ken verdeeld. In 't eerste geeft de Wiskunstenaar eenige meetkundige bepaalingen en werkstukken, mitsgaders eenige deelingen van gronden, welken tot eene inleiding voor de Bouwkonst dienen. Voorts handelt de Bouwkundige Schryver over de Trappen, zo Bordes- als Slingeren Wenteltrappen; vervolgens over het Kapwerk met deszelfs toebehooren; wyders over de gronden met derzelver verdeelingen, der Vertrekken, Trappen, Cozynen, Deuren enz. benevens den opstal of doorsneedens der Gebouwen, derzelver Gevels enz.: en eindelyk over de voornaamste Scheeluwtens, die in de Bouwkonst voorkomen. Nopens deeze opgenoemde Stukken, met verscheiden byzonderheden daar toe betrekkelyk, draagt de Heer Erzey eene welgeregelde onderwyzing voor, onder de verklaaring van zeventig nevensgaande Plaaten; welker inrigting zeer wel geschikt is om den Leerling, die de eerste beginzelen der Theorie en Tekenkunst van de gewoone Huisbouwkunde wenscht te verstaan, en 'er zig verder in te oefenen, behulpzaam te zyn. De Heer Erzey begrypt zeer wel, dat men hier nevens ook kundig behoort te zyn, in 't geen omtrent de zogenaamde vyf Orders in aanmerking komt; dan, om zyn Geschrift niet te overlaaden, zendt hy den Leerling in dit opzigt, tot het bekende Werk van den Heer Zimon Bosboom, 't welk hy met regt aanpryst als een Werk, dat een Leerling met een weinig onderwys ligtlyk kan bevatten.