Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782
(1782)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVerhandelingen van het Bataafsch Genootschap der Proefondervindelyke Wysbegeerte te Rotterdam. Zesde Deel. Te Rotterdam by R. Arrenberg, 1781. Behalven het Voorwerk, 160 bladz. in gr. quarto.Men ontmoet, in dit zesde Deel, een viertal van wel-uitgevoerde Verhandelingen, waar van de eerste gaat over de Electrische Luchtverhevelingen, en de drie anderen grootlyks tot de Ontleed- Heel- en Geneeskunde behooren. - Wat de laatstaangeduiden betreft; in eene | |
[pagina 209]
| |
derzelven gaat de Heer J. van der Haar ten kragtigste tegen, het algemeene, en, hoe dikwerf bestreeden, nogtans veelal standhoudend gebruik, van de Nageboorte, terstond na de geboorte van een Kind, af te haalen: waartegen hy beweert, dat men de ontlasting der Nageboorte grootlyks aan de werking der Natuure hebbe over te laaten, en derzelver heilzaame poogingen niet dan op eene zagte wyze te hulp te komen. Natuur- en Ontleedkundige redeneeringen pleiten hier voor een gevoelen, dat eene herhaalde ondervinding in veele voorbeelden begunstigt: doch het valt altoos bezwaarlyk, een door de gewoonte gevestigd gebruik, hoe verkeerd het ook moge zyn, met den gewenschten uitslag te bestryden. - Hieraan volgt een berigt van den Heer W.v. Lis, raakende zyne waarneeming van een voldraagen Kind, zonder Voor- Opper- en Agterhoofd, en zonder Herssenen, leevend ter waereld gekomen: welk berigt van twee onderscheidene Afbeeldingen vergezeld gaat. - En by dit Stuk komt voorts nog eene Verhandeling over de gedephlogisteerde Lugt, (welke geen, of althans minder, Phlogiston in zig bevat, dan onze gemeene Lugt,) en de manier, hoe men dezelve kan bekomen, en tot de Ademhaaling doen dienen, door den Heer J. Ingen-housz. Na een voorafgaand theoretisch voorstel wegens de vermoedelykheid, dat het inademen van gedephlogisteerde Lugt, in zommige ongesteldheden, van een gunstig gevolg zou kunnen zyn, geeft de oplettende Ingen-housz een verslag van de zelfstandigheden, uit welke men gedephlogisteerde Lugt bekomen kan, en van de byzondere hoedanigheden dier Lugt, op onderscheiden wyze, uit verschillende lichaamen getrokken. Verder ontvouwt hy de manier, op welke gedephlogisteerde Lugt uit Salpeter getrokken, en, als tot een geneesmiddel geschikt, by een vergaderd moet worden. Hieraan hegt hy wyders een berigt van de manier, om zeer gemaklyk gedephlogisteerde Lugt te kunnen ademen, met aanwyzing, hoe dezelve gezuiverd kan worden van het Lugtzuur, waarmede zy, door de longen gaande, besmet wordt. En eindelyk geeft hy ook nog aan de hand eene verkorte manier, om den graad der goedheid van gedephlogisteerde Lugt te bepaalen. By de naauwkeurige onderrigtingen van 't geen men omtrent het een en 't ander in agt heeft te neemen, voegt de geëerde Schryver nog eene ophelderende Plaat, met de noodige verklaaring; 't welk des kundigen volkomen in staat stelt, om deeze Ge- | |
[pagina 210]
| |
neeswyze ter proefneeminge te brengen, en dus te beantwoorden aan het oogmerk van den Heer Ingen-housz, in het gemeenmaaken deezer Verhandelinge. Zyn Ed. naamlyk heeft tot nog geene Geneeskundige proeven hier van kunnen neemen; maar 't nagaan van de hoedanigheden en eigenaartige uitwerkingen van gedephlogisteerde Lugt, op veelerleie wyzen door hem beproefd, verleent hem een goeden grond om te vertrouwen, dat dit middel met zeer veel vrugts in 't werk gesteld zou kunnen worden. Vooral verwagt hy zulks in Krampagtige Aamborstigheid, en verder in verscheiden ziekten der Longen, als mede in Inflammatoire en Rotziekten, en in die allen, in welken de Leevenswarmte vermeerderd