| |
Rhapsodien, of het Leeven van Altamont. Tendimusad Celetem Patriam. Twee Deelen. Te Utrecht by J.v. Schoonhoven en Comp. 1775. Behalven het Voorberigt, 886 blads in octavo.
Eenstemmig met den tweevouwigen Tytel laat zig dit Werk uit twee verschillende Gezigtpunten beschouwen. Men kan het aanzien als een Roman, en men kan het ook te gelyk in opmerking neemen als een Wysgeerig Geschrift. Het laatste is, zo we vaststellen, het hoofdbedoelde des Schryvers; en naastdenkelyk heest hy zyne Rhapsodien, of Wysgeerige Mengelingen, door de beschryving van 't Leeven van Altamont willen veraangenaamen; om den Leezer, onder 't doorbladeren van een Roman, welks opstel den Schryver aanleiding gaf tot het mededeelen van verscheiden Wysgeerige bedenkingen, eene gevallige tusschenpoozing te verleenen. Deeze schryswyze heeft zekerlyk haare huttigheid voor alle zulke Leezers, die zodanige tusschenpoozingen te verleenen. Deeze schrywyze heeft zekerlyk haare nuttigheid voor alle zulke Leezers, die zodanige tusschenpooszing behoeven; en de Autheur heeft 'er zig, ten gevalle van hun, zeer wel van bediend; terwyl hy tevens zodanig eene schikking van 't een en 't ander in 't oog heeft gehouden, dat eene andere soort van Leezers den Roman met een lugtig oog kunne overzien, en zig, zonder moeite, byzonder met het Wysgeerige ophouden. - Om onze Leezers 'er ter wederzyde iets van te melden, zullen wy eerst het oog vestigen op den Roman, welke kortlyk hier op uitkomt.
Altamont is een Jongeling, te streng geoordeeld, en onregtmaatig verbannen, om zyn leeven, op een onbewoond Eiland, te slyten. Hy wordt te scheep derwaards gevoerd, en met verzorging van de noodwendige middelen tot leevensonderhoud, benovens eenige verdere behoeftigheden, mitsgaders het eene en 't an- | |
| |
dere dat tot tydverdryf kon strekken, (het welk hem zyn bloed verwant nog toegeschikt had,) op net bedoelde Eiland gebragt, en daar alleen gelaaten. Na verloop van ongeveer vyf jaaren vernielt een woedende storm een Schip op die hoogte; en alle de Schipbreukelingen worden door de Zee verzwolgen of verder afgedreeven, uitgenomen eene jonge Vrouw, die op het Eiland aandryft. Altamont verkreeg hier door eene gezellin met naame Amelia, waar mede hy zig eerlang plegtig verbond; dat, ten einde eenige jaaren, zyn Huisgezin met drie Zoonen en twee Dogteren vermeerderde. - Omtrent twaalf jaaren laater wierp een soortgelyk onweer, (zynde het Eiland moermaals aan zwaare onweeren onderhevig,) een schip op deeze kust. Veelen hunner, die zig op 't Schip bevonden, en zig met de sloepen landwaards wendden, kwamen jammerly om 't leeven; doch anderen, agtergellaten, om vervolgens, zo 't mogelyk ware, gered te worden, waren hunne behondenis, na dit ongelukkig voorval, verschuldigd aan de voorzorge van Altamont, die, op 't hooren van noodschooten, strandwaards geyld was. Zyne beweezen hulp strekte ter behoudenisse van drie Huisgezinnen, met zig voerende een aantal van vyftien kinderen, van vier tot zestien jaaren; waar by zig nog bevonden twee dienstmeiden, een scheepstrimmerman en drie jonge gezellen; zynde de een, gelyk eerlang bleek, van zyn ambagt een Metselaar, de ander een Smit, en
de derde een Wagenmaaker. Het oogmerk, waar mede de Hoofden dier Huisgezinnen, benevens de voornaamsten der gesneuvelde reisgenooten, een Schip hadden uitgerust, en in Zee gestoken waren, was het aanleggen eener nieuwe Volkplantinge. Ter volvoeringe hier van was het Schip belaaden met al den daar toe benoodigden voorraad, en alle de gereedschappen, welken ter verzorginge van de eerste nooddruftigheden des leevens vereischt worden. Het ongeval hun in deezen overgekomen, de redloosheid van 't Schip, het bezwaarlyke eener nieuwe onderneeminge, en de gunstige gesteltenis van 't Eiland; waar op zy zig thans bevonden, deed hen wel dra besluiten, om zig aldaar, in gemeenschap van 't Huisgezin van Altamont, ter neder te zetten. - Daar uit onstonden voorts, na de eerst noodige schikkingen, ernstige raadpleegingen, om der Volkplantinge een gezetten vorm van burgerlyke Maatschappy en Staatsinrigting te geeven. Na herhaalde overleggingen beraamde men eerlang eene Gemeenebestbestiering; die eindelyk met eenpaarig goedvinden, ten afgemeenen nutte, tot stand gebragt, en gevestigd werd. - Zodanig is het beloop der hier voorgestelde Geschiedenisse; waar in een verslag der vroegere lotgevallen van Amelia, mitsgaders van Belford, Rawlins en Beltimore, of de drie Vaders der opgemelde Huisgezinnen, ter behoorelyke plaatse ingevlogten is.
