Zama, Tooneelspel, gevolgd naar 't Hoogduitsch van den Heere J.F. Krauseneck. Te Amsterdam by I. Duim, 1777. In octavo 52 bladzyden.
Zama, voorkomende als een Turksch Meisje, is verliefd op een Portugeeschen slaaf Elviro, die haar ook wederliefde toedraagt; ze is daarbenevens met medelyden aangedaan over 't slaafsche lot van een ongelukkigen Grysaart, Ferdinand geheeten. Ferdinand en Elviro ontmoeten elkander; zy verhaalen ter wederzyde hunne rampen, en ontdekken hunne betrekking als Vader en Zoon. Beider lot is, eerlang met andere Portugeezen gewurgd te worden. In die tydsomstandigheden treft Zama een Engelschen Kapitein, Berrim genoemd, aan, die losgeld voor zig en drie zyner Landsgenooten ontvangen had; waar op hy zyne eigen vryheid verkreeg, doch te laat voor de anderen, die reeds gestorven waren. Deeze Berrim wordt door Zama bewoogen, om 't zyne aan te wenden ter slaakinge van Ferdinand en Elviro. Zama is tusschen hoop en vrees; zy ontmoet Ferdinand en Elviro, welken de uitvoering van 't gedreigde vonnis oogenbliklyk verwagten. In die tedere ontmoeting verschynt Alemhamed, de Bevelhebber over de Slaaven, dien Zama voor haaren Vader hield. Hy wraakt het gedrag van Zama met scherpe woorden; dan intusschen had hy, die geen wreed hart bezat, en slegts uit nooddwang zyne bediening verrigtte, reeds hunne loslaating met Berrim getroffen, en zyn besluit ten opzigte van Zama genomen. Berrim, in vroeger tyd door Ferdinand uit de handen der Inquisitie gered, openbaart den ongelukkigen, hoe hy, op de kennisneeming van hun persoon en toestand, hunne loslaating bewerkt en verworven heeft. Zama is ten sterkste aangedaan, op 't bezef van Elviros vertrek naar zyn Vaderland; dan Alemhamed stuit ten
laatste haare vervoering, door Ferdinand te ontdekken, dat Zama deszelfs Dogter is, dat hy haar als de zyne had opgevoed, om haar voor alle euvel te