is, en zig meer Phlogiston uit het Dierlyk gestel ontwikkelt, dan in den staat van Gezondheid. Hy verzoekt deswegens den oplettenden vlyt der Geneeskundigen, met afwagting van hunne naauwkeurige berigten; en 't is hem, voor de openbaare afgifte deezer Verhandelinge hier te Lande, reeds gelukt een eenigzins gunstig verslag daarvan te ontvangen. Men heeft het zelve, als behelzende de eerste Proeve, aan 't einde deezer Verhandelinge gehegt; zynde een Brief van den zeer geleerden Heer Stoll, Hoogleeraar in de oefenende Geneeskunde aan de Universiteit te Weenen; welke den Heer Ingen-housz meldt, dat hy zig van het door hem voorgeslaagen middel met vrugt bediend heeft, in 't ongeval van eene Krampagtige Aamborstigheid; en zig voorstelt zyne proefneeming, in de verwagting van een verder gunstig gevolg, voort te zetten. Buiten deeze drie Stukken levert ons dit Deel eene Prysverhandeling, ter beantwoordinge van het Voorstel des Genootschaps, ‘om door Proeven te toonen, welke Luchtverhevelingen van de werken der Natuurlyke Electriciteit afhangen; hoe dezelven 'er door worden voortgebragt, en welke de bekwaamste middelen zyn, om onze Huizen, Schepen en Personen tegen den schadelyken invloed derzelven te beveiligen?’ - De Heer van Marum, wiens antwoord, met den gouden Eerprys bekroond, hier gemeen gemaakt wordt, behandelt dit onderwerp met alle naauwkeurigheid, zig hoedende voor eene stelzelzugt, die wel eens gissing op gissing doet stapelen, bepaalt hy zig, naar den eisch der Vraage, tot het Proefondervindelyke; en toont, volgens het zelve, in de eerste plaatze, ‘dat de Blixem voor eene ontlaading van de Electrische kragt der Wolken te houden is.’ De overeenkomst tusschen de | |
[pagina 211]
| |
verschynzels en uitwerkingen der Electrische ontlaadingen, en die van den Blixem, gepaard niet de ontegenzeggelyke ondervinding, dat de Wolken, by Donderbuien, altoos eene zeer sterke Electrische kragt bezitten, bewyst ten overvloede, dat ze beiden van soortgelyken aart zyn, en alleen in trap verschillen. Bygebragte proefneemingen, met eene zo volledige verklaaring van derzelver toestel, dat ze gereedlyk getoetst en nagedaan kunnen worden, staaven dit genoegzaam op eene beslissende wyze. En zulks geeft zyn Ed. vervolgens gelegenheid, om uit de verschynzelen, die de Proefondervindelyke Electriciteit verleent, de manier te verklaaren, hoe de Blixem door de Natuurlyke Electriciteit van den Dampkring worde voortgebragt; wel byzonder, hoe dezelve uit de eene Wolk in de andere loope, en naar de oppervlakte der Aarde afschiete; als mede hoe het bykome, dat de Blixem, in een golvenden of slangswyzen voortgang, zomtyds, eene groote lengte afloope. - Deeze proefneemingen en daarop gevestigde kundigheden dienen hem vervolgens grootlyks ten grondslage, ter bepaalinge van de bekwaamste middelen van beveiliging, tegen de schadelyke uitwerkzels van den Blixem. Men bedient zig daar toe, ten opzigte van Gebouwen en Schepen, van afleidende metaalen staaven, langs welken de Blixem, op het boveneinde, dat de Electrische stof uit de Wolken aftrekt, gevallen zynde, van het Gebouw of Schip afgeleid wordt. Dan nademaal het niet om 't even zy, hoe dezelven geschikt en ingerigt worden, verledigt zig de Heer van Marum, om onderscheidenlyk na te gaan, wat men hieromtrent ter meeste beveiliginge in agt hebbe te neemen. Zulks doet hem verscheiden vraagen, wegens derzelver inrigting, opperen en beantwoorden, met bybrenging van zodanige Electrische Proefneemingen en Ondervindingen, welken ter ophelderinge en bevestiginge van zyn gezegde dienen. Hieruit maakt hy voorts op, hoe deeze afleiders in 't algemeen ingerigt behooren te worden; en toont vervolgens afzonderlyk, wat men omtrent derzelver schikking, zo op Gebouwen, als op Torens, Molens en Schepen in agt hebbe te neemen: waarby hy eenige voorbeelden voegt, die het gebruiken van zodanige afleiders, door derzelver gunstig gevolg, aanpryzen. Wat wyders nog de beveiliging onzer eigen persoonen betreft, het zy in Gebouwen, die van geen afleider voorzien zyn, op den weg, of in het open veld; zyn Ed. deelt ons deswegens verscheiden gegronde waarschouwingen mede; en brengt ons onder het oog, wat | |
