Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1781
(1781)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 193]
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen betrekkelyk.Geschiedkundig verslag van 't geen, langzamerhand, aanleiding gegeeven heeft tot de kerkelyke verdraagzaamheid der protestanten in de Pruisische staaten.(Getrokken uit zekere Hoogduitsche Brieven, over den tegenwoordigen Staat van den Godsdienst in dat Ryk; gedrukt te Leipzig, 1778.)
De uitsteekende verdraagzaamheid, welke zo veel Gezinten, onder het gebied van den Koning van Pruischen, zelfs gewillig, omtrent elkander in het stuk van den Godsdienst betoonen, klinkt zeer wyd onder de Protestantsche Christenen, en boezemt den aandagtigen beschouwer van de veranderingen in de Christen-Kerk een dubbele opmerking en verwondering in. Men weet, dat zommige eene dus verregaande verdraagzaamheid als een gunstig teken, dat andere dezelve als een kwaad beduidsel aanzien, ten opzigte van de volgende lotgevallen der Kerke. De toekomende tyden moeten dit ontzwagtelen. Wanneer die toegeevenheid niet tot eene volslaagene onverschilligheid, wat men ook denke nopens de Christelyke Geloofsleere, overslaat, - zo die verdraagzaamheid, met andere woorden, geene aanleiding geeve, om alle vaste beginselen der Christelyke leerstelsels, welke verschillende Aanhangen gemaakt hebben, te verwerpen, 't geen, naar ons inzien, geenszints het geval is van de verdraagzaamheid in Duitschland, oordeelen wy, dat de Christelyke Kerk wel grooterGa naar voetnoot(*) onweersbuiën dan deeze hebben boven het hoofd | |
[pagina 194]
| |
gehangen. - Dan wy willen in deeze stoffe niet dieper dringen. Ons oogmerk is alleen den Geschiedkundigen Leezer genoegen te geeven, en Hem te doen zien, dat deeze verdraagzaamheid niet, eensklaps, verscheenen, maar lang in de geboorte geweest is. Zekerlyk heeft men het dulden van allerlei Godsdienstbegrippen, in den uitgestrektsten zin, aan den thans heerschenden Koning, frederik den grooten, voornamentlyk, toe te schryven. Dan men moet tot afgelegener bronnen te rug treeden, uit welken de algemeene geest van verdraagzaamheid, in deezen staat, eerst gevloeid is, - uit welke dezelve zig verspreid heeft, staande de regeering der elkander volgende Vorsten; tot dat dezelve, van langzamerhand, onder het roemrugtig bewind van den thans gebiedenden Koning, onwrikbaar gevestigd is. Eerstelyk willen wy de verstafgelegene oorzaaken dier Verdraagzaamheid opgeeven; - Ten tweeden zullen wy die geene aanwyzen, welke wat nader aan onze tyden koomen; - en Ten derden de allernaaste redenen te voorschyn brengen, die aanleiding gaven om zo veel Gezinten van Christenen, op de vreedzaamste wyze, met den anderen te doen verkeeren, en de wydst uit elkander loopende begrippen, om zo te spreeken, te vereenigen. Het kan den Geschiedkundigen Leezer niet onaangenaam weezen daar van een volledig verslag te hebben, en die zaak dus uit den grond te zien opgehaald. [Het oorspronglyke is met bylaagen verrykt, die ons op de zekerheid der volgende zaaken, met alle gerustheid, doen afgaan, maar die te omslagtig zyn, om in dit Mengelwerk geplaatst te worden.] | |
I. Verstafgelegene oorzaaken, die de Algemeene Verdraagzaamheid, in de Pruisische Staaten, bewerkt hebben.Niet lange na de Hervorming, werdt tot deeze Verdraagzaamheid de grond gelegd, en op denzelven is verder die allerheilzaamste instelling voor Kerk- en Burger- | |
[pagina 195]
| |
