Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1776
(1776)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 537]
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen betrekkelyk.Verhandeling over den doorn, dien Paulus verklaarde in 't vleesch te hebben. Door den Eerwaardigen John Jortin, Aartsdiaken van Londen, Rector van St. Dunstan en Vicaris van Kensington.En op dat ik my, door de uitneemenheid der Openbaaringen, niet zou verheffen, zo is my gegeeven een scherpe Doorn in het vleesch, [naamelyk] een Engel des Satans, die my met vuisten slaan zoude, op dat ik my niet zoude verheffen. paulus. 2 Corinth. XII:7.
Den Heeren Schryveren der Hedendaagsche Vaderlandsche Letter-Oefeningen.
‘VOor eenigen tyd hebt Gy L. de goedheid wel willen hebben, om eene Verhandeling Over het Gezag der Apostelen van den Eerwaardigen jortin, door my vertaald, in uw Mengelwerk, te plaatzenGa naar voetnoot(*). In deezen maakt die uitmuntende Schryver, met een kort woord, gewag van den Doorn in 't vleesch, dien Apostel paulus verklaarde te hebben, en houdt denzelven voor een gebrek in de uitspraak diens Kruisgezants. Over deeze betuiging des Apostels heeft de gemelde Heer eene byzondere Verhandeling opgesteld, die ons der Vertaalinge, en eener plaatze in uw Mengelwerk, waardig scheen. Ik zend ze hier nevens enz.’
De Heilige paulus ontmoette, in het werk zyner Bedieninge, niet alleen grooten en geduurigen tegenstand van de | |
[pagina 538]
| |
Heidenen, en de onbekeerde Jooden; doch hy moest nog verdrietiger tegenspraake verduuren van Halve en valsche Broederen: van Jooden tot het Christendom bekeerd; doch die sterk verkleefd bleeven aan hunne oude vooroordeelen, en zich op eene ongerymde wyze vast hielden, aan hunne ten einde loopende Wettische plegtigheden. Deeze Menschen maakten 'er hun werk van om paulus te versmaaden, te lasteren, den loop zyner Predikinge te stuiten, en de Geloovigen van hem af te trekken; hem vertoonende als een Vyand der Jooden, als een Veragter van moses wet, als een Metgezel, een Vriend, en een Voorstander der Heidenen, als iemand die zichzelven in het getal der Apostelen hadt ingedrongen. Over zulks was de Heilige Kruisgezant menigwerf, in de onvermydelyke en dringende noodzaaklykheid, om zich als een Dwaaze aan te stellen, dat is, zich zelven aan te pryzen en te verheffen, en te toonen, dat hy onvergelyklyk verre verheven was boven deeze oordeellooze en nydige Menschen, en, als een Apostel, niet beneden iemand zyner Amptgenooten, hoe verheeven ook; dat hy niet behoefde te wyken voor petrus, schoon de eerste in rang, noch voor joannes, den Leerling dien Jesus lief hadt. De bewyzen ter onderschraaginge van zyn Ampt en Gezag, brengt paulus by met dien klem, dat vuur, hem zo byzonder eigen; met die regtmaatige verontwaardiging, welke eene zo laage tegenkanting moest verwekken by eenen Man, te overbewust dat hy zulk eene behandeling niet verdiende; met die gerustheid en verheffing, welke eenen Geschilvoerder vergezellen, die weet dat zyne bewysredenen klaar en onwederleglyk zyn; en met de kragt en yver eens Leeraars der waarheid, die vreest, dat zyne Leerlingen zullen misleid en zyne Godvrugtige oogmerken verydeld worden. Hy merkt aan, dat hy, op eene wonderdaadige wyze, bekeerd en geroepen was, door jesus christus, die hem verscheen; dat hy, in den Christlyken Godsdienst, onderweezen, en tot het prediken van denzelven aangesteld was, niet door Menschen; maar door den Heer jesus christus zelve; en dat hem zo veele geestlyke gaven geschonken waren, en hy zo veele wonderen gewrogt hadt als een der Apostelen; dat hy, in het werk zyner bedieninge, zo volyverig, ja yveriger geweest was dan anderen; dat hy meer ongeloovigen bekeerd, meer kerken gegrondvest, meer arbeids gedaan, en meer ramps verduurd hadt dan een der | |