In dit verhaal, zeer wel aaneengeschakeld, en geschikt om des Leezers aandagt gaande te houden, komt Altamont dus in verschil- | |
| |
lende toestanden en betrekkingen voor. Hy is mismoedig over de onregtvaardige behandeling hem aangedaan; schikt zig bezwaarlyk tot eene eenzaame leevenswyze; moet met moeite arbeiden om zig voor het toekomende te bezorgen; komt allengskens tot bedaardheid; geniet de vrugten van zyne aangewende poogingen; getroost zig met zyn lot, en wenscht, onder 't gevoel van de aandoeningen der natuure, slegts om eene vervulling van zyn gebrek aan eene voldoenende gezelligheid. Dien wensch verkrygende, met de voor hem gelukkige ontkoming van Amelia, bereikt hy eerlang een staat van vergenoegzaamheid; in dien staat vertoont hy zig als een teder Egtgenoot, een liefderyk Vader, en een oplettend Bestierder van zyn Huisgezin, zo ten aanzien van 't Huislyke, als ten opzichte van 't Godsdienstige leeven. Een tusschenkomend verhaal van Amelia's lotgevallen schetst ons, in haaren Vader, het character van een eerlyken doch ongelukkigen Handelaar; en meldt ons tevens 's Mans loflyke bedlyven in en na zyn herstelling, in verscheiden opzichten, bovenal met betrekking tot zyne menschlievende handelwyze jegens zyne slaaven op Jamaica. En een ander berigt, 't welk Amelia geeft, nopens de beschaaving en de bevordering van 't geluk eener Volkplantinge, door Stanway, een naastbestaanden haares Vaders, brengt ons onder 't oog, hoedanige middelen natuurlyk geschikt zyn, om de beschaaving van een Volk te bevorderen, en deszelfs welweezen op goede gronden te vestigen.
Beide deeze voorstellingen behaagden Altamont; en de laatste viel byzonder in zyne denkwyze; daar hy altoos zeer veel smaaks had in Wysgeerige Staatkundige overweegingen, waar mede hy zig, zelfs in zyn eenzaam leeven, als een voor hem vermaaklyk onderwerp, meermaals onledig had gehouden. En als zodanig een Wysgeerige Staatkundige, vertoont hy zig ook in 't laatstgemelde gedeelte zyner Geschiedenisse, met de vaststelling der aangeduide bestiering zyner Volkplantinge; waar in hem de bovengenoemde Belford by uitstek behulpzaam was; te meer daar deeze inkwam als iemand van ondervinding in dat Stuk. - Belford naamlyk had, gelyk een tusschenverhaal ons berigt, de voornaame hand gehad in de opregting van een nieuw Gemeenebest, en de handhaaving van deszelfs vryheid, tegen die geenen die 't poogden te onderdrukken. In 't verhaal hier van schetst men ons eene geregelde Staatsinrigting, en het haatlyke der Dwingelandye wordt 'er ten levendigste in afgemaald. - Met deezen Belford overlei Altamont inzonderheid, hoedanig eene Staatsbestiering, ten beste deezer hunner Volkplantinge, stand behoorde te grypen, en wat men tot derzelver opregting en in standhouding had in agt te neemen. Herhaalde gesprekken raakende dit onderwerp, met overweeging van verscheiden byzonderhedon, daar toe betrekkelyk, worden hier by deeze gelegenheid voorgedraagen; en eindelyk volgt, na een algemeen overleg, met aller goed- | |
| |
keuring, de vaststelling van 't overwoogen Staatsbestuur. - Tusschen beiden komt een herigt, nopen, de byzondere bekwaamheden van Rawlei en Beltimore, die hen by uitstek nuttig maakten in de opregting van dat Gemeenebest; waar mede verknogt is een leevendig verhaal van de minnaryen van Beltimore en Sopbia, derzelver huwelyk, en de gelegenheid by welke zy zig met
Belford en Rawlei vereenigd hadden, om eene plaats te zoeken, ter opregtinge eener nieuwe Volkplantinge. - In 't laatste gedeelte meldt ons wyders Altamont, zyn genoegen over den gelukkigen uitslag der aangewende poogingen, daar hy de Maatschappy-gevestigd zag in een gelukkigen staat, die een bestendigen bloei beloofde; des hy met vreugde de vyftigst verjaaring zyner aankomste op het Eiland mogte vieren. Alleenlyk was 'er, gelyk hy ten besluite verhaelt, een Jongeling geweest, die hun gelukstaat in gevaar gebragt had, door 't verspreiden der Ongodistery; doch zulks was nog tydig afgewend. Den weg van overtuiging hier toe ingeslaagen, de redenvoering in die omstandigheden uitgesproken, deelt Altamont hier mede, en berigt ons ten laatste, dat zy daer door bevryd bleeven van eene dwaalleer, welke alleen genoeg geweest zou zyn, om het geluk dier kleine Maatschappye, door derzelver gevolgen, te verstooren.
