De omkoopbaarheid der dienstbooden.
Eene Italiaansche Geschiedenis.
Een Edelman van groot aanzien, in Italie, hadt den nabuurigen Adel op een heerlyk Gastmaal genoodigd, alle de lekkernyen, welke het Saisoen opleverde, waren tot de Tafel in gereedheid. Eenige van 't gezelschap hadden zich reeds ter Paleize vervoegd, om by tyds hunne opwagting by den Gastheer te maaken: wanneer de Hofmeester, op 't onverwagtst, ter zaale intradt, zeggende: ‘Zyne Exellentie, hier beneden is een wonderlyke Visscher; en heeft een der schoonste Visschen, welke Italie kan opleveren, medegebragt; doch hy eischt 'er zo veel voor!’ - ‘Bekreun u niet over den prys’ riep de Marquis, ‘betaal hem terstond dien ten vollen.’ - ‘Dat wilde ik doen,’ antwoordde de Hofmeester, ‘maar hy weigert geld aan te neemen.’ - ‘Wat wil,’ vroeg de Marquis, ‘de Knaap dan hebben?’ - ‘Honderd stokslagen op zyn blooten rug,’ sprak de Hofmeester, ‘en geen één slag minder.’
Hier op liep 't geheele gezelschap na beneden, om deezen wonderlyken Visscher te zien. ‘Een schoone, een allerheerlykste Visch,’ riep de Marquis uit: ‘Wat eischt gy 'er voor, myn Vriend? ik zal u terstond betaalen.’ - ‘Geen Oortje, myn Heer,’ was zyn zeggen, ‘ik wil geen geld altoos ontvangen. Wilt gy den Visch hebben, gy moet bevelen my honderd stokslagen te geeven op myn naakten rug: zo niet: ik zal met myne Waar elders gaan.’ - ‘Dat de knaap,’ sprak zyne Exellentie, ‘zyn grilligen zin hebbe, en wy den Visch!’ Hier op beval hy een zyner knegts. ‘Voldoe den eisch deezes Mans, doch leg het slap aan, en laat de arme Drommel niet te veel lyden.’ De Visscherman werd uitgekleed, de knegt maakte zich gereed om zyn's Heeren last uit te voeren. ‘Vriend,’ zeide de Visscher, ‘gy moet wel tellen: want ik begeer geen één slag meer dan men my schuldig is.’
De betaaling begon. 't Gezelschap stondt opgetoogen van