staat, ‘van niemand in zyn geweten, wegens den Godsdienst, te verontrusten’, door veele veranderingen in de Pruisische Staaten, wyd en zyd gebouwd. - Joachim de eerste was een Vyand van Luther, en van de Hervorming; maar geen Vervolger. Zyne beide Zoonen, Joachim de tweede, en de Markgraaf johan, vervoegden zich schielyk by de Luthersche Leer. De laatste omhelsde dezelve eerst, in het openbaar, te Kustrin, in den jaare 1536, en verkoos hendrik frame, een zeer verdraagzaam Man, volgens het getuigenis zelfs van eenen Roomschen Geestelyken, tot zynen Hofprediker en Generaal Superintendent. Dan niemand werdt ter navolginge zynes voorbeelds gedwongen, alzo die Vorst het voor een ge weetenaak aanzag, iemand met geweld tot den Godsdienst te dwingen. Joachim de tweede nam te Spandau, in den jaare 1539, het Luthersche Geloof aan. Het Hof, de Raad, de Burgers, mitsgaders eene groote party der Roomsche Geestelykheid omhelsden zyne keuze, en gebruikten het Avondmaal naar de wyze, die de Luthersche hebben. Daar over viel het Poolsche Hof den Keurvorst lastig, en de Gezanten van Koning Sigismund werden gelast in Berlyn te weeg te brengen, dat de Keurvorst, nimmer, deszelfs Gemalin, eene Dogter van Sigismund, tot dat Geloof noodzaaken zou; aan welk verzoek de eerste, met alle gewilligheid, voldeedt. In de Kerk-verordening, welke hy, in den jaare 1540, uitgaf, en waar na men zich, in Brandenburg, ten opzigte van Leer en Kerkgebruiken, schikken moest, ontmoeten wy een Artykel, dat ten klaare bewyze dient, hoe zeer hy de Christelyke Vryheid voorstondtGa naar voetnoot(*). En in 't jaar 1545 beval de Keurvorst, by gelegenheid, dat een | |
[pagina 196]
| |
Keurvorstelyke Kerkenraad wierd' opgerigt, met nadruklyke woorden, dat de andere Kerkvergaderingen, in de gewigtigste zaaken, altoos den raad deezer Keurvorstelyke byeenkomste zouden inneemen; terwyl, langs dien weg, de magt der Geestelykheid beteugeld, en hunne veel gezag hebbende uitspraaken, van tyd tot tyd, kragteloos gemaakt werden. Johan george, zo deugdzaam als zuinig, deedt al zyn best, om de Verdraagzaamheid in den Godsdienst te bevorderen. By eene verandering des evengenoemden Keurvorstelyken Kerkenraads, liet hy, in de neteligste zaaken, eenige zyner Kamerraaden, mitsgaders zynen Kancelier, door deeze Vergadering roepen, op dat men, met alle nauwkeurigheid, de ter tafel gebragte stukken onderzoeken, en, met allen moogelyken spoed, vonnis stryken zou. 't Is waar, dat hy den Geestelyken de magt liet behouden, om te straffen: maar niet, zonder bepaaling, en met uitdruklyk bevel, dat de Waereldlyke Regter het vonnis zou uitvoeren. Eenige jaaren laater voegde hy die Vergadering een weereldlyk persoon tot Kancelier toe, en belette haar dus het staan na de opperste magt. Zyne liefde tot eensgezindheid was, huiten kyf, de oorzaak, dat hy het ontwerp van eendragtGa naar voetnoot(*) in het openbaar, eerbiedigde. - Musculus en cornerus moesten hier aan arbeiden, en niets was duidelyker, dan dat de Keurvorst de algemeenste eensgezindheid, en de rust zyner Onderdaanen, op het oog hadt. Joachim frederik stondt de zaak der Lutheraanen, ten yverigste, voor, en betoonde zich geen vriend van de Hervormde te weezen; dan vervolgde hen, in geenerlei opzigte. Zyne Ziel ademde vreede, en men kan geen voorbeeld van vervolging, onder deszelfs bestier, bybrengen. - Dan onder alle, die men als de eerste Bewerkers van de thans heerschende Verdraagzaamheid in de Pruisische Staaten mag aanzien, verdient Keurvorst johan siegmund de eerste plaats. - De Slag, dien hy met den Hertog van neufchatel, in Dusseldorp voerde, maar byzonder de nederlaag, den laatsten toegebragt, deedt Hem, onder andere, tot de Hervormde Kerk overgaan. Hy nam de plegtigheid des H. Avondmaals, naar het gebruik der Hervormde, voor het eerst, waar, op den eersten Kersdag van 't jaar 1613, en lag, hier door, den | |