Altamont draagt in dit alles het character van iemand, die eene deugdzaame opvoeding had genooten, en wien men redemaatige grondbeginselen van Godsdienst hadt ingeprent; 't welk, schoon hy in zyne jeugd onvoorzigtige stappen gedaan mogte hebben, hoewel hy den invloed daar van miste met zyne aanvanglyke ballingschap, egter niet naliet vervolgens zyne kragt te oefenen. Hy was daar benevens niet onervaaren in de kennis der Natuure; had de meeste takken der Wysgeerte en fraaie Kunsten beoefend, en bezat, als reeds gemeld is, eene byzondere neiging voor Wysgeerige Staatkundige oefeningen. Dit character, met die bekwaamheid en zugt, straalt alleszins in hem door; overeenkomstig daar mede is hy werkzaam, in zyne eenzaamheid, zo in den arbeid als in zyne bespiegelingen, in zyn gedrag als Egtgenoot, in zyne onderwyzing en bestiering als Vader, mitsgaders in zyne overweegingen en werkzaamheden als Staatkundige. - Het voorstellen van de denkwyze en 't gedrag van zulk een Man, in zo verschillende omstandigheden, gepaard met het ontvouwen van nevensgaande merkwaardige voorvallen, van verscheiden persoonen, en omstandigheden van onderscheiden soort, geeft natuurlyk aanleiding tot het ontvouwen van een aantal van bedenkingen, die geschikt zyn, ter overweeginge van 't geen de Godsdienst, de Huislyke Stand en de Burgerstaat van ieder vorderen. Alles levert ons welgegronde Lessen van Zedekunde, die geschikt zyn, om by opmerkzaame Leezers ingang te vinden; en welker opvolging, uit eigen aart, zo ten algemeenen nutte, als tot heil van den betragter, moet dienen. - De beschreeven Staatsinrigtingen, zo van Stanway als van Belford, en 't Gemeenebest bestier
| |
| |
door Belford en Altamont in hunne nieuwe Volkplanting gevestigd, zyn, 't is waar, Regeeringsvormen van een Utopia, waar in men de Menschen genoegzaam zo stelt als men ze hebben wil; en ingevolge daar van ook, naar welgevallen, min of meer doet beantwoorden aan de vastgestelde Wetten. Mer kan zekerlyk niet verwagten, dat zodanige schikkingen werksteltig gemaakt, en veel minder op den duur standvastig gehouden kunnen worden, in een Gemeenebest, daar men de Menschen vindt zo als ze zyn, en dezelven zo goed mogelyk, in bepaalde omstandigheden, moet bestieren. De Staatkundige Altamont is hier van zo wel overtuigd als iemand anders, en hy begrypt zelf zeer wel, dat zulk eene Staetsinrigting, hoe volmaakt ze ook mogte zyn, in alle tegenwoordige Staaten onuitvoerelyk zou weezen. Ook is het oogmerk in dit, even als in meer soortgelyke Schriften, niet, om zodanig iets in te voeren; dan desniettegenstaande hebben zodanige bedenkingen haare nuttigheid. Ze geeven aanleiding, om bepaalder te denken op de beschaavinge van 't eene of andere stuk, dat in de magt der Overigheid is; en vooral om een ieder te doen opmerken van hoe veel aanbelang het natuurlyk voor alle Maatschappyen, onder alle soorten van Regeering, zy, naauwe agt te geeven op de opvoeding, de zeden, de vooroordeelen en de hartstogten des Volks. - Hoe gelukkiger eene Overigheid moge slaagen, in 't uitvinden van geschikte middelen ten deezen opzichte, en hoe meer de Onderdaanen eenstemmig met die poogingen werkzaam zyn, des te beter mag men verwagten, dat een Gemeenebest zal bloeien, onder eene anders
welgeregelde Regeering, geschikt naar den toestand der Natie. En daar de volmaaktheid niet te wagten is, komt het 'er maar op aan, dat ieder in zynen staat, of ten minste de braave Leden der Maatschappye, het hunne aanwenden, om alles wat mogelyk is in 't werk te stellen, ter bevorderinge van 't algemeene welweezen. Indien men zig met dit oogmerk verledigt, tot het opstellen en overweegen van Wysgeerige Staatkundige bedenkingen, zal men niet slegts een Utopia stigten, maar daadlyk medewerken, ten nutte der Maatschappye, met welke men zig, ter bevorderinge van 't algemeene belang, vereenigd heeft. - Byaldien dit Geschrift, dat het aangenaame en leerzaame vereenigt, min of meer daar toe strekke, zal des Opstellers bedoelde, zo we vertrouwen, grootlyks beantwoord worden; waar toe wy 't, na al het gezegde nopens deszelfs inhoud, onze Leezers aanpryzen. |
|