Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1779
(1779)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijGedenkschriften, dienende tot de Geschiedenis van Lodewyk XIV en XV. Door den Heer Abt Millot, Lid van de Academien der Weetenschappen van Lions en Nanci. Tweede Deel. Te Amsterdam by Yntema en Tieboel, 1779. In groot octavo 340 bladz.Van de wyze, op welke deeze Gedenkschriften verzameld en in orde gebragt zyn, mitsgaders van derzelver nuttigheid, ter gegronder kennisse der maatregelen van het Fransche Hof, en der gewigtigste gebeurtenissen, in een by uitstek merkwaardig tydperk der Fransche Geschiedenissen, hebben wy den Leezer reeds verslag gegeeven;Ga naar voetnoot(*) des het overbodig zoude zyn hier over uit te weiden. Intusschen kunnen wy egter, ten aanzien der nuttigheid, niet nalaaten, nog kortlyk te melden, dat opmerkzaame Leezers dit bovenal zullen ondervinden in 't doorbladeren van het tegenwoordige Deel, en 't verdere vervolg deezer Gedenkschriften; als gaande | |
[pagina 277]
| |
over gebeurtenissen, waarin ook ons Vaderland geen gering aandeel gehad heeft, en welken hier, met betrekking tot verscheiden byzonderheden, opgehelderd worden. - 't Raakt naamlyk, in dit Deel en vervolgens, inzonderheid de poogingen van het Fransche Hof, om den Hertog van Anjou, onder den naam van Philippus den V, voor Koning van Spanje uitgeroepen, op den Spaanschen Throon te vestigen, en hem in dat Bewind te handhaaven, tegen alle zo buiten-als binnenlandsche onlusten, die geschikt waren om hem deeze Opperheerschappye te ontzetten. Het algemeene beloop deezer Geschiedenisse is overbekend; ook blyft de Heer Millot hierop niet zo zeer staan; maar hy ontvouwt, 't geen minder bekend was, uit echte oorspronglyke Stukken, de byzondere gesteldheid van 't Hof en 't Staatsbestuur van Spanje in die dagen; benevens de Staatkundige verrigtingen van het Fransche Hof en derzelver gevolgen, met alle de listen en streeken, zo openbaar als heimlyk in 't werk gesteld, en de verschillende uitwerkingen van dit alles. Zyn Geschrift verleent des een Staatkundig Geschiedverhaal, dat dienen kan om Geschiedkundigen, nopens verscheiden min bekende byzonheden, te onderrigten, en Staatkundigen leerzaame lessen in te boezemen. Het tweede Deel, dat wy tegenwoordig vertaald in handen hebben, neemt een aanvang met het vertrek van Philippus den V, naar Spanje, in 't begin van Wintermaand des jaars 1700, om bezit van den Spaanschen Throon te neemen; en loopt af met de overkomst van den Cardinaal d'Estrées, als Gezant van Frankryk aan 't Spaansche Hof. In de ontvouwing van 't voorgevallen, geduurende dien tyd, ziet men wat moeite het in had, om Philippus recht op dien Throon te vestigen. Behalven den Oorlog, dien men met het Groote Bondgenootschap moest voeren, kwam het 'er op aan, om de inzigten der Franschen en die der Spaanschen te verenigen; of liever, naar 't oogmerk van 't Fransche Hof en deszelfs Staatdienaaren, om de zaaken indiervoege in te richten, dat de party voor Frankryk ver de overhand kreege, boven die welke nog in Spanje de zaak van 't Oostenryksche Huis begunstigde. Zulks vorderde in die tyden eene zeer omzigtige Staatkunde, welke de listigste streeken en schranderste kuiperyen vereischte; te moei- | |
[pagina 278]
| |
lyker in 't werk te stellen, daar men te doen had, met Staatkundigen, dien 't ook in dit stuk aan geene bekwaamheid mangelde; en dat onder eene Natie, die, buiten de byzondere inzigten, zo hemelsbreed verschilde van de Franschen, in aart, zeden, gewoonten, enz. Onder het voorstellen hier van ontvouwt ons de Heer Millot de characters der verschillende Persoonen, die boven andere de hand aan 't werk hadden, naar uitwyzen der verrigtingen, welken hy met zeer veel oordeel uit de oorspronglyke stukken by een verzameld, en in eene geschiedkundige orde gebragt heeft. - Wy zouden, wanneer wy op een of ander byzonder voorval van die soort, tot eene proeve van dit gedeelte deezer