toekomend leven, als ene achtervolging van het tegenwoordige, der noodzaeklykheid van het in stand houden van 't vermogen der herinnering, om van zyne eigen persoonlykheid bewust te zyn; als mede het bezef, dat de zielen in derzelver natuur niet veranderd worden, dat gevolglyk dezelfde neigingen blyven, terwyl dezelfde betrekkingen stand houden, zynde alles, niet veranderd, maer gezuiverd, en tot een hooger trap van volmaektheid opgevoerd; mitsgaders de overtuiging, dat het toekomende leven een staet der naeuwkeurigste vergeldinge is, en dat zulks in zich sluit, dat ieder deugdzame daed hare eigene belooning zal wegdragen; dit alles overtuigt hem, dat men deze kennis hebbe aen te merken, als behoorende tot het wezenlyke der Gelukzaligheid, als iets dat men in het toekomend leven op goeden grond moge verwachten. Wyders komt het hem ook voor, dat de Euangelieleer ons dit denkbeeld nader opheldert en bevestigt, in die plaetzen, welken gemeenlyk ter begunstiginge van dit gevoelen bygebragt worden; te weten Luc. XIII. 28 en 29, XVI. 19-31. en 1 Thess. IV. 13-18. Zyn Eerwaerde vind hierin zo veel krachts van overtuiging, dat hy het voor ene genoegzaem gestaefde waerheid houde, dat de Gelukzaligen elkander in het toekomend Leven weder kennen zullen. - Het is hem niet onbekend, dat dit Stuk echter nog aen verscheidene tegenbedenkingen onderhevig is; het welk hem zich voorts doet bevlytigen, om dezelven uit den weg te ruimen. En we moeten erkennen, dat hy in zyne beantwoording over 't geheel zo gelukkig slaegt, dat die tegenbedenkingen genoegzaem gene zwarigheden kunnen behelzen, voor hun, die de overtuigende kracht zyner voorige bewyzen enigzins erkennen. - Wat hier van zy, de Eerwaerde Cellarius heeft dit vraegstuk ryplyk overwogen, en zyne aengevoerde bewyzen verdienen wel nagegaen te worden. - Voorts leidt hy ons op, om 'er een stichtlyk gebruik van te maken. Ten dien einde doet hy ons opmerken, hoe het aennemen dezer
Waerheid, een middel tot troost, onvertzaegheid en rust is, zo wel voor Christelyk stervende, als nablyvende Christelyk denkende, Vrienden. Tevens dringt hy dit gevoelen ten sterkste aen; als een beweeggrond en aenspooring tot ene pligtmatige en heilzame besteding van ons aerdsche leven in 't algemeen, mitsgaders wel byzonder voor Christelyke Ouders tot de mogelykste vervulling hunner plichten jegens hunne Kinderen; waerop hy zyne Leerreden met ene gepaste slotvermaning ten einde brengt.