licht te brengen’. Allen schroom heeft hy egter niet afgelegd. ‘Myn slordig schreiven’, zegt hy, ‘mag het nadrukken waard zyn dan niet, evenswel hebbe ik den Drukker A. van Goor verzogt de Exemplaaren te teekenen: op dat (wanneer het algemeen eens smaak in 't zelve kreigen mogt) de baatzugt zich daar aan niet zou kunnen verzaadigen’.
Of het algemeen 'er smaak in zal krygen weeten wy niet, de smaak kan zo vreemd weezen, dat dezelve ons geheel buiten den gis gaat; doch dat het ons niet gesmaakt heeft durven wy vrylyk zeggen. Vermaaklyk tytelt m. tursius dit Reispraatje; en dit zal het weezen voor die op laage spreekwyzen, persooneele schimpscheuten, woord- en naamsverdraaijingen gezet zyn: waar in de luitenant, een der Hoofdpersoonadien, een Held is, ‘met deeze heest hy de Drukpers onnoodig gefatigueerd,’ om my van zyne eigene uitdrukking te bedienen: en hadt hy ‘alle redenvoeringen die niets te beduiden hadden,’ overgeslagen: meer dan de helft van 't papier was uitgewonnen. Dank heb Juffrouw leesgraag, die den luitenant de Party van schasz, en den procureur, diens Voorstander en Party van de andere met letters aangeduidde Schryvers, zeer dikwyls van het stuk afraakende, daar weder opbrengt. De beoordeelingen draagen van wederzyden de kenmerken van vooringenomenheid en partyschap: en elk blyst, gelyk het gemeenlyk gaat, zyn eens omhelsde gevoelen aankleeven. De gesprekken, over de tegenwoordige tydsomstandigheden, hebben niets byzonders: en zyn met dezelfde laffe aartigheden opgevuld als de Beoordeeling der Werkjes.