Geschiedenisse, staan bleeven, ligtlyk te breed uitweiden; vermids zulke voorvallen hier gemeenlyk te zeer in elkanderen gevlogten zyn, om op zigzelve verhaald te worden, zo dat men de omwegen duidelyk bezeffe. Om deeze reden daar van afziende, zullen wy, om 'er egter nog iets uit mede te deelen, slegts gewag maaken van een zeer slegten stap van den Franschen Vorst, die ons leert, hoe een Vorst, door nood geperst, kan overslaan tot maatregels, welken hy zelf, als ten hoogste onregtvaardig, wraakt. Het geval, waarop wy het oog hebben, meldt ons de Heer Millot, na een beknopt berigt van een mislukten aanslag der Engelsche en Staatsche Vloot op Cadix, terwyl Philippus, den veldtogt in Italie bygewoond hebbende, zich op zyne terugreize naar Spanje bevond, aldus. ‘Eenige dagen vroeger waren de Gallioenen: van Mexico gelukkiglyk aangekomen, onder geleide van drieëntwintig Fransche Oorlogschepen, waarover de Graaf van chateau-renaud het bevel voerde. Men verwachtte ze met het uiterste ongeduld, als het voornaamste hulpmiddel van den Staat. Lodewyk de XIV, in het byzonder, die, in weerwil van zichzelven, zyn eigen Ryk in den grond hielp om Spanje te beschermen, vleide zich, dat hy voor een gedeelte van deezen onguur grooten last zoude ontslagen worden. Hy haastte zich om over een zo gewichtig stuk zynen last en bevelen te zenden.’ ‘Hy wilde, dat de laadingen der Vloote niet zouden ontscheept worden, voor des Konings te rug komst; dat, indien dit reeds geschied ware, men verbood ze te vervoeren, of 'er iets van af te leveren; met één woord, | |
[pagina 279]
| |
dat alles opgeschort bleeve, tot dat de Koning zelve, te Madrid, zulke schikkingen zoude gemaakt hebben, als voor het welzyn des Ryks de dienstigste waren. Zyn oogmerk was, dat philippus als dan alles verbeurd zoude verklaaren, wat op de Vloot gevonden wierd te zyn voor rekening der Engelschen en der Hollanderen, als zyne vyanden zynde, en de aanvangers van eenen onrechtvaardigen OorlogGa naar voetnoot(†); dat hy ter zelfder tyd verklaarde, dat de overige Eigenaars geheel geene schade zouden lyden; maar dat hy, verplicht zynde tot het doen van onmaatig groote kosten, en tot de gedeeltelyke wederbetaalinge der kosten, welke Frankryk reeds om zynentwille gemaakt had, de goederen, welke zynen onderdaanen, zynen bondgenooten, en den onzydigen Volken toebehoorden, wilde ter leen neemen; dat hy, geduurende den Oorlog, hun eene rente van zes ten honderd zoude betaalen, en dat de hoofdsom hun zoude weder gegeven worden binnen den tyd van drie of vier jaaren na het eindigen des Oorlogs. Ik weete wel’, schreef lodewyk de XIV aan den Cardinaal d'estrées, ‘dat dit ontwerp niet zonder zwaarigheden is, en dat men sterke redenen kan gebruiken om het te bestryden; maar men moet deszelfs uitvoering aanmerken als een buitengewoon hulpmiddel om den Oorlog te kunnen voortzetten. De schade zal alleenlyk op eenige byzondere persoonen vallen. Men kan zelfs zeggen, dat dit niet zo zeer een verlies voor de zulken zal weezen, als wel het missen eener gelegenheid om al het voordeel te doen, waarop zy konden hoopenGa naar voetnoot(§)’. De goede trouw des koophandels schreeuwde tegen zulke maatregels: de uiterste noodzaaklykheid alleen konde ze verschoonbaar maaken; en het scheen daarenboven den Spanjaarden onmogelyk met zekerheid te weeten, wat eigenlyk den vyanden toebehoorde. ‘De Prinses van ursins zelve vond geenen smaak in dit ontwerp. ‘Ik vinde daarin’, zeide zy, ‘twee verschrikkelyke zwaarigheden. De eerste is, dat 'er niemand zyn zal, die zyne hoofdsom niet verloren zal rekenen, uit hoofde der geringe waarschynelyk- | |
[pagina 280]
| |