[pagina 539]
| |
Leerjongeren van christus; dat hy, een merkwaardig en ongemeen voorbeeld van zelfverloochening en belangloosheid gegeeven hadt, door geen onderstand te ontvangen van verscheidenen door hem onderweezen, maar met eigen handen zyn brood gewonnen. Hy voegt hier nevens, dat hy, met gezigten en openbaaringen begunstigd, in het Paradys, en in den derden Hemel, opgetrokken geweest was. Deeze zonderlinge verdiensten aan zynen kant, deeze buitengewoone gunstbewyzen en voorregten, zo ryklyk aan hem geschonken, waren, in zeker opzigt, gevaarlyke verzoekingen, die ongevoelig den verstandigsten en nederigsten Man, ten minsten op den oever van hoogmoed en trotsheid konden brengen, en nu en dan eene zelfbedriegende verheffing, op zyne eigene uitmuntenheid, veroorzaaken, inzonderheid, wanneer hy daar toe vervoerd werd, door eene slegte behandeling, door smaad en bensping, en zich genoodzaakt vondt zich te vergelyken met zyne tegenstanderen. Hierom hadt god, by alle deeze gunstbetooningen den Apostel beweezen, een ander gevoegd, eene tugtiging en tegenheid naamlyk: ‘want de heere kastydt dien hy lief heeft, en geesselt eenen iegelyken Zoon dien hy aanneemt.’ Deeze tugtiging noemt paulus, ‘een Doorn in het vleesch;’ dezelve strekte om hem zyne zwakheid te herinneren en van trotstheid te rugge te houden; de zedelyke beduiding hier van was. ‘Wees niet hooggevoelend; maar vrees.’ ‘Op dat ik my niet zou verheffen,’ dat is, ten einde ik niet al te gunstig van myzelven zou denken, en my verbeelden dat ik regt had op gods genadegaven, en my diets maaken, dat ik anderen zo zeer in zedelyke volkomenheden en in goedheid overtrof, als ik doe in geestlyke gaven, in gezigten en openbaaringen, in den voorspoed, die het werk myns Apostelschaps vergezelde, en in het aantal der geenen, die ik in den schoot der Kerke van christus bragt, ten einde ik daar door niet opgeblaazen wierde, ‘is my een scherpen Doorn in 't vleesch gegeeven.’ Deeze Doorn in 't Vleesch moet, in 't algemeen gesprooken, iets geweest zyn, 't welk in 't Apostels Lichaam huisvestte, iets dat ongemaklyk en smertlyk was. Men kan 'er niet door verstaan de onheusche bejegeningen, de tegenkanting van booze Menschen, de moeilykheden en vervolgingen, welke hy, gelyk de andere Christenen, verdroeg. Dit wist hy was toen het lot en deel aller Dienstknegten van christus, en van deeze zou hy zo ernstig niet begeerd en | |
[pagina 540]
| |
gebeden hebben, verlost te mogen worden. Het moet een persoonlyker en byzonderder bezwaar geweest zyn. Waar in bestondt die Doorn dan? Ik antwoord, het kan geen ondeugende lust of begeerte geweest zyn: iets 't geen ik niet zou aangeroerd hebben, indien niet eenige Menschen van oordeel ontbloot, deeze ongerymde gedagten niet gekoesterd en bewaard haddenGa naar voetnoot(*). Wanneer de Heilige paulus den Corintheren onthouding en kuisheid aanbeveelt, verklaart hy te wenschen ‘dat alle Christenen ten dien opzigte waren als hy zelve.’ Het is geenzins te denken, dat god hem zulke verzoekingen zou hebben laaten overkomen, op dat deeze reeds bejaarde, sobere, kuische, verdrukte, en arbeidzaame Apostel daar aan zou bloot gesteld geweest zyn; of dat hy dit eene Zwakbeid zou noemen, gelyk hy vervolgens doet, een al te zagte naam in de daad, op dat hy daar in zich zelfs zou roemen, gelyk hy verklaart te willen doen. En waarlyk dit kon geen geschikt middel zyn, om hem van hoogmoed te geneezen: want de eene zonde dryft doorgaans de andere zo min uit als de Satan den Satan uitwerpt; of zo dezelve dit doet, laat zy den Zondaar gelyk