Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1781
(1781)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 297]
| |
Algemeene Vaderlandsche Letter-oefeningen.Verklaaring over het N.T. door Ch. Heumann, in deszelfs leeven Hoogl. der Godgel. enz. op de Hooge School te Gottingen. VI Deel. Uit het Hoogduitsch vertaald, en met aantekeningen verrykt, door A. Sterk, Leeraar der Gemeente toegedaan de onveranderde Augsburgsche Consessie in 's Hage. Te Campen, ter drukkerye van J.A. de Chalmot, 1781. In gr. octavo, 632 bladz.In dit Deel brengt de Hoogleeraer Heumann zyne verklaring van de Handelingen der Apostelen, beginnende hier met het dertiende Hoofdstuk, ten einde; waer in ons, beantwoordende de uitvoering aen 't voorgaende, weder verscheiden oordeelkundige aenmerkingen voorkomen. Om 'er ene proeve van mede te deelen, zullen wy 's Mans aentekening wegens de Historische Hysterologie, of verplaetzing van woorden, bybrengen, die den Bybellezer meermaels te stade kan komen. Hand. XIV. 19 lezen wy, sy steenighden Paulum, ende sleepten [hem] buyten de stadt, meynende dat hy dood was. Dit luid, gelyk de Hoogleeraer opmerkt, vreemd; geloovelyker zou men het verhael oordeelen, als 'er stond, sy sleepten Paulus ter stad uit, en steenigden [hem;] gelyk we Hoofdst. VII. 58 van Stephanus lezen. ‘Waarom zouden zy, zegt hy, Paulus, dien zy, zoo zy meenden, dood gesteenigd hadden, ter stad uitgesleept hebben? Het is natuurlyker te vooronderstellen, dat de Jooden wel te vrede waren, dat zy hem dood zagen, en dat zy de zorge, wat met het doode lichaam te doen, en hoe het te begraaven, aan zyne vrienden en aanhangeren hebben overgelaaten. Op dezelfde wyze handelden zy met Stephanus. Wy zouden moeite gehad hebben om de rechte verklaaring van deeze plaats te vinden, indien 'er niet eene volkomen gelykluidende geweest ware, die ons den weg geweezen hadt. Ik heb het oog op Mark. XII. 8. Aldaar leezen wy: zy namen hem, en doodden hem, en stieten hem | |
[pagina 298]
| |
ten wynberge uit. Dus heeft Lutherus het woord ἐξέϚαλον, het welk hier voortkomt, Matth. XXI. 39 en Luk. XX. 15, recht vertaald. Dat Markus hier de woorden verzet heeft, en dat zyn oogmerk is te zeggen: zy stieten hem ten wynberge uit, en doodden hem, blykt niet alleen klaar genoeg van zelf, maar Mattheus en Lukas, die op de aangeweezene plaatzen het zelfde geval verhaalen, schryven ook dus, gelyk de orde natuurlyk mede brengt: zy namen hem, en stieten hem ten wynberge uit, en doodden hem. De wyze van schryven, waarvan Markus zich hier bedient, wordt de Historische Hysterologie genaamd, en komt, zoo wel in de gewyde bladen, als by andere Geschiedschryveren dikwils voor, gelyk ik, by de gemelde plaatze van Markus, getoond hebbeGa naar voetnoot(*), ja Lukas heeft | |
[pagina 299]
| |
zich in ons tegenwoordig Texthoofdstuk, vers 10, reeds van zulk eene manier van spreeken bediendGa naar voetnoot(*). Onze Text moet derhalven met het volgend vers op deeze wyze worden opgevat. - Zy greepen Paulus aan, en sleepten hem met geweld ter stad uit, en wierpen hem met steenen, zoo dat Paulus ter aarde viel, en bleef liggen. Toen zy nu dachten dat zy hem dood gesteenigd hadden, lieten zy hem liggen, en gingen heen. Echter was hy nog niet dood, maar toen de geloovigen hem omringden, beweenden, en 'er met elkanderen over spraken, om hem weg te draagen en te begraaven, kwam hy wederom by zichzelven, rigtte zich in de hoogte, stondt vervolgens geheel op, en ging met hun wederom na huis. De meeste uitleggers hebben ons textvers niet naauwkeurig genoeg beschouwd, en het zelve daarom met stilzwygen voorbygegaan. Dan drie van de jongsten, die 'er meer acht op geslaagen hebben, schoon zy de bovengemelde Hysterologie ook niet bemerkten, zyn op de gedachten gevallen, dat Godt den Apostel door een wonderwerk in het leeven behouden heeft: ik heb het oog op Lange, Lindhammer en Doddridge. De eerstgemelde schryft, dat deeze behoudenis van Paulus een wonderwerk van Godt geweest is. Het geen de tweede duidelyker uitdrukt, stellende dit wonderwerk daar in, dat Paulus, toen hy over de steenen als een doode werdt voortgesleept, evenwel in het leeven gebleeven is. De derde noemt het eene wonderbaare werking van Godt, die niet veel verschilde van eene opwekking uit den dood. - Deeze drie uitleggers zouden gewislyk vastgesteld hebben, dat Paulus in de daad dood geweest, en door Godt wederom opgewekt is; indien het stilzwygen van Lu- | |
[pagina 300]
| |
kas hun dit niet belet hadt. En toch deeze zon het voorzeker niet onaangeroerd hebben kunnen laaten, indien Godt zulk een wonderwerk aan Paulus gedaan hadt.’ Hiertegen was Pricaus, gelyk de Hoogleeraer wat lager aentekent, van gedachten, dat Paulus door de stenen wel niet doodlyk, maer evenwel met zoo veel gewelds getroffen was, dat hy ter aerde moest vallen; en dat hy toen met opzet zonder beweeging is blyven liggen, ten einde zyne vyanden hem voor dood zouden houden en heen gaen. ‘Paulus, vervolgt onze Uitlegger, zou dus waarlyk niet te beschuldigen zyn, indien hy, om zyn leeven te bewaaren, en nog langer, als Apostel, in den dienst van Christus nut te doen, zich dood geveinsd hadt. Echter komt het my nog geloofwaardiger voor, dat de steenen, die hem getroffen hadden, hem hadden doen bezwyken, en dat hy een geruimen tyd niet by zichzelven is geweest. Vivit, heette het van hem, at est vitae nescius ipse suae, hy leeft nog wel, maar hy is zichzelven niet bewust, dat hy leeft. Wy weeten hoe lange een mensch in flaauwte kan liggen, endat 'er veele voorbeelden van menschen zyn, die men uit dien hoofde zeker dacht dood te zyn, en tot welker begraaving men toebereidselen maakteGa naar voetnoot(*).’ |
|