Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782
(1782)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 338]
| |
een jong Heer, die den ouderdom van ongeveer twintig jaren bereiken; verleent de Opsteller van dit Geschrift, ene leerzame doorloopende ontvouwing van den voornamen inhoud des Bybels. Het thans afgegeven eerste Deel gaet, over het geschiedverhael, in het Boek Genesis beschreven, beginnende met de Schepping van het Heelal, en eindigende met de komst van Vader Jacob, benevens deszelfs Huisgezin in Egypte, en de gevolgen hier van. Tusschen beiden komt ook de Geschiedenis van Job, en de inhoud des Boeks naer zyn naem genoemd, op de waerschynlyke vooronderstelling, dat Job voor Mozes, en vermoedelyk reeds in de dagen van Jacob en Ezau, geleefd hebbe; zynde veelligt een kleinzoon van Abraham uit Ketura. De merkwaerdigste Geschiedenissen, in dat tydbestek vermeld, hier beknoptlyk nagegaen, en nu en dan met vereischte aenmerkingen opgehelderd, liggen in dit onderwys ten grondslage van ene juiste beschryving der charakters daerin voorkomende, en van 't aendringen veler zedelyke leeringen, die daermede verknocht zyn, of 'er uit afgeleid kunnen worden. De manier, op welke de Gouverneur zyne onderrichtingen geeft, is geregeld en klaer; en de voorstellingen of de bedenkingen, door de jonge Lieden by gelegenheid geopperd, worden 'er op ene gepaste wyze tusschen in gevlochten. - Men mag des dezen Bybelonderwyzer wel in den rang van leerzaeme Geschriften plaetzen, die men der Jeugd met vrucht in handen kan geven, om haer Verstand, en tevens hare Zeden, te beschaven: ook kan deszelfs doorbladering nog wel nuttig wezen voor een groot aental van menschen, die reeds tot meerder jaren gekomen zyn; die zich niet behoeven te schamen, om gebruik van zulk ene handleiding te maken. Tot ene proeve van des Autheurs charakter- en zedekundige schryfwyze, dienen zyne volgende bedenkingen, by de beschouwing van Joseph in de gevangenis, met des Konings Oversten der Schenkeren en dien der Bakkeren. ‘Van wat aart, zegt de gouverneur, de misdaad geweest zy, waarom deeze Oversten in 's Vorsten ongenade vielen, laat zig gissen, maar niet met zekerheid bepaalen. Beiden lagen zy mogelyk onder het vermoeden, van in een toeleg op 's Konings leven, door middel van vergif, gestemd te hebben. - Indien myne gissing waar is, dan blykt het van achteren, dat men, by nader onderzoek, den spysmeester schuldig bevond, die daarom zyne euveldaad met den dood betaalde; terwyl de schenker, schuld- | |
[pagina 339]
| |
loos bevonden wordende, door den rechtvaardigen Vorst van zyne banden ontslaagen, en in zyn eerste waardigheid hersteld wierd. Laat ons zien, of wy in de volgende schets de charakters der beide Hovelingen duidelyker kunnen leeren kennen. - De schuldige mensch, hoe veel pooging hy ook aanwend, om, door zyne uitwendige houding, zig den schyn van onverschrokkene kloekmoedigheid te geeven, en eene vertooning van onschuld te maaken, verraadt doorgaans, voor een scherpziend oog, door zyn gedrag en zyne wyze van handelen, de strafbaare gesteldheid van zyn hart. - Waakende is hy werkzaam, om elke gelegenheid, die zyn lot ten zynen voordeele zou kunnen beslissen, met omzichtigheid aan te grypen; maar, by de mislukking van zyn oogmerk, vergaan die schynvertooningen, en dan is zyne overpeinzing in de eenzaamheid akelig. - Hy valt niet dan door vermoeijing en uitputting van zielskrachten in den slaap; en de droomen, natuurlyke gevolgen van zyne altoosdenkende maar ontruste verbeelding, vormen rondsom zyn leger de afgryselykste schrikbeelden. - De onschuldige