ze hem vondt, in den toestand van een Schuldenaar, buiten staat, om zyne schulden te betaalen, die van den eenen schuldeischer leent, om den ander te betaalen. Eenigen verstaan door deezen Doorn, de Oorspronglyke zonde; en het is zeer te bevreemden, dat ooit iemand tot die gedagten gekomen is. De Doorn was hem, gelyk het schynt, in zekeren zin, door god gegeeven; doch god is de schenker van geene kwaade giften. De Doorn was paulus in 't byzonder gegeeven; doch de oorspronglyke zonde, indien iemand onzer ze heeft, hebben wy ze allen. Of verstaat men, door de Oorspronglyke zonde, de Zonde van adam aan deszelfs geheele Naakomelingschap toegerekend, en dezelve strafschuldig maakende in 't ooge van god, dan heeft ze niemand: dit is een droom, en eene verkeerde verklaaring der Heilige Schriftuure: meent men door Oorspronglyke | |
[pagina 541]
| |
Zonde de onvolmaaktheden en gebreken der menschlyke Natuure en de sterflykheid, welke adam op zichzelven en zyne geheele Naakomelingschap bragt, deeze heeft met de daad plaats; doch niet meer te doen met den Doorn in het vleesch van paulus dan met zyne Reize van Jerusalem na Damascus. Dewyl het duidelyk niets geweest kan zyn van eenen snooden of zedenkwetzenden aart, moet het een Lichaams gebrek en ongemakGa naar voetnoot(*) geweest zyn, waar aan hy onderhevig was, en dat hem gering en veragtlyk deedt voorkomen in de oogen der zodanigen, die over anderen alleen naar 't uitwendige oordeelen. De Oude Christen Schryvers, die digtst aan de tyden der Apostelen leefden, vatten het eenpaarig in dier voege op, en hebben dit misschien ontleend uit eene overleevering, bewaard gebleeven in die plaatzen, waar de Heilige paulus het Euangelie gepredikt hadt. Doch, 't welk meer afdoet ter staavinge van dit denkbeeld, is, dat de Apostel zelve, op zommige andere plaatzen, in zyne Brieven, het dus schynt te verklaaren. Den Geloovigen te Galaten schryft hy: ‘Gy weet, dat ik u, door Zwakheid des Vleeschs, het Euangelie eerstmaal verkondigd heb: en myne verzoekinge, die in myn Vleesch [geschiedde], hebt gy niet veragt of verfoeid; maar gy naamt my aan als een Engel gods [ja] als christus jesusGa naar voetnoot(†). De Doorn in 't vleesch, en de Verzoeking in 't vleesch, duidt hetzelfde aan.’ Den Corintheren schryft hy, dat een der Tegenwerpingen zyner Tegenstanderen hier in bestondt, ‘De tegenwoordigheid des Lichaams is zwak en de rede veragtlykGa naar voetnoot(§):’ en wederom schryft hy: ‘Wy zyn zwak en gy zyt sterk, en ik was by u in zwakheidGa naar voetnoot(‡).’ | |
[pagina 542]
| |
Wanneer wy dit alles in overweeginge neemen, mogen wy daar uit opmaaken, dat Apostel paulus van eene zwakke Lichaamsgesteltenis was, een lichaamlyk gebrek en ongesteldheid hadt, die, op zommige tyden, zyne Spraak aandeedt en in 't prediken belemmerde: zo dat 'er, in zyn geheele voorkomen, iets was, 't welk te zyner kleinagting diende, en hem min eerwaardig maakte. Deeze ‘Doorn in 't vleesch’ wordt van hem ‘een Engel des Satans’ geheeten: de zin dier uitdrukking schynt te weezen, dat god, die de Goede en Kwaade Geesten te zyner beschikkinge heeft, en zyne oogmerken met beiden vervult, naar hy het dienstig oordeele, den Satan vryheid gaf om paulus te bezoeken, of, gelyk de Apostel het uitdrukt, met ‘vuisten te slaan.’ Wy vinden dat, in deeze dagen, de Apostels, onder andere buitengewoone gaven, ook de magt bezaten om snoode Christenen aan den Satan over te leveren, of hun lichaamskwaaren en ongemakken te doen overkomen, om hun te geneezen van geestlyke gebreken, wanneer zagter middelen niet konden baaten: 't is de Heilige paulus, die, by gelegenheid, gewag gemaakt heeft van deeze bestraffing, en die zelve, als een Apostel, zomwylen de ongehoorzaamen daar mede tugtigde. Dezelfde handelwyze dagt het gode goed te houden, in het tugtigen van deezen grooten Apostel: niet by wyze van straffen, want deeze hadt hy, door zyn gedrag, niet verdiend; maar by wyze van voorkoming, en om dat hy gevaar liep van verzoeking tot geestlyken hoogmoed. ‘Hier over,’ vervolgt de Apostel, ‘heb ik den heere driemaal gebeden; op dat hy van my zou wyken.’ Dit moet hem zeer zwaar gevallen en gedrukt hebben: dewyl hy zo aanhoudend om ontheffing badt. Naar alle waarschynlykheid was het de smert niet, die hy gevoelde, noch eenige versmaading van snoode onbedagte en oordeellooze Menschen, die hem dus aandeedt. Hy was te verstandig, te voorzigtig, te goed en te lydzaam, om, door zulke bezoekingen, zo zeer bewoogen te worden. De waare rede van zyn zorg en bekommerdheid schynt geweest te zyn, de vreeze dat de zaak van den Godsdienst, welke hy zo zeer ter harte nam, daar by lyden zou, dat zyne zwakheden zyne prediking van het Euangelie zouden verhinderen, hem onbekwaam maaken om goed te doen, en min vermogend in het aanwenden zyner poogingen, om anderen te bekeeren. Hy wist dat het uiterlyk voorkomen, de persoonlyke | |
[pagina 543]
| |
gestalte, de houding, de stem, de wyze van voordraagen, veel vermogt om de gunst, de aandagt, en de agting der menigte te verwerven. De Apostel verklaart ‘deswegen driemaal den heer gebeden te hebben.’ Vraagt men wien paulus door den heere verstaat? De zamenhang schynt aan te duiden, dat het god de Vader niet was; maar jesus christusGa naar voetnoot(*). Want de heere antwoordde den Heiligen paulus, en sprak tot hem: doch god de Vader verscheen nooit op deeze wyze of ontdekte zich in dier voege. Alle de zigt- of hoorbaare ontdekkingen van god in het Oude Testament dunken ons verschyningen geweest te hebben van het woord of den zoon gods, handelende en spreekende in 's vaders Naam; terwyl hy, naa zyne Vleeschwording, in eigen Persoon handelde en sprak, gelyk toen hy zich openbaarde aan den Martelaar stephanus, aan den Apostel paulus, aan andere Heiligen en Leerlingen. Hier in stemmen de oude Christenen en de meeste Hedendaagsche overéénGa naar voetnoot(†). Ten anderen. Betekent, volgens den doorgaanden Styl van het Nieuwe Testament, het woord god, de vader; en het woord heere duidt jesus christus aan. Ten derden. Antwoordt de heere den Apostel. ‘Myne Genade is u genoeg.’ Dit woord Genade wordt ook meestentyd van christus gebezigd. ‘De Genade van christus, de Liefde van god, en de Gemeenschap des geests. Ten vierden. De heere belooft hier paulus, zyne Genade en Kragt: waarom de Apostel 'er onmiddelyk op laat volgen. ‘Zo zal ik dan veel liever roemen in myne zwakheden, op dat de Kragt van christus in my woone.’ Christus vertoonde zich aan den Heiligen paulus, by de bekeering diens Apostels, en verscheen hem naderhand op andere tyden en by andere gelegenheden: zo mogen wy veronderstellen, dat hy ook in dit geval deedt. | |
[pagina 544]
| |
Paulus, in groote verlegenheid zynde wegens deezen ‘Doorn in 't vleesch,’ en zich herinnerende, dat christus zelve voor het ondergaan zyns lydens, den Vader driemaal ernstig badt, om het voorbygaan van dien Drinkbeker, volgde dit voorbeeld, en smeekte jesus christus, op het vuurigst, tot drie keeren, dat hy verlost mogt worden van die ongesteldheid. Onze Zaligmaker sprak toen tot zynen Apostel, en gaf hem dit minzaam antwoord. ‘Myne Genade is u genoeg: want myne Kragt wordt in Zwakheid volbragt.’ Wees geduldig en te vrede, 't is genoeg dat ik u bemin, dat ik altoos met u ben, om u by te staan in het volvoeren van het werk uwer Bedieninge. Uwe Zwakheid zal u niet beletten, een gelukkig Prediker van het Euangelie te weezen: en dan zullen deeze eigenste Zwakheden myne Kragt vertoonen, en der Wereld ten bewyze strekken, dat ik, door de schynbaar onvoeglykste en minstbeloovende middelen, in staat ben het goede myner Kerke, en de vestiging van myn Koningryk, te bewerken. De Heilige paulus, dit antwoord ontvangen hebbende, berustte niet alleen, met alle nederigheid en onderwerping in de beschikking van zynen heer; maar verklaart, dat dit voor hem eene stoffe van blydschap is, ‘dat hy voortaan liever zal roemen in zyne zwakheden:’ dewyl zy niet alleen niet schadelyk, maar bevorderlyk waren voor de Christenheid, ten beste der Kerke, en tot opbouw zyner Broederen strekten. Het dunkt ons waarschynlyk, dat deeze Lichaams zwakheid van den H. paulus, by eenige buitengewoone gelegenheden, voor een tyd opgeschort en weggenomen wierd: als wanneer hy zyn zaak voor Vorsten en Romeinsche Landvoogden, die hem met genoegen hoorden, bepleitte: en, toen hy, van barnabas verzeld, het woord voerde, by de Heidenen te Lystra, die hun voor Goden, in menschen gedaante, aanzagen, en hem voor mercurius, den God der Welspreekenheid hieldenGa naar voetnoot(*). In de daad, als wy de zwakheden van den Kruisgezant in aanmerkinge neemen, en daar mede vergelyken, hoe veel arbeids en lydens hy onderging, kunnen wy niet nalaaten het voor wonderdaadig te houden, dat hy zo langen tyd in staat was te doen wat hy deedt, en te verdraagen wat hy verdroeg: | |
[pagina 545]
| |
weshalven zyne Lichaamszwakheid, in stede van eene tegenwerping, tegen zyn character op te leveren, een bewys met zich droeg voor allen, die hem kenden, dat hy, op eene buitengewoone wyze, moest onderschraagd zyn door een Godlyk vermogen. De zedelyke bedenkingen en nuttige gebruiken, uit de beschouwing van dit onderwerp voortvloeiende, zyn veelvuldig: ik zal alleen de voornaamste met den vinger aanroeren. Voor eerst, zien wy de gevaarlyke natuur des Hoogmoeds, voor welken de beste Menschen niet schootvry zyn: naardemaal zulk een Man, als Apostel paulus, een behoedmiddel noodig hadt om hem te vernederen, en de Zelfsverheffing te dempen, die in zyn gemoed kon opkomen, door het oog te slaan op zyne groote verrigtingen en diensten, zyn hooger staat in de Kerk, en de buitengewoone gaven hem geschonken. Deeze Kastyding, en deeze Lichaams zwakheid, hadt op hem de behoorlyke uitwerking: en elk moet zich verwonderen, over de verstandige gemaatigdheid, de zonderlinge bescheidenheid des Apostels, wanneer hy van zich zelven spreekt. Hy vertoont zyn eigen voorbeeldlyk gedrag, zyn onbestraflyk en belangloos gedrag, onder de nieuw bekeerden, als hy hun wilde aanmoedigen, om zyn voorbeeld te volgen; doch dan schryft hy het toe aan de Genade van god, en den Geest gods met hem werkende, en zyne zwakheden ondersteunende. Hy spreekt groot van de Magt hem als Apostel verleend, als hy zich in de noodzaaklykheid bevondt, om zyn gezag te toonen tot de nedervelling van den overmoed zyner Tegenstanderen, en om valsche Leeraars uit de Gemeente te weeren; doch ten zelfden tyde vernedert hy zich, door herhaalde bekentenissen van het misdryf, door hem gepleegd voor zyne bekeering, in het vervolgen van de Christlyke Kerk. Ten deezen opzigte rekent hy zich onder de grootste Zondaars; allen zyne onkunde in dat tydsgewrichte bybrengende, niet als eene genoegzaame verontschuldiging; maar als eene vermindering zyns misdryfs, te welker oorzaake hy genade ontvangen hadt: en dan stelt hy zich zelven voor als een bemoedigend voorbeeld by boetvaardige Zondaars. Dus maakt hy gebruik van zyne begaane misgangen, van zyne geestlyke gaven, van zyn Godsdienstig gedrag, van zyne lichaams zwakheid, van zyne tegenheden en vervolgingen, van zyn arbeid, van zyn vlyt, om te vertroosten, te onderwyzen, te bestraffen, te waarschuwen, en anderen te bekeeren. Indien wy zo veele giften en genadegaven niet hebben als paulus, en indien wy, ter oorzaake onzer onvolmaaktheden, | |
