hier eene allergunstigste gelegenheid vonden, om zich te bedekken onder den mantel van afkeer van Schoolvossery. Nogthans werd de Geleerdheid, in dien smaak, niet te eenemaal verwaarloosd, bentley volhardde, ondanks de tegenkanting, welke hy ontmoette, ondanks de onverdiende veragting, waar mede men hem overlaadde, in dit opzigt, de eer zyns Lands op te houden. Hy was de Atlas, wiens schouders alleen dien last konden draagen. Eenige anderen, nogthans, bevlytigden zich ook in dit vak, hare en pearce betraden dit spoor. Warburton deedt zich kennen door zyne uitgestrekte beleezenheid, zo wel als door zyne stoute en sterke Verbeeldingskragt. Jortin voegde een scherpziende Oordeelkunde by een opgehelderd Verstand en een braaf Hart. - In eene zo korte overziening als deeze, kunnen wy alle wel verdienstlyke Naamen niet vermelden. | |
[pagina 102]
| |
Maar, schoon het onderzoeken der oude Handschriften, het nagaan der onderscheide Leezingen, het verbeteren en ophelderen van gebrekkige en duistere Plaatzen, thans min dan voorheen geschiedde, werden de Grieksche en Romeinsche Schryvers, in een ander opzigt, geenzins verwaarloosd. De Geschillen over de Godlyke Volmaaktheden en het Godsbestuur; over de natuur van, en de verpligting tot, Zedelyke Deugd; over de nut- en noodzaaklykheid der Openbaaringe, en de Waarheid van den Christlyken Godsdienst, veroorzaakten de' vlytigste naspeuring van de gevoelens en denkwyze der Heidensche Wereld. Met dit oogmerk werden de oude Schryvers nauwkeurig geleezen, en veele hoogstschatbaare Werken hebben licht over dezelve verspreid. Van alle soorten van Letterkunde, lag de Oostersche, geduurende het eerste gedeelte van dit Tydperk, 't meest verwaarloosd. Zints den dood van pococke en hyde, was dezelve allengskens afgenomen, en eindelyk maar al te zeer in vergetelnisse geraakt. Onder de Regeering van george den I, waren 'er zeer weinigen, die zich op deezen tak der Letterkunde bevlytigden. Met den tyd, egter, kreeg een beter zugt invloed. Op den rustigen voorgang van Dr. thomas hunt, begon men zich te Oxfort in de Oostersche Taalen te oefenen, en werd dit niet weinig bevorderd door Dr. lowth's, Lessen over de Dichtkunst der Hebreeuwen. De Herleeving, nogthans, dier Taalgeleerdheid, bepaalde zich niet tot die beroemde Hoogeschoole, maar strekte zich uit tot Cambridge, en andere Plaatzen. Vóór den dood van george den II, was de Oostersche Taalkunde, in een bloeijenden staat, en dezelve is, zints dien tyd, aangekweekt tot eene hoogte, welke, vervolgens, byzondere opmerking zal verdienen. Met betrekking tot de Wysgeerige en Wiskundige Weetenschap, hadt Sir izaak newton den roem van Engeland ten hoogsten toppunt opgevoerd, en niemand kon verwagten in vermaardheid dien grooten Man te zullen evenaaren. Hy hadt, niet te min, verscheide doorlugtige Naavolgers, als halley, bradley, maclaurin en smith, die zich bekend maakten, door hunne Kunde, Ontdekkingen en Schriften. De Wis- Starre- en Gezigtkunde maakten onder deeze Mannen geen geringen opgang. De Koninglyke Societeit zette haare nafpeuringen voort; 'er werden gelukkige Proeven gedaan; men verstondt de werking des Zeilsteens beter; de Natuurlyke Historie hadt haare | |
[pagina 103]
| |
Bevorderaars, en de verbeteringen van het Microscoop vertoonde nieuwe wonderen in de Wereld der Insecten. Egter scheen, staande het opgemelde Deel deezes Tydperks, de Koninglyke Societeit, den eerst verworven luister maar schaars op te houden. Maar, indien, voor eene wyl, dezelve taande, 't was van geen langen duur. De onderzoeklust vondt zich, op nieuw, gewekt door de ontdekkingen in de Electriciteit: het Stelzel van franklin werd volmaakt en vastgesteld, en heeft, vervolgens, in de kunde van de kragten en eigenschappen der Natuure, groote en spoedige voortgangen gemaakt. En het behoort tot de Regeering van george den III, hier aan allen roem by te zetten. Wat den staat der Dichtkunde betreft, wy hebben reeds opgemerkt, dat pope, lang naa de komst der Vorsten uit den Huize van Hanover ten throone, daarin bleef uitmunten. Hy was, in de daad, het heerlykst Cieraad in deeze Godlyke Kunst; en 't is 'er zo verre af, dat iemand als zyns gelyken daar in vermeld konne worden, dat niemand eisch kan maaken om hem te evenaaren in voortreflykheid en roem. Young bekleedde een hoogen rang in byzondere soort van Dichtstukken. Zyne Nagtgedagten, inzonderheid, behelzen, ondanks alle de gebreken, de sterkste blyken van eene vrugtbaare Verbeeldingskragt, van een stout en verheven Vernuft, 't welk, ware het verfynd geweest door Keurigheid, verbeterd door Smaak, en geregeld door Oordeel, hem een hoogen plaats in den Tempel der Dichterlyke Vermaardheid zou geschonken hebben. - Thompson's keurig Dichtvermogen, in het doen van beschryvingen, om niet te spreeken van de Verstandlyke en Zedelyke Schoonheden, zal zyn Jaargetyden een voorwerp van altoosduurende bewondering maaken. In een ander Dichtstuk heeft hy getoond een der gelukkigste en bevalligste naavolgers van spencer te weezen. Veele anderen waren 'er, die na den loflaurier van Dichter dongen; doch die meest allen zich niet boven het middelbaare wisten te verheffen. - Dit gaat door, alleen tot het vroegste gedeelte van dit Tydperk: want op 't einde van 't zelve, herleefde de Geest der Dichtkunde, in Engeland, zeer sterk. 'Er stondt een nieuw geslacht van Menschen op, die de verdiende agting aan dezelve bewees. - Mason verrees als een Phenix uit de assche van pope. - Gray voerde het Lierdicht ten hoogsten top van grootheid. - Akenside en de wartons waren rechtschaape Dichters; en john- | |
[pagina 104]
| |
son gaf aan het Hekeldicht de bytende kragt en sterkte van juvenalis. Maar van alle deezen is het niet noodig hier, in 't breede, te spreeken: dewyl zy tot de overweeging van een volgend Tydperk, bepaalder behooren. |
|