| |
| |
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen betrekkelyk.
Bedenkingen over de vroegtydige wereld-kennis, welke men de jeugd zoekt te doen verkrygen.
(Naar 't Engelsch van den Heere vicesimus kox. A.M.)
Dingen, die u te zwaar zyn, onderzoekt ze niet onbedagtlyk; en, die u te sterk zyn, onderzoekt ze niet uit dwaasheid. Wat u bevolen is, overlegt het heiliglyk: want het is u niet noodig verborgene dingen met oogen te zien. - Veelen heeft hun ydel vermoeden bedroogen, en boos agterdenken heeft hun gemoed doen wankelen: als gy geen oog-appelen hebt, zult gy des lichts gebrek hebben: en als het u aan kennisse ontbreekt, zo verkondigt die niet: een hard harte zal op 't laatste kwaalyk vaaren, en die het gevaar lief heeft zal in 't zelve vergaan. Een hard harte zal bezwaard worden met moeite; en de Zondaar zal zonden op zonden hoopen.
jesus sirach.
De Wereld-kennis, in den uitgestrektsten zin diens woords, is ten hoogsten begeerlyk. Het menschlyk Hart te doorgronden, de Zeden, Wetten, Instellingen van allerlei aart, by de onderscheide Volken des Aardbodems te verstaan, en bekwaamheid te bezitten om op dit alles te letten met een staat- en zedekundig oog, voegt den grootsten Staatsman en verstandigsten Wysgeer.
Maar 'er is een Wereld-kennis van eene laager soort, op welke veele Ouders een veel hooger prys schynen te stellen. De Grieksche en Latynsche Taalkunde wordt, in vergelyking daar mede, veragt, ter zyde geschooven. Om zich naar de gewoonte te voegen, en veel meer nog om van de last des oppassens ontslaagen te weezen, wordt een Jongeling ter Schoole besteld: doch de kundigheden, welke hy daar opdoet, zyn kinderspel by lieden van de groote Wereld. Menschen en Zaaken, geen Woorden, houdt men hun voor als de eigenlyke stukken, op welke zy zich moeten bevlytigen: dit is de snorkende taal der zodanigen, die noch Menschen, noch Zaaken, noch
| |
| |
Woorden kennen. Geen kundigheden uit Boeken opgezameld, maar Wereld-kennis, by ondervinding opgedaan, voegt de Jeugd. - Onbedagtzaamen! die niet opmerken, hoe de kundigheden, in het stille Boekvertrek verkreegen, de gronden zyn om rechte Wereld-kennis op te vestigen.
De Ouders, die dusdanige onderrigtingen aan hunne Kinderen geeven, zyn zelven lieden van de groote Wereld, gelyk men ze noemt; voor het meerder gedeelte zeer middelbaar van verstand, en die nooit eenige weezenlyke vorderingen in Geleerdheid gemaakt, en gevolglyk nimmer de voordeelen daar van gekend of de zoetigheden geproefd hebben. - Misschien zyn zy zelven tot aanzien en waardigheid opgeklommen, door laag kruipende inschiklykheid, vleijen, veinzen, en dergelyke kunstenaaryen. Zy juichen zich toe over dit uitwerkzel der uitwendige bevalligheden van kleeding, houding, voorkomen, en, geheel onkundig van waare en weezenlyke verdiensten, worden zy natuurlyk opgeleid om hunne Kinderen de nuttigste en bevorderlykste Opvoeding te geeven, en deeze is, volgens hunne begrippen, Wereld-kennis.
Doch waar in bestaat die Wereld-kennis? - In eene kennis van derzelver Dwaasheden en Ondeugden: in eene kennis daar van in een tydperk des leevens, wanneer deeze zich niet vertoonen in derzelver waare licht, als veragtlyk en de bronnen van elenden; maar zich voordoen als begeerenswaardig, beminnelyk en oorzaaken van genoegen. Die Dwaasheden en Ondeugden te zien in de eerst ontluikende jeugd, eer de ziel behoorelyk toegerust is, zal geen afschrik verwekken; doch de zugt tot naavolging, ons zo diep ingeschaapen, gaande maaken. Jongelingen te brengen op de tooneelen, waar Onbetaamelykheid en Zedeloosheid de hoofdrollen speelen, is niets anders dan hun by de Ondeugd ter schoole laaten gaan, en het jeugdig gemoed eene smette geeven, welke het bezwaarlyk, zo ooit, zal kunnen afwisschen.