daarentegen vertoont dikwils minder uiterlyke manmoedigheid, schoon hy over het geheel meer standvastigheid laat blyken. - Het laatste ontstaat uit de zuiverheid van zyn hart; het eerste wordt gebooren uit de menschlyke vrees, dat zyne partyen, die, buiten banden, de vervolging en verdrukking niet gevoelen, met hulp van andere schelmen, zyn verderving zullen bewerken. Men ziet den schuldeloozen dikwils beeven, als hy zig voor de menschen, die tog zyn hart niet kennen, zal rechtvaardigen; maar de kalmte en vrede in zyn gemoed neemt toe, wanneer hy zig, van de onverwachte kunstgreepen eens schranderen Rechters ontslaagen zynde, in de eenzaamheid bevindt: dan verheft hy zig, door zyne deugd en onschuld, boven alle Menschlyke zwakheid, en laat, zelfs in het midden zyner verzwaarde banden, op zyn gelaat, ja door zyn geheele persoon, de waare gesteldheid van zyn hart blyken. - Nimmer begeeft hem de hoop op uitkomst, hy poogt door alle bykomende gelegenheden zig daarvan te verzekeren; vindt in die hoop zyn troost, en tracht in elk mensch, die eer en medelyden laat blyken, zyn vriend en helper te vinden. - Pas nu het gezegde op onze twee staatsgevangenen toe. - 's Konings schenker ziet, in den slaap, streelende droomgezichten. Josephs gulhartig voorkomen is oorzaak, dat hy, by 't ontwaa- | |
[pagina 340]
| |
ken, daar hy reeds te vooren vriendschap en vertrouwenheid voor hem had opgevat, in een gemeenzaam gesprek, de geheime reden zyner peinzing aan hem openbaart. De Godsvrucht zelve heeft deel in 's Hovelings ontdekking. - Wat deert u? vraagt Joseph aan beiden. Waarom zyn uwe aangezichten betrokken? - Wy hebben elk een byzonder gezicht in den droom gezien; antwoordt de schenker. Maar wie zal ons den zin verklaaren? - Joseph zeide: God! - verhaal my uwen droom. - Blydschap straalt in het gelaad van den schenker door. - Ik zag een wynstok, zegt hy; Drie ranken sprooten uit denzelven. - Hy groeide, bloeide, en bragt vruchten voort. - Ik had Pharaos beker in myne hand; nam de druiven, perste de wyn uit, in den beker, en gaf denzelven in de hand des Konings. - Nog drie dagen, antwoordt Joseph, en Pharao zal u in uwen voorigen staat herstellen. - De blydschap werkt thans sterker op het gelaat van den schenker. - Dit maakt den spysmeester opmerkzaam; - de gelegenheid, om, al ware het slegts ter geruststelling van zyn hart, iets gunstigs van zyn lot te hooren, maakt hem spraakzaam. - Hoor my, zegt hy: ik hebbe ook gedroomd: - Ik droeg drie korven op myn hoofd. - In de bovenste derzelven waren allerleije spyzen, zo als de spysmeester die voor Pharao toebereidt. Maar het gevogelte viel daar op en at van dezelven. Toen zeide Joseph..... leonore. Och, Myn Heer; - was het lot, dat Joseph den spysmeester, zonder eenige omwegen, bekend maakte, niet te hard, niet te verschrikkelyk? de gouverneur. De spysmeester deed het verhaal van zynen droom, met den toon van iemand, die geenzins den dood te verwachten had. - Joseph antwoordt als een Man, die, door hooger geest verlicht, binnen weinige uuren het leeven van dien mensch ziet eindigen; en volgt het voorbeeld van een ervaren Medicynmeester, die, den dood van zynen lyder ziende naderen, hem zulks aankondigt, ten einde hy, van de hem overig zynde oogenblikken, een goed gebruik zou maaken. - Nog drie dagen, zegt Joseph; - en gy zyt een Man des doods. - Of nu de Hoveling zig van die tyding ten zynen nutte bediend, dan of hy de voorzegging belacht heeft, is ons onbekend. - De uitkomst | |
[pagina 341]
| |