[pagina 197]
| |
grondslag tot de Verdraagzaamheid, die de Hervormde, zedert, in zyn Ryk betoond hebben. Voor zynen overgang tot de Hervormde Kerk, was hy den Philippisten al byzonder genegen, en liet zich, vervolgens, door de beschryvingen, welke zyne Hovelingen, wel eer in Frankryk, de Palts en Holland geweest zynde, van de eenvoudigheid des Hervormden Godsdiensts gegeeven hadden, tot liefde omtrent denzelven inneemen; dan de gemelde Slag gaf daar toe de meeste aanleiding. Deeze overgang was voor het Graafschap Brandenburg, inzonderheid voor de belangen van den Godsdienst, van het grootste gewigt. Met zyne goedkeuring werdt eene belydenis ingevoerd, die der Hervormde Kerk ten regelmaat moest dienen; maar geen van de Luthersche Belydenisse dwong men tot de aanneeming der zelve. Zelfs liet de Keurvorst de grootste oogluiking blyken, by gelegenheid, dat de Luthersche, op het aanhitsen van een Geestelyken der St. Pieters Kerke, oproer verwekten, wegens het wegvoeren der Beelden uit den Dom. En op den algemeenen Landdag te Soldin beloofde hy, allerplegtigst, van geene vervolging te zullen aanregten, wegens den Godsdienst; en dat hy, ten opzigte van de Geestelyke zaaken, niet de minste verandering dagt te maaken, nog in den Lutherschen eerdienst, nog in het regt van PatroonschapGa naar voetnoot(*), nog in den Kerkenraad. In den jaare 1614 liet hy een merkwaardig Bevelschrift uitgaan, strekkende tot aanspooring der Geestelyke, om alle bescheidenheid en gemaatigdheid, op den Predikstoel, te laaten blyken; en alles te weeren, 't geen aanstoot geeven, den vreede der Ziele stooren, en de belangen van Gods Kerk benadeelen konde. Ieder aandagtig beschouwer deezer eendragtlievende uitschryving bemerkt daar in reeds de zaaden dier Godsdienst-verdraagzaamheid, welke de thans regeerende Monarch, tot geluk zyner Staaten, op zulk een' vasten voet gebragt heeft. - Agtervolgens het onderwys, dat de Leeraars bergius en pelargus hem mededeelden, stondt de Keurvorst, nopens het stuk van de verkiezing der genade, in het gevoelen van arminius, die in Holland veroordeeld werdt, en van daar kwam het, dat hy met de Nationaale Synode, te Dordregt 1618 en 19 byeen geroepen, niets te doen wilde hebben, en geen Godgeleerde daar toe afgevaardigdeGa naar voetnoot(†). Zekerlyk vindt | |
[pagina 198]
| |
men in deezen stap eenen van de merkwaardigste gronden, op welken de edelste geweetens-vryheid, in deeze Staaten, verder is voortgeplant. Onder den ongelukkigen Keurvorst george willem, werdt de zogenaamde dertigjaarige Kryg gevoerd. De liefde tot de Protestanten voerde hem, maar tot zyn eigen ongeluk, in deezen verwoestenden Oorlog, die hem onnoemlyke schatten kostte, en wiens uitslag hy niet beleefde. Hy stierf, in den jaare 1640, te Koningsbergen, met veel hartzeer en kommer wegens zyne zo ongelukkige regeering. - Deeze zyn de verstafgelegene oorzaaken, die het dulden van allerlei gevoelens over den Godsdienst, in de Brandenburgsche Staaten, bewerkt hebben. - Wy gaan over tot | |
