Uytertse hylickmaeckers
(na 1677)–Anoniem Uytertse Hylickmaeckers– AuteursrechtvrijVol soetigheydt, ofte Amsterdamse kermiskoeck, opgedist voor de genoode kermis gasten en aerdige sangers en sangeressen
[pagina 20]
| |
[pagina 21]
| |
Voys: Drie Koningen.
VIrgilius, met sijn Troyaensche gedachten,
Virgilius, met sijn, Ec.
Was besigh met grijnen by dag en by nachen,
Was besigh mt grijnen, Ec.
2. Ovidius, raeckte een schandelijck Ballingh,
Ovidius, raeckte een, Ec.
Om dat hy met Julia te veel in de Stal gingh,
Om dat hy met Julia, Ec.
3. Horatius, die Leep-oog, en ongemeen Kloyer,
Horatius, die Leep-oogh, Ec.
Was Cesar Panlincker, en Mecenas Flickfloyer,
Was Ceas, Ec.
4. Martialis, is sticht’lijk, maer scheert’er de geck mee;
Martialis, is sticht’lijk, Ec.
Hy spreeckt van een Kous of hy van een stuck Speck snee,
Hy spreeckt van een, Ec.
5. Wie heeft grooter Geck als Lukanus gekeken?
Wie heeft grooter, Ec.
Die met sijn pen heeft sich sellefs doot gesteken:
Die met sijn pen, Ec.
| |
[pagina 22]
| |
[pagina 23]
| |
6. Soo dat ick, van heden, noch gist’ren heb geweten,
So dat ick, van heden, noch, Ec.
Dat de Spiritus van Geckheydt sit in de Pöeten,
Dat de Spiritus, Ec.
7. Noch sijnse my welkom, met als haer grove dolingh;
Noch sijnse my welkomen, Ec.
Om dat ick wel eertijts met haer in een School gingh,
Om dat ick wel, Ec.
8. Sy helpen mijn slempen; wie wouder voor doot zijn?
Sy helpen mijn slempen, etc.
Hier siet gy wat trouwe vrienden in noot zijn,
Hier siet ghy wat, etc.
9. Weest welkom dan Geckskens en drinkt fray in orden
Weest welkom dan, etc.
Want wie hier geen Geck is, die moet’er een worden;
Want wie hier geen, etc.
10. Esopus maeckt Vossen, en Swanen, en Honden,
Esopus maeckt Vossen, en, Ec.
Die niet loopen, noch zwemen noch blaffen en konden,
Die niet loopen, noch, Ec.
|
|