Wie kent geen Ouders, die hunne Zoonen, nauwlyks veertien of vyftien jaaren bereikt hebbende, laaten omzwerven naar welgevallen, zonder toevoorziend oog, op plaatzen van openbaar Vermaak verkeeren, laat in den nagt t'huis komen, en dit alles met een welvoorziene goudbeurs, terwyl zy hun geen rekenschap afvorderen hoe zy tyd en geld besteed hebben? - Ouders, zo wel in hun schik met de vorderingen hunner Zoonen in We- | |
| |
reld-kennis, als de Zoonen over het genot der Vryheid of liever der Ongebondenheid. Voor eene korte wyle gaat dit alles tot onderling genoegen. Doch, naa 't verloop van weinig jaaren doet zich veelal een jammerlyke omwenteling op. De vroeg Wereld-kundige Jongeling wordt een Doorbrenger, een Ligtmis: de schulden door hem gemaakt vervreemden 's Vaders genegenheid, en zyn eigen Lichaamsgesteltenis is geknakt door de gepleegde buitenspoorigheden. - Wat blyft 'er over, als 't geld verspild en de gezondheid volstrekt ondermynd is? Geen kundigheden, geen smaak in 't Verstand verlichtende en 't Hart vormende Letteroefeningen. De vroegste Leevenslente, waar in de zaaden dier kundigheden hadden moeten gezaayd worden, is tot geheel andere en daar tegen strydende zaaken besteed. - Het overige Leevensperk der Manbaarheid, en zelfs der Grysheid, (brengt hy zyne dagen meer dan ter helfte,) is geschikt voor de Kaart, den Dobbelsteen, en, zo verre de middelen en kragten toelaaten, voor ongebonden lugtrugtig gezelschap.
't Is zeer gebruiklyk, in het aanleeren deezer Wereld-kennis, geene moeite te spaaren om den Kweekeling de streeken en kunstenaaryen des Menschdoms te doen kennen. Reeds op zyn veertiende of vyftiende jaar heeft hy de ziel vol denkbeelden van veinsaarts, bedriegers en inhaalige schurken. Men leert hem de Menschen beschouwen als gemaskerd op de wereld omwandelende, en te gelooven, dat allen, met welken hy iets te doen heeft, een toeleg hebben om hem te bedriegen. Hy wapent zich, derhalven, met kunststreeken, om de aanvallen zyner bespringeren af te weeren. - 't Is waar, hy wordt ook onderrigt den schyn van goede hoedanigheden te vertoonen; doch niet om den wil dier goede hoedanigheden zelve: maar enkel om te gemaklyker te kunnen bedriegen. - In den verderen voortgang deezer leerwyze ontwortelt men alle zaaden van Waarheid, Eer en Deugd. En, eens verondersteld zynde dat de bedriegende Kunsten, door deeze Opvoeding verkreegen, ter bereiking van baatzoekende oogmerken strekken, is, nogthans, de bereiking van dit einde, dier moeite niet waardig. Geen rykdom, geen aanzien, geen volksgunst kan het bederf van het Hart, en de Zelfverlaaging van een Mensch, opweegen. Characters, welke niets hebben te hunner aanpryzinge dan uitwendige bekwaamheden worden grootlyks bewonderd en goedgekeurd door slegthoofden en kleinverstandigen, die niet die- | |
| |
per dan tot het oppervlak der zaaken indringen; doch veragt door allen, die denken, en met medelyden aangezien door de waarlyk Braaven.