II. Nadere oorzaaken, die deeze Algemeene Verdraagzaamheid bevorderd hebben.Wy vinden ze onder de roemryke regeering der Keurvorsten frederik willem, en frederik den eersten. frederik willem nam de belangen der Hervormde, in de Westfaalsche Vreede-onderhandeling, met eene ongeloofelyke moeite, ter harte, en zegenpraalde, eindelyk, voor deeze Geloofsgenooten. De Hervormde drongen, namentlyk, op eene onbepaalde vryheid van Godsdienst-oefeninge, en de Keurvorst liet hunne zaak, door zyne Gezanten, afzonderlyk bewerken. Dan zeer veel zwaarigheden ontmoetten zy by de Keizerlyke en Roomsche Afgevaardigden. - 't Kwam, namentlyk, in de geheele Oorlogsverklaaring, enkel om den Godsdienst begonnen, op de beantwoording deezer vraage aan; ‘Is het regt van den Godsdienst te hervormen verbonden aan het regt van regeeren; zo dat elk Landsheer, naar zyn eigen welgevallen, eenen anderen Godsdienst kan invoeren, dien zyne Onderdaanen, tot dus verre, niet beleeden hebben?’ - Deeze vraag was voor alle ook een twistappel, vermits een ieder eenen byzonderen Godsdienstigen aanhang toegedaan zynde, verschillend, over het Christelyk Geloof dagt. De | |
[pagina 199]
| |
gematigste Godgeleerde ontkenden dezelve. Andere hielden den middenweg, en oordeelden, dat de Vorsten, zekerlyk, het regt hadden, om den Godsdienst hunnes Ryks te veranderen, maar niet als met de toestemming der Land-Staaten. Eindelyk, kwam men overeen, ‘dat het, in den Roomschen Ryke, ieder zou vrystaan den Roomschen of den Protestantschen Godsdienst, het zy den Lutherschen, of Hervormden, te belyden, en dat elk deezer Godsdiensten, in het openbaar, gevierd zouden worden op die plaatsen, daar zy, in den beginne van 1624, opentlyk gevierd waren. Dan, wanneer de Onderdaanen, op eene plaats van dat Ryk, een geloof waren toegedaan, dat aldaar niet was ingevoerd, moesten zy afzien van eene openbaare belydenis van het zelve, en, in stilte, zich met hunnen Huislyken eerdienst te vreede houden, of de vryheid hebben van hunne bezittingen te verkoopen, en naar zulk eene plaats te trekken, daar hunne Godsdienst in algemeen gebruik was.’ Alle de Ryks-Staaten beloofden dit beding te zullen nakoomen, het Huis van Oostenryk alleen uitgezonderd; dit begeerde daar aan niet gehouden te weezen, en wilde niemand zyner Onderdaanen eenigen Godsdienst als den Roomschen laaten belyden. Die daarmede niet te vreede was, moest het Land ruimen. Dan den Silesier-Vorsten werdt hunne vryheid, hier in, gegeeven, en den overige Silesiers stondt men eenige openbaare Bedehuizen, by gunste, toe. De Hervormde, door frederik willem ondersteund, wilden het onbepaald genot eener Godsdienst-vryheid hebben. De Afgevaardigde uit Brandenburg, by welke zig de Hessische vervoegden, bragten het, eindelyk, ook zo verre, dat de Hervormde met die van de Augsburgsche Geloofsbelydenis gelyk gesteld wierden. Deeze yvervolle poogingen van den Keurvorst ontstaken, gelyk men ligt denken kan, by alle de Hervormde in Duitschland, Zwitserland en Holland, de grootste vreugde. Ook werdt by den Westfaalschen Vreede één afzonderlyk Artykel, tot welzyn der Hervormde, bepaald. - Behalven deezen Vaderlandschen yver, ter bevordering van de Godsdienstige belangen der Hervormde, in het Duitsche Ryk, wendde hy, inzonderheid, allen vlyt aan, om de verschillende Gezindheden tot vreede onder elkander op te wekken. Hy gaf den Brandenburgsche Godgeleerden de vryheid, om de gesprekken by te woonen, die over den Godsdienst in den jaare 1645 gehouden werden; en diende, agtervolgens den wensch van den Poolschen Ko- | |
[pagina 200]
| |