van Josephs voorspelling wierd bewaarheid; want de schenker wierd tot zyne voorige waardigheid verheeven; maar de spysmeester boette zyne misdaad met het verlies van zyn leven. karel. Toont de Schenker vervolgens door zyn gedrag niet een ondankbaar mensch te weezen? de gouverneur. Dit gebrek, Karel, bezoedelt veeltyds de braafste karakters. In het midden der smarten, gevoelt de lydende Mensch allerbest den ramp zyner Natuurgenooten, en is dan het sterkst genegen, anderen dat medelyden, dat hy gaarne voor zigzelven zou wenschen te erlangen, te betoonen. Toen Joseph, op zulk eene treffende wyze, 's Hovelings voorspraak by den Koning verzocht, zeggende: gedenk tog myner als het u wel zal gaan, maak tog dat ik uit deeze kuil verlost worde, ik ben tegen myn wil uit myns Vaders huis weggevoerd, en hebbe niets gedaan, dat deeze straffe verdient, dunkt my, dat de verheugde Hoveling alles beloofd zal hebben. Hierin den Zeeman gelyk zynde, die in het midden der doodsgevaaren, wanneer het hart op de allergevoeligste wyze getroffen is, niets dan geloften doet, en duizend pryslyke voorneemens smeedt; doch, na zyne redding, doet zien, dat de zwakke sterveling niets meer moet belooven, dan met zyne natuur en vermogens bestaanbaar zy; en dat een mensch, op beloften in den nood aan hem gedaan, geen volkomen vertrouwen moet stellen. - Deugdelyke beloften van wedervergelding, in de verdrukking gedaan, komen wel voort uit een hart, dat gevoelig en vatbaar voor deugden is; maar zulk een hart is niet zelden het vatbaarst, om, door bykomende omstandigheden, zyn eerst voorgenomene besluit te verliezen. - Nieuwe streelende voorwerpen wisschen de eerste afzichtlyke beelden uit de zinnen, en doen, met genoegen, het tegenwoordige aangenaame, voor het voorledene afkeerige, aanneemen. - Maar blyft het gevoelig hart, in den eeuwigduurenden sluimer zyner zwakheden, bestendig misdaadig: zo is het den wreedaart gelyk, die nooit iets goeds belooft, dan uit eigen belang. - Verre zy dit van den braaven! ô Neen: het braaf gevoelig hart blyft het zelfde wat 'er ook gebeure; het blyft bekwaam, om in een geval, dat met zyn eigen voorheen geval overeenkomst had, zig de toen be- | |
[pagina 342]
| |
loofde dankerkentenis te herinneren, en ook waarlyk te volbrengen: - en dan is zyn yver, om zig van zyn verzuimden pligt te kwyten, doorgaans zo groot, als zyne drift voorheen was, in het belooven van goedheden, die het zig dan schaamt niet volbragt te hebben. Deeze trekken, Karel, ontbraken nog aan het beeld des schenkers, om zyn persoon te kennen. karel. Ik beken het, Myn heer; en zie nu wel, dat ondankbaarheid en zwakheid, in een Mensch, geene gebreken zyn, die met elkander gelyk staan. de gouverneur. Dat wilde ik u leeren. - Laat ons nu Moses beschryving volgen. - De overste der schenkeren gedacht niet aan Joseph. Twee jaaren daarna wierd Pharao door droombeelden beangst. De Wyzen van Egypten wierden over den aan hun geopenbaarden inhoud geraadpleegd, maar niemand kon 'er den Koning den geheimzin van te kennen geeven. - Toen sprak de schenker tot Pharao: - hede gedenke ik aan myne zonden; gy, ô Koning, waart zeer vertoornd, op den oversten der spysmeesteren, en op my uwen dienaar: - Gy zettede ons gevangen. 'Er was toen in dat zelfde gevangenhuis een Hebreeuwsche jongeling. Hy was, op bevel des gevangenmeesters, onze knegt. Wy verhaalden hem onzen droom; en, gelyk als hy dien uitleidde, is ons geschied; my hebt gy in myne waardigheid hersteld; maar den spysmeester doen dooden. - Die vrye bekentenis van zyn pligtverzuim toont duidelyk aan, dat verlokkende omstandigheden wel in staat zyn, de voorheen beloofde erkentenis uit de zinnen, maar niet geheel uit het hart te wisschen.’ |
|