[pagina 546]
| |
zo veel gevaars niet loopen, van zelfsverheffing en hoogmoed, als hy, zal, nogthans, weezenlyke hoogmoed dikwyls ontstaan uit ingebeelde hoedanigheden; en wy 's Apostels braafheid en gemaatigdheid niet bezitten, om ons in staat te stellen, tot het afweeren van zulke verzoekingen. Wy moeten, derhalven, op onze hoede zyn tegen allerleien hoogmoed, en dien bedwingen door eene ernstige en geduurige overweeging onzer veelvuldige onvolmaaktheden. Beweegredenen en aanspooringen tot nederigheid zullen ons noit ontbreeken, wanneer wy opregt en eerlyk met ons zelven te werk gaan, en onze betragting met onzen pligt vergelyken. Ten tweeden. Zien wy, uit deeze, en uit veele andere plaatzen in het Nieuwe Testament, dat de Apostels de magt niet hadden, om Wonderwerken te doen naar hun eigen welgevallen; maar onder een byzonderen aandrift van den Heiligen Geest stonden, hun aanwyzende, wanneer, en hoe, het wonderdoend vermogen te gebruiken. Want paulus kon zich zelven niet geneezen van zyn lichaams ongemak, noch zynen geliefden timotheus herstellen, noch eenigen zyner zieke Vrienden de gezondheid schenken. Indien dan, ten tyde der Apostelen, de Wonderwerken niet dagelyks voorvielen, maar spaarzaam geschiedden, hebben wy alle reden, om die verbaazend groote menigte van Wonderdaaden, waar op men in volgende Eeuwen stofte, te verdenken: Wonderdaaden dikwyls verrigt op de geestdryvendste wyze, en tot geene goede, maar zelf tot laage en kwaade, einden strekkende. Ten derden. Verlangen wy allen tydlyken vrede en geluk, en zouden gaarne bevryd weezen van alles, wat ons onrust en kwelling baart; deeze verlangens zyn natuurlyk en onzondig. Apostel paulus wenschte ook vuurig van zyne zwakheden verlost te worden, meer gezondheids, sterkte, en lichaams kragt te bezitten. Doch, uit zyn voorbeeld, mogen wy leeren deeze begeerten te regelen, en niet te verwagten, dat de zaaken altoos juist naar onzen wensch zullen uitvallen. Wy mogen god bidden, gelyk hy badt; of om eenig tegenwoordig goed te erlangen, of verlost te worden van een tegenwoordig onheil: doch zodanige gebeden moeten altoos voorwaardelyk weezen, en de voorwaarde, indien het god behaage, uitgedrukt of 'er onder verstaan worden. Misschien zal het Hem niet goeddunken, en dan moeten wy niet denken, dat wy hard en onvriendlyk behandeld worden, of ons verbeelden, dat onze gebeden vrugtloos zyn, om dat ze geene verhooring erlangen. Indien god ons niet ontheffe van den tydlyken ramp, ons onder denzelven, ten onzen beste, laat zugten, | |
[pagina 547]
| |
indien hy ons kragt schenke om dien te verdraagen, indien hy ons andere zegeningen verleent, om die nadeelen op te weegen; en indien hy ten geenen dage ons geloof en onderwerping beloone, winnen wy, over het geheel gesprooken, niet weinig. Overweegt het geval van paulus. Hy onderging iets, 't welk ongetwyseld zeer lastig was; dewyl hy tot drie keeren, met allen ernst, om verlossing smeekte. Wanneer hy gegeesseld, in de gevangenis geworpen, gebonden, geslaagen en gesteenigd wierd; wanneer hy schipbreuk leedt, van plaats tot plaats gedreeven, en beroofd wierd van de noodwendigheden deezes leevens, verdroeg hy alles met de grootste onverschrokkenheid, en wy vinden niet dat hy éénmaal badt, om verlossing van zo harde beproevingen. Wanneer het hem geopenbaard was, of wanneer hy duidelyk voorzag, dat hy, binnen korten tyd, den marteldood zou ondergaan, sprak hy tot zyne