ning Wladislaus, om de Roomsche met de Luthersche, en Hervormde, te vereenigen. Dan dit gesprek liep niet alleen vrugteloos af, maar deedt ook den Godgeleerden Oorlog van Kalovius tegen de Hervormde ontstaan. Hy maakte voorts, in de zaaken van den Godsdienst, de allerbeste schikkingen. Deeze strekten, eensdeels, om de onderscheidene Geloofsgenooten tot vreede en eendragt op te wekken, en anderdeels der Geestelykheid de juiste paalen aan te wyzen, binnen welke noch hun aanzien, zo onontbeerlyk, om de Christen-Kerk in stand te houden, gefnuikt, noch hun gelegenheid gegeeven werdt, om zich een al te groot gezag aan te maatigen, en het zelve, ten nadeele van den Staat en de Kerk, te misbruiken. Ook schafte hy, van tyd tot tyd, het overtollige - het nuttelooze - en het onverstandige van den byplegtigen Godsdienst af. - Ik zal, ten opzigte van het een en ander, zommige bewyzen voor het licht brengen. - Den 2 Juny van 't jaar 1662, liet hy een geschrift uitgaan, hoe de Hervormde en Luthersche Predikanten, zo wel als andere Onderdaanen des Ryks, de eendragt onder den ander bewaaren moesten. - Twee jaaren laater beval hy, dat de Hervormde en Luthersche Gezindheden noch op elkander smaalen, noch elkander gevolgen zouden te laste leggen, verkeerdelyk uit hunne onderscheiden' geloofsbegrippen getrokken, en dat men vryheid zou hebben de bezweering van den boozen GeestGa naar voetnoot(*), by het doopen der jonge Kinderen, agter te laaten. - Twee Geestelyke, die met onverstandigheid geyverd hadden, werden door den Keurvorst te Berlyn van hunne ampten verlaaten, en hy gaf daar van eene openbaare verklaaring. - Alle Luthersche Opzieners en Predikanten moesten een geschrift, op hoog gezag, onderschryven, waar in zy, eerst, beloofden een voorbeeldig gedrag te zullen leiden: - ‘Ten tweeden, van geene verschillen, tusschen Hen en de Kerkbedienden, of iemand anders ontstaan, op den Predikstoel voor de Gemeente te brengen, en daar over te twisten en te tieren, maar alle geschillen voor den Keurvorstelyken Kerkraad te brengen, en in hunne vereffening te berusten.’ - Eindelyk werden ze hier door verpligt, om alle veragting en onverdraagzaamheid, ten opzigte der Hervormde, af te leggen. - En op dat de voorstanders der Augsburgsche Belydenisse van den kant der Hervormde niets te vreezen hadden, bragt een | |
[pagina 201]
| |
openbaar Gebod des Keurvorsts, den 6 Mey 1668 uitgegeeven, deeze onder de striktste verbintenis van hunne Broeders, nimmer, in hunne eer en voorregten aan te tasten. In 't jaar 1678 lieten zich al eenige Geestelyke kyken, die den aanhang van arrius, socinus en photinus begunstigden. De Keurvorst liet, daaromtrent, nauwkeurig onderzoek doen, en schoon hy hun geene vryheid vergunde, om hunne gevoelens, in het openbaar, te belyden, beval hy nogthans, in eene bekendmaaking van 't jaar 1683, dat men deeze persoonen verdraagen moest, zo lang zy stil en vreedzaam leefden, en hunne dwaalingen niet voortplantten. - Het gezag der Geestelyke liet hy, aan den eenen kant, tegen allerlei afbreuk en veragting beveiligen; en aan de andere zyde, droeg hy zorg, dat deeze nimmer door eene al te verregaande eerzugt en een aangematigd regt, dat hun niet toekoomt, eene onbepaalde gehoorzaamheid des gemeenen Volks, aan hunne uitspraaken, konden verkrygen, welk de naaste weg tot vervolging en onverdraagzaamheid is. - Daar in openbaarde de Keurvorst de diepste Staatkunde. Geen van beide deeze uitersten moet in een Land plaats hebben, daar Geweetens-vryheid en Verdraagzaamheid van allerlei eerdiensten de