Vaderlandsche Gedichten, onder de spreuk, Amore Patriae. No. I. en II. Te Weesp, by J. Houtman, 1783. In gr. octavo, 30 bladz.
Eene recht Vaderlandsche denkwyze bezielt de Opstellers deezer Gedichten; en derzelver uitvoering toont, dat ze uit de handen van de zodanigen komen, die geen vreemdelingen in het Dichtkundige zyn, en 't 'er daadlyk op toeleggen, om zig het recht Dichtkundige eigen te maaken, waarin ze, op dien voortgang, wel zullen slaagen. De twee thans afgegeeven Numeros behelzen negen Stukjes, die allen, in hunne soort, hoewel 't eene beter dan 't ander, vry gelukkig opgesteld zyn. Ze zyn meerendeels betrekkelyk tot de vroegere omstandigheden van ons Vaderland, in den jaare 1782, als toen gedicht, zonder oogmerk van dezelven gemeen te maaken; doch, zo ze niet geheel onaangenaam ontvangen worden, zal men, gelyk een kort Voorberigt meldt, dezelven vervolgen met andere Stukjes zo van dien als van laater tyd. Onzes agtens verdienen ze aanmoediging, en mogen niet ten onregte geplaatst worden, by de zo even aangepreezene Vaderlandsche Gezangen van zeelandus. - Tot een klein staaltje, diene:
Mr. E.F. van Berckel hersteld.
Van Batoos kroost wou neêr doen hellen
Door haar gevloekte dwinglandij;
Dorst men, tot smart van 't roemrijk Y,
van berckel schuldig stellen.
Door trouwe en wakkre vrijheidzoonen:
Zien wij van berckel in zijn eer
Geheel hersteld, wat tegenweer
Men dezen Held dorst toonen.