Leerlingen, niet alleen met bedaardheid; maar hy juichte 'er over, dat hy deeze Wereld zou verlaaten, en tot zynen Heer en Meester gaan. Doch deeze Doorn in het vleesch, dit Lichaams ongemak, kwelde hem zeer, en nogthans werd hy 'er niet van verlost, ja droeg het, naar alle waarschynlykheid, ten grave, wel bedroefd, en nogthans berustende, gelyk hy moest doen, in den wil van god. Veronderstel, dat wy ons juist in 't geval van paulus bevonden, en het zelfde antwoord van jesus christus ontvingen, tot ons zeggende: ‘Weest vernoegd met de verzekering, dat ik uw Vriend en Beschermer ben, dat ik u bemin, en altoos voor u zal zorgen’; zeker dusdanig een antwoord zou ons meer waardig weezen, dan alle gezondheid, sterkte, agting en wereldlyken voorspoed ooit door iemand genooten. Eindelyk leidt de verhandelde stoffe ons op tot de bedenking, dat, in den tegenwoordigen staat der dingen, een mengzel van tydlyk goed en kwaad, voor ons, over 't geheel, best is. Gelyk eene onafgebrooke opeenvolging van voorspoed, volgens de natuur der ondermaansche zaaken, nauwlyks mogelyk is, zo zou dezelve niet bevorderlyk weezen, voor Vreemdelingen en Reizigers hier beneden; die eenige beweegredenen behoeven, om hun het einde te herinneren, waar toe zy geschikt zyn, en de plaats werwaards zy heen moeten; ten einde zy te rug gehouden worden, van te beuzelen met hunne grootste belangen, en zich te verslaaven aan elk nietig en veragtlyk voorwerp, 't welk hunne begeerlykheden aandoet. Een Heidensch Zedekundige heeft de dwaasheid van eene | |
[pagina 548]
| |
te groote gehegtheid aan deeze Wereld, bykans zo sterk beschreeven, als een Christen dezelve kan uitdrukken. ‘Gy zyt een Reiziger’, zegt hy, ‘en uw Schip is voor eenige weinige uuren gehavend. Het Ty en de wind dient, en de Schipper roept u, om tot het vertrek scheep te gaan: en gy vermaakt u met schulpen en koraalen op strand te zoeken, tot dat zy zonder u in zee steeken’. Op deeze wyze handelt ieder Christen, die, op reize zynde na eene zalige eeuwigheid, toeft, sammelt, en handelt als of hy voor altoos op aarde zou blyven. Een zwak lichaamsgestel, en het dikmaals wederkeeren van ziekten wordt gerekend, en met rede gerekend, onder de tydlyke onheilen: en nogthans is dit onheil niet gansch en al zonder voordeelen, die ons moeten leeren onderwerplyk in dien stand te weezen, als dezelve ons lot is. Deeze bewaart de Menschen menigwerf, buiten het bereik veeler verzoekingen; terwyl, in tegendeel, gezondheid en sterkte, en kragt van leevensgeesten hun vervoeren tot dartelheid en overdaad, tot het rondloopen in een kring van vermaaken en uitspanningen, en zomwylen tot snoode daaden en ondeugende bedryven. Deeze leert ons medelyden hebben met, en liefde betoonen aan, ongelukkigen en elendigen; terwyl Menschen, nooit met ziekte en ongemak bezogt, zelden zeer veel deels neemen, in die ongelukkige omstandigheden van anderen. Deeze gaat doorgaans gepaard met ernsthaftigheid en bespiegeling, zet ons aan tot denken en redenkavelen: dus wordt het verstand uitgebreid en het hart verbeterd, en, schoon het lichaam zwak is, blyft de Ziel werkzaam: onder zieklyke Persoonen heeft men groote vernuften gevonden. Deeze maakt de Wereld voor ons min aanloklyk, min dierbaar, en leert ons dezelve wyslyker gebruiken, gewilliger verlaaten. De Christenen worden geleeraard, god om alle dingen te bidden, en voor alles te danken; dewyl zy god standvastig en getrouw tragtende te dienen, niets zeer rampspoedigs hun kan overkomen; doch, in voor- of in tegenspoed, of, 't welk een algemeener lot is, in eene vermenging van die beiden, zal, door den Godlyken zegen en vaderlyke beschikking, alles hun ten goede medewerken. |
|