Ingezetenen, op de nauwste wyze, verbindt. - De bediening der Predikanten moet aan geen versmaading zyn blootgesteld; anders zyn hunne verrigtingen volstrekt vrugteloos. Dan zy moeten ook niet te veel magts bezitten, vermits, gelyk helaas! de Geschiedboeken leeren, zy ligtelyk overslaan om die magt te misbruiken. Den juisten middelweg wist de groote Keurvorst, daarin, te houden, en, in het algemeen, kan men aanmerken, dat hy de Verdraagzaamheid, in de Pruisische Staaten, langzamerhand verspreidde; ten minsten het pad baande, op welk daarna frederik willem en inzonderheid frederik de tweede, aan alle hunne Onderdaanen de volmaaktste en onbeteugeldste vryheid des geweetens verleenden. - Deeze Beheerscher, die zo veel deels in de verbetering van den Godsdienst gehad, en, om die reden, de grootste verdiensten verworven heeft, beval, verder, tot bevordering van de bovengenoemde einden, dat, zo men iets, in Burgerlyke gevallen, tegen de Geestelyke te klaagen hadt, dit door den Kerkenraad van de hand geweezen, en voor den Wereldlyken Regtbank gebragt moest worden. Even zo moest men, ten opzigte van beledigingen en eerroveryen, op 's Vorsten bevel, handelen, wanneer die tusschen Leeraar en Leeraar, of | |
[pagina 202]
| |
tusschen Geestelyke en Leeken verkeerden. De Berlynsche Geestelykheid onderwierp hy, allengskens, aan de bevelen der Hooge Overigheid, en bepaalde, b.v., dat de zaaken der Kerkgestoelten van de laatste zouden afhangen. Ook deedt hy den geletterden hoogmoed van menig' Godgeleerden yverar, inzonderheid hunne Schryfzugt, waardoor het zaad van twist en verdeeldheid rondsomme gestrooid wordt, onder zekere wetten gebukt gaan, ingevolge van dat merkwaardig bevelschrist, waardoor geene Godgeleerde Boeken, dan die onder het oog der Koninglyke Beoordeelaars geweest waren, mogten het licht zien. Zo verre de toenmaalige tyden gehengden, ontslipte de verbetering van den smaak, en de beschaaving des verstands, zyn opmerkzaam oog niet; zelfs gaf hy deeze eene plaats in het uitwendige van den Godsdienst, en in de Kerkelyke verrigtingen van den Leeraar. Hy verwierp de Latynsche Gezangen, die de Domkerk te Havelberg nog gebruikte, en schafte de witte Koorkleeden der Predikanten, en de Kruizen, by het begraaven der dooden, af. De oeffeningen voor de jeugd werden, door zyn toedoen, op eenen geregelden voet gebragt, en hierdoor de duisternis der onweetenheid, en des bygeloofs, waar in het gemeene Volk wandelde, verdreeven. Aan de komst der Fransche Vlugtelingen in dit Ryk kan men, mede, de steeds toeneemende broederlyke liefde onder zo veele onderdaanen, die eenen verschillenden Godsdienst beleeden, toeschryven. Tot onuitwischbaare schande voor lodewyk XIV, tot verderf van zyn eigen land, en tot een eeuwig verwyt van den vervolgzieken geest der Fransche Geestelykheid, moesten 20000 van de getrouwste Ingezetenen het hunne agterlaaten, en met niets, dan den Staf en Gods woord, Frankryk ruimen, of zig by het Roomsche Geloof voegen. Zekerlyk hielp deeze gebeurtenis de eensgezindheid onder die Pruisische Onderdaanen, welke eener verschillende Geloofsbekentenisse toegedaan waren, haar vollen beslag krygen. - Welk eenen lof verdient dan niet deeze verlichte Keurvorst by alle regtschaapen' Onderdaanen van het Pruisische Ryk! en met welk eenen eerbied moeten de verdraagzaamste hunner niet aan Hem gedenken, daar hy een der oudste, maar ook der voornaamste bewerkers is van die onwaardeerbaare Vryheden, die ze thans genieten.
(Het Vervolg daarna.) |
|