heid, welke 'er is, dat de Koning van Spanje eene zo aanzienlyke som ooit zal kunnen te rug geeven: men zal zelfs de renten voor zeer slecht verzekerd houden, uit hoofde van zo veele voorbeelden, welke men heeft van de kwaade trouwe van den Raad der geldmiddelen: dus zullen, behalven de bankbreuken, welke het te rug houden van dit geld overal in den koophandel zal veroorzaaken, al de belang hebbenden 'er tegen schreeuwen, dewyl men deeze renten nergens zal kunnen verkoopen; en ik weete niet, of Frankryk 'er niet zo veel en meer by zoude lyden dan eenig ander volk. De tweede zwaarigheid is, dat men bekent, dat bykans een vierde gedeelte van de laadinge der Vloote geschikt is tot godvruchtige werken, of toebehoort aan byzondere persoonen, die hunne goederen hebben in de Indiën, en zedert vyf jaaren wachten op hunne inkomsten, om hunne schuldeischers te kunnen betaalen. Deeze luiden zullen veel gerucht maaken, en men mag zeggen, dat half Spanje 'er rechtstreeks, of van ter zyde, belang by zal hebbenGa naar voetnoot(*)’. Men moet zich niet verwonderen, dat de Prinses van tyd tot tyd meer deel verkreeg in het bestuuren der zaaken: zy was de eenige, of ten minsten de beste Raadgeever der Koninginne, en het Hof van Frankryk keurde haar gedrag goedGa naar voetnoot(†). Zy deed eenen anderen voorslag, die goedgekeurd wierd. | |
[pagina 281]
| |
‘Terwyl men dus bezig was met over de Vloot te raadpleegen, was het te vreezen, dat dezelve den vyanden ter prooie wierd. De Spanjaarden wilden dat zy in hunne havenen zoude ontlaaden worden. Chateau-renaud had ze geleid na Vigos in Gallicie. Schoon deeze haven slecht versterkt was, en geene andere verdedigers had dan gewapend landvolk, geloofde hy ze echter in veiligheid gebragt te hebben. Men ontscheepte het goud en zilver, en voerde het na Lugo; de koopmanschappen bleeven in de Gallioenen; het Fransche Vlootdeel wierp het anker in den mond der haven. Maar de Engelschen en de Hollanders kwamen, onder de bevelen des Hertogen van ormondGa naar voetnoot(*), zich wreeken van den ongelukkigen uitslag hunner onderneeminge tegen Cadix. De dapperheid der Franschen en der Spanjaarden konde deeze ontzachlyke Vloot niet wederstaan. De haven werd met geweld vermeesterd: men stak de Schepen in brand: en Frankryk verloor 'er vyftien. Een groot gedeelte der koopmansgoederen werd in Zee geworpen; de vlammen verteerden veele derzelve, de vyanden begrootten evenwel hunnen buit op vier millioenen ryksdaalers. ‘Deeze verschrikkelyke tyding kwam te Madrid op den 29sten van Wynmaand. De Koningin deed terstond de Junta vergaderen. Men nam 'er geen ander besluit dan brieven te zenden aan den Raad van Staat en van Oorlog. De Koningin vertoonde, dat deeze langwyligheden schadelyk waren, in eenen tyd, waarin ieder oogenblik kostelyk was: men antwoorde haar eendrachtig- | |
[pagina 282]
| |
lyk, dat de zaak geenen haast hadGa naar voetnoot(*). Het ongeluk was daaruit ontstaan, dat men de noodige voorzorgen te laat genomen had: maar de ondervinding verbetert geene menschen, die ingenomen zyn met hunne vooroordeelen, en met hunne gebruiken. ‘Lodewyk de XIV, wiens standvastigheid nog wel andere proeven stond te ondergaan, schreef aan de Koninginne van SpanjeGa naar voetnoot(†), over het ongeluk der Vloote overgekomen: de gebeurtenissen zyn in gods hand: dikwyls doet hy het goede voortkomen uit het geene wy als ongeluk beschouwen. Men moet trachten de gevolgen voor te komen van het geene onlangs gebeurd is. Uw Majesteit is ze reeds voorgekomen. Eveneens moedigde hy philippus aan, en zocht van zynen kant de beste middelen van reddinge. Hy hervatte zyne eerste uitzichten op de schatten, met welke de Gallioenen gelaaden waren: hy oordeelde het volstrekt noodzaaklyk, dat de Koning van Spanje dezelve in handen hield, de helft 'er van voor zich zelven bewaarde tot wervinge van krygsvolk, en hem de andere helft overzond ter betaalinge van een gedeelte der gemaakte onkosten, en ter vergoedinge van die, welke men nog zoude moeten doen; alles onder verbindtenisse van den Eigenaaren behoorelyke rente te betaalen. Hy bekent in eenen Brieve, dat de aanmerkingen der Prinsesse van ursins hem bewogen hadden dit ontwerp ter zyde te stellen, maar dat hy geene andere middelen van herstellinge zagGa naar voetnoot(§). |
|