[pagina 212]
| |
wy, naar het gewoone beloop der Electrische verschynzelen, ter meeste beveiliginge, boven al hebben gade te slaan. By die gelegenheid verklaart hy zig, onder anderen, uitdrukkelyk tegen het denkbeeld, dat Zyden en Wollen, of ook wel natte Kleederen ter bescherminge zouden kunnen dienen: de kleeding doet, zyns oordeels, in dit geval niets; alleen houdt hy het raadzaamst alle metaalen, die men by zig heeft, af te leggen. En even zo houdt hy de uitvinding van de zogenaamde Paratonneres of Donderschermen voor beuzelagtig; in stede van dienst te doen, zouden ze, zegt hy, eer nadeelig kunnen zyn; gemerkt de dunheid der zogenaamde afleiders natuurlyk gevaarlyk kan weezen. Tot dus ver bepaalde zig de Heer van Marum inzonderheid tot den Blixem, als welke in dit onderzoek bovenal in aanmerking komt: egter is hy geenszins van oordeel, dat deeze de eenige Lugtverheveling zou zyn, die van de werking der Natuurlyke Electriciteit afhangt. Vermoedelyk zyn ook veele anderen, zo al niet de meeste, inzonderheid de vuurige Lugtverhevelingen, daaruit af te leiden: en zyn Ed. althans is niet vreemd van te denken, dat het Weerlicht, de vallende Sterren, de Regen en Orkaanen, ten minste zomwylen, mede gedeeltlyk door de Electriciteit van den Dampkring gebooren worden. Maar zig niet in staat bevindende, dan om gissingen daaromtrent by te brengen, laat hy zig hierover niet breeder uit, in deeze Verhandeling, welke alleen tot het Proefondervindelyke geschikt is. - Sterker komt het hem voor kan hy spreeken, van de Waterhoozen, zommige Dwarrelwinden en het Noorderlicht; die, naar uitwyzen der Waarneemingen, overeenkomstig met het Proefondervindelyke, op goeden grond, onder de werkingen der Natuurlyke Electriciteit te tellen zyn. - De Heer van Marum toont dit van ieder deezer Verhevelingen in 't byzonder; en brengt ons onder het oog, hoe men Proefneemingen in 't werk kan stellen, die het geen ons de Waarneemingen aan de hand geeven bevestigen. Zie hier, ten besluite, het geen hy ons wegens het Noorderlicht voordraagt. ‘Het Noorderlicht, zegt hy, is zeer waarschijnlijk Electrische stof, welke zich in 't hooge en ijdle gedeelte van den Dampkring verspreidt. Deze stelling is geene losse gissing: zy is op verscheiden proeven en waarneemingen gegrond. 1. Wanneer de Electrische stof door lucht gaat, welke tot een zekeren trap verijdeld is, dan maakt zij straalen en flikkeringen, welke aan het Noorderlicht zeer gelijk zijn. | |
[pagina 213]
| |
Door 'er meerder of minder Electrische stof gelijktijdig te laten doorgaan, kan men zelfs de onderscheiden kleuren, onder welken zich het Noorderlicht op onderscheiden tijden vertoont, volkomen nabootzen. 2. Men heeft waargenomen, dat de Lucht, ten tijde van het Noorderlicht, zomwijlen eene buitengewoone Electrische kracht bezit, en dat ook de Electrizeermachines ongemeen sterk werkenGa naar voetnoot(*). 3. In de Noordlijke Landen, waar het Noorderlicht sterker is, hoort men dikwils, bij de uitschieting der straalen, een aanmerkelijk geruisch, gelijk aan dat geen, het welk men in eenen minder trap, bij de straalswijze uitschieting der Electrische stof, uit sterk geëlectrizeerde lichaamen waarneemt. 