Ik staa toe, Jongelingen, vroegtyds ter Wereld-kennis ingewyd, hebben doorgaans eene vrypostigheid in 't voorkomen, en eene maate van snapagtigheid, welke behaagt aan weinig verziende lieden. Hy, die dagelyks in zyne Boekoefeningen zit, en denkbeelden opzamelt, welke hem, ten eenigen tyde, een zege en eer zullen maaken voor allen, die tot hem betrekking hebben, heeft een dom, stug en oninneemend voorkomen by veelen, in vergelyking met den vaardigen snapper, in de ondeugd en 't verderf gedompeld, eer hy de meening der woorden verstaat. De wyze, op welke de laatstgemelde in gezelschap ontvangen wordt, stookt het vuur van zynen moedigen geest, en de arme Ouders zegepraalen doorgaans, voor eene poos, op de goede keuze in de Opvoeding huns Zoons. Doch, binnen vier of vyf jaaren zien en voelen zy doorgaans de uitwerkzels hunner dwaasheid. - Hun gedrag, daar het dikwyls uit onkunde ontstaat, verdient medelyden: doch indien het hervoortkomt uit zugt om zonderling te weezen, uit hoogmoed, bedorvene beginzelen of zorgloosheid ten opzigte van hun Kroost, is het hoogst bestraffens waardig.
Men heeft de oogen slegts te openen, om eene menigte van baardlooze Knaapen te zien, die zich het air van Mannen geeven, en manlyke ondeugden pleegen om Mannen te heeten. Zy zyn de ongelukkigen, die oordeellooze Ouders, van onder hunne beschermende vleugelen, in de wyde wereld hebben laaten gaan, eer zy op eigen wieken konden dryven. Hunne vermagerde aangezigten kondigen elk een aan, dat een heimlyke kanker den bloezem hunner Jeugd knaagt. Hunne woorden, hunne daaden, hunne kleeding, strekken alle, om te toonen dat zy verre gevorderd zyn op de wegen der Ondeugd, en gemeenzaam geworden met de elenden daar aan vast. De jaaren, die op een ydeltuitige, booze en bedorve Jeugd volgen, worden veel al besteed in, met een verzwakt zieklyk lichaam, het bekrompen overschot van een bedorven boedel te verteeren.
Veele Ouders van allerlei rang vervallen, heden ten dage, tot een droevig misbegrip. Niet weinigen hunner schynen te denken dat ondeugd en ongeregeldheid de kenmerken zyn van geest en verstand in een Jongeling: en dat onschuld, zedigheid, onderwerping aan Ouders en Leermeesters, bevlytiging op fraaije Letteren en het leeren van een
| |
| |
Beroep, ter onbetwistbaare blyken strekken van domheid en gebrek aan geest. Dikwyls lachen zy om de treeken van een jongen schurk, en schynen zelfs vermaakt met de ondeugd van den Knaap. Dit is menigmaal oorzaak dat hun eigen Kroost hun ten geessel strekt, en dat zy dien angel voelen, die, om my van shakespears uitdrukking te bedienen, scherper is dan de tand eens Adders: den steekenden angel van een ondankbaar, zedeloos, buitenspoorig en Godloos Kind. Jammerzalige vrugt van vroegtydige Wereldkennis!
Voorzigtigheid, Rede en Godsdienst vorderen met eenpaarige stemmen, dat Ouders alles aanwenden om hunne Kinderen, zo zuiver als mogelyk is, aan de Maatschappy te leveren. Laaten zy, ten dien einde, de Wereld van de schoonste zyde aan hun vertoonen. De Ondeugd voor hun verbergen. Van Oneerlykheid, waar onder ik begryp alle de kunstenaaryen en streeken, onbestaanbaar met waarheid, opregtheid en eenvoudigheid van zeden, nooit spreeken dan met verfoeijing.
Hoe, werpt men, misschien, tegen, wilt gy dan de Jongelingen onbereid, ontoegerust, aan een listige en booze wereld bloot geeven? - Neen, ik wilde hun, op de beste wyze, daar tegen wapenen, door de beginzels van Godsvrugt en Zedelykheid diep het gemoed in te drukken. Zy blyven, zo lang en bestendig als mogelyk is, onder 't oog eens waakzaamen Vaders of nauwlettenden Leermeesters: en laaten deezen, als zy eindelyk ter wyde wereld in moeten treeden, hun waarschuwen, welke kwaalen en elenden onvermydelyk volgen op zedeloosheid en losbandigheid. Dus voorbereid, zal 'er, onder den zegen der Voorzienigheid, die, naar alle reden, dit werk zal bekroonen, weinig gevaars weezen, of zulke Jongelingen zullen groote vorderingen maaken, in Deugd, in Geleerdheid, in het bekleeden van aanzienlyke Posten, en het waarneemen van een eerlyk Beroep, en de belooningen, daar op gesteld, ontvangen.
|
|