Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1778
(1778)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe Tolerantie, als een vrugt van Vernuft en Menschliefde, voorgesteld in twee Stukjes; behelzende, Eenige Brieven van een reizenden Jood, over den tegenwoordigen toestand van den Godsdienst onder de Protestanten; uitgegeeven door een Leekebroeder, met veele noodige Aanteekeningen opgehelderd. Benevens een Brief aan den Schryver van het Leven en de Gevoelens van S. Nothanker, door zynen eertyds onderdaanigen Schoolmeester. Beide uit het Hoogduitsch vertaald. Te Amsterdam by M. de Bruyn, 1778. Behalven de Voorreden 114 bladz. in groot octavo.Gelykerwyze het verhael van 't Leven en de Gevoelens van Nothanker, inzonderheid, strekte om de handelwyze eniger Orthodoxen te hekelen, even zo zyn deze Stukjes ingericht, om de denkwyze eeniger Toleranten te gispen. Wy hebben, toen we van 't eerstgemelde gewaegden, reeds opgemerkt, dat 'er, zekerlyk, van de ene en andere zyde berispenswaerdige misslagen begaen worden, en dat het van nut kan zyn, die, ter waerschouwinge, in een treffend licht te stellenGa naar voetnoot(*). Over- | |
[pagina 160]
| |
eenkomstig hier mede kunnen ook deeze Brieven hunne nuttigheid hebben, voor zo verre ze hier en daer, ter ontdekkinge van sommige mispassen, strekken; waer van men een goed gebruik kan maken. Ze worden, 't is waer, gemeenlyk, by manier van gevolgtrekking, te ver getrokken; doch dit is, gelyk men weet, Schriften van dien aert ter wederzyde eigen. Zulks kunnen we, dien schrystrant ten overvloede kennende, gevolglyk zeer wel over 't hoofd zien. Maer buiten dit, al het partydige daer latende, en deze Stukjes, naer 't bedoelde, in 't opstellen, aenmerkende, als een schertsend Geschrift, moeten wy betuigen, dat het aen dit denkbeeld zeer gebrekkig beantwoord; en wy twyfelen niet, of zelfs de strengste Orthodoxe, zo hy dit Geschrift van die zyde onpartydig nagaet, zal met ons erkennen, dat noch de Jood, noch de Schoolmeester, onder de recht geestige schryvers, geteld kunnen worden. 'Er komen, dit staen we gaerne toe, nu en dan eenige geestige slagen in voor; doch ze zyn 'er te spaerzaem in te vinden; meerendeels zyn de onderwerpen, voor een geestig hekelschrift, te dor Thelologisch behandeld; de Joodsche spelingen zyn over 't geheel laf en veelal gedwongen; en de Schoolmeester behandelt zyn stuk, meer als een Man, die alles in 't wilde heen praet, dan als iemand, die waerlyk geestig denkt. - Mogelyk heeft men deze Stukjes in dien smaek geschreven, om dus te beter te beantwoorden aen het character der persoonen, wier pennen men kwanswyze gebruikte. Indien dit waer zy, zou 'er nog al enige kunst in steken; doch dan komt het ons voor, dat het ver van oordeelkundig zy, zich in een schertsend geschrift te bedienen van persoonen, die in hun character geenzins geschikt zyn, om hunne onderwerpen op eene vernuftige wyze te behandelen. Wat hier van zy, 't ontbreekt zekerlyk den Jood, zo wel aen vernuft als oordeel, wanneer hy, willende schertsen, met het gevoelen van hun, die beweren, ‘dat 'er nooit van den Duivel bezeetenen geweest zyn, dat het zieke, miltzuchtige lieden geweest zyn’, daer uit afleid, ‘dat zy hunnen Messias van de meeste, grootste en heerlykste wonderen berooven’. Het moet dan, volgens het denkbeeld van dien Jood, waer zyn, dat 'er meer magt vereischt word, om den Duivel in zyne werking te stooren; dan om de Natuur, met een woord spreken, een anderens loop te doen nemen. Die | |
[pagina 161]
| |
zo denkt, is, in dit geval, een gemeen Godgeleerde en een onkundig Wysgeer. - En niet beter is 't met den Schoolmeester gesteld, wanneer hy, schertsende, ene vergelyking maekt, die, in zynen Brief, meermaals herhaeld, en op verschillende wyzen gebezigd word; ‘tusschen de gelykvormigheid van een welingerichte Compagnie Soldaten, en die van de Kerk, den Godsdienst en de Geloofsleer’. - Volgens den aert dier vergelykinge zouden, naer 't oogmerk van den Schoolmeester, de Symbolische Boeken, (welker strenge in acht neming, hy, tegen enige Leeraers der Luthersche Kerke, in Duitschland, aengedrongen zou willen hebben,) vergeleken moeten worden, met de Krygsartykelen van ene Compagnie Soldaten; dat hy ook zomtyds doet; maer op andere plaetsen is de vergelyking tusschen de Krygsreglementen onder éénen Opperbevelhebber, en Gods Woord onder den enigen Oversten en Leidsman onzer zaligheid. Deze onregelmatigheid maekt veelvuldige verwarringen in de voorstellingen en gevolgtrekkingen; en zulks word nog daerenboven vermeerderd, ter oorzake, dat de Schoolmeester dezelven, nu tot het leerstuklyke, dan tot het zedelyke overbrengt. Hier door haspelt hy alles in diervoege door een, dat zyne vergelykingen noch oordeelkundig noch vernuftig zyn, of geheel buiten de zaek loopen, of tegen hem gekeerd kunnen worden, door de Toleranten; die Jesus Christus als hunnen Godlyken Leermeester eerbiedigen, als den genen, die de woorden des eeuwigen levens heeft; en voorts alle Symbolische Boeken aenzien als Menschlyke Schriften, die den Woorde Gods onderworpen zyn, volgens het eenparig gevoelen van alle ware Protestantsche Orthodoxen; die hierin met de Toleranten overeenstemmen. |
|