4. De verandering in de Miswijzing der Kompasnaalden, ten tijde van het Noorderlicht, moet, naar mijn inzien, ook als een bewijs van deszelfs Electrischen aart worden aangemerkt: vermits men weet, zoo door de waarneemingen van den invloed van den Blixem op de Kompasnaalden, als door de Electrische Proefnemingen op dezelven in 't werk gesteld, dat de wijzingen der Kompasnaalden, door den invloed der Electrische stof veranderd wordenGa naar voetnoot(†). De verandering der wijzinge bij het Noorderlicht is door Prof. bergman te Upsal in het Jaar 1757 dikwijls waargenoomenGa naar voetnoot(§). Den 5 December 1768 zag men op het Observatorium te Parys, geduurende het Noorderlicht, de Kompasnaalde geheel verzet. Eerst stond zy 2 graden beoosten het Noor- | |
[pagina 214]
| |
den, en vervolgens stelde zy zich op 4 graden ten WestenGa naar voetnoot(*). Sedert eenige Jaaren heeft men, ook hier te Lande, den invloed van het Noorderlicht op de miswijzing der Kompasnaalden, op verscheiden plaatzen, waargenomen. De Kompasnaalde heeft thans hier eene miswijzing van tusschen 21 en 22 graden bewesten het Noorden. In deze miswijzing is eene dagelyksche verandering van 3, 4, 5 of 6 minuten. Dan, wanneer het Noorderlicht schijnt, is deze verandering veeltijds merkelijk grooter; zomtyds is zy 10 maalen, ja ook 20 maalen meerder, dan de gewoone dagelijksche verandering. Zomtijds doet eene Naalde, ten tijde van het Noorderlicht, een sprong van 60 minuten. Dikwils waggelt zij zodanig, heen en weer, dat men niet in staat is haare miswijzingen waar te nemen. Aan soortgelijke veranderingen en ongeregeldheden zijn ook de Kompasnaalden bij Donderbuijen onderhevig. Dit leeren mij de dagelijksche waarneemingen, welken mijn waarde Vriend de Heer jan engelman, Med. Dr., Opziender van Rhijnlands Werken, en Schout van Sparendam, die, bij het klimmen zijner jaaren, nog steeds zynen zoo wel bekenden ijver ter bevordering der Natuurkennis behoudt, mij heeft gelieven mede te deelen. Zyn Ed. heeft, zedert het jaar 1764, de miswijzing op Sparendam, met eene zeer naauwkeurig wijzende Compasnaalde, dagelijks van uur tot uur waargenomen. Deze soortgelyke veranderingen en ongeregeldheden in de miswijzingen der Kompasnaalden, bij Noorderlicht en Donderbuijen, hebben voorzeker eene soortgelijke oorzaak. Daar men nu weet, dat de Donderbuijen Electrische verschijnzels zijn, zoo kan men dan hieruit met veel waarschijnlijkheid besluiten, dat de Electrische kracht van het Noorderlicht voor derzelver oorzaak te houden is. De voorgaande proeven en waarneemingen toonen derhalven, (naar mijn inzien,) middagklaar aan; dat het Noorderlicht Electrische stof is; welke zich boven in den Dampkring verspreidt. Uit de bekende evenredige digtheid der lucht, naar mate zij meerder of minder gedrukt wordt, weet men zeker, dat de lucht zoo veel ijlder is, naar mate zij hooger boven de aarde verheven is, en dus de luchtkolommen, die op dezelve drukken, korter en dus ligter zijn. Het hoogere | |
[pagina 215]
| |
gedeelte van den Dampkring heeft dan die ijlheid, dat 'er de Electrische stof het zelfde lichtverschijnzel in maaken kan, als in de verijlde lucht, welke men door kunst verkrijgt. Welke de oorsprong dezer Electrische stof zij, of door welke oorzaken de Electrische kracht in den Dampkring geboren worde; - waarom zij voornamelijk uit het Noorden kome; - of zij overtollige Electrische stof zij, waarvan zich de aardkloot door de beide Poolen ontlast: van deze en verscheidene andere zaaken, tot het Noorderlicht betrekkelijk, kunnen wij zelfs geene waarschijnlijke gissingen opgeeven, aangezien ons daar toe alle grond ontbreekt.’ |
|