wat zy in hunne korte Geschriften zeggen, zo zy het niet bewyzen. - Met één woord, de Heer Macquet vind onder alle Pathologische Boeken geene, waarin jonge Geneesheeren, alles wat ze zoeken, klaar, verstandig, en in eenen aangenaamen styl vinden voorgesteld. - En daarom besloot hy, aan de practyk gekoomen, naar zyn vermogen te werken, om dit gebrek te verhelpen. - Parturient montes! - De Schryver heeft den Heer Gaubius de eer aangedaan, om deszelfs Pathologische Inleidingen tot zyn richtsnoer te verkiezen, om naa deeze een volledige en uitgebreider Pathologye uit te werken. Ik hebbe echter, zegt de Autheur verder, de gedagten van dien kundigen Geneesheer niet altyd kunnen aanneemen, als het my toescheen dat anderen iets beters opgaven, maar alleen den leidraad van dien Heer gevolgd, om een schets voor my te houden, naar welke ik werkte. De Leezer krygt thans het Eerste Deel van mynen arbeid. In dit behandele ik, naa eene korte Inleiding over de Geneeskunde in het gemeen, de Natuure, Oorzaaken, en Toevallen der Ziekten.
Ik onderzoeke het menschlyke Lichaam Chemisch om deszelfs elementen te ontdekken, en op deeze gronden de ziekten van het vaste, zonder leven. Ik besluit het met de beschouwing der levenskragt, die het vaste bezielt, met derzelver aandoeningen. - Het Tweede Deel van myn Werk zal de ziekten der vaten, de werktuiglyke ziekten, en de afwyking der vogten van ons Lichaam bevatten. - In het Derde Deel, buiten twyffel een der aangenaamsten, en niet minder nuttigst, verklaare ik de werking der niet natuurlyke zaaken op ons Lichaam. Ik beschouw het nadeel dat de lugt, spys en drank, geneesmiddelen, venynen, slaap en waaken, beweeging en rust, alle uitwendige zaaken, ons Lichaam aanbrengen; wien, en wanneer zy ook voordeelig zyn. Ik eindige het met eene Verhandeling over de ziekelyke zaaden, op welke de niet natuurlyke zaaken werken, en over de helpende kragten der natuur. Het laatste Deel moet de toevallen der byzondere deelen bevatten. - Deeze is de taak die de Heer Macquet op zig genoomen heeft. - Onze nieuwsgierigheid was, by het doorleezen deezer zo veel beloovende Voorrede, niet gering om het Werk zelve te leezen, en wy verwachtten niets minder dan een Man, die aan juistheid van denkbeelden, aan bondige redeneeringe, en klaarheid en duidelykheid van voorstel, eenen Gaubius, en alle zyne Voorgangers, verre zoude overtreffen; - dan, wy