De Tweede Ronde. Jaargang 2(1981)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 98] [p. 98] Simon Knepper Vertelling In de bergen trof ik onlangs Een bepakte grijsaard aan, Die een voetreis bleek te maken Naar Egypte en Soedan. ‘Doe mij aanstonds weten, vader,’ Bad ik deze oude man, ‘Hoe men in de herfst des levens Zó veerkrachtig blijven kan.’ Hij beschouwde mijn gestalte, Hief zijn stok met speels gemak, En betimmerde vervolgens Ongeremd mijn schedeldak. ‘Zo veerkrachtig blijven?’ kreet hij, ‘Koop een ferme wandelstaf, En straf onbeschaamde vragen Zonder mededogen af!’ Getuigenis Ik lijd met vastberadenheid, Niet soms, maar keer op keer, En als ik eens wat minder lijd Uit onmacht of gebrek aan tijd, Word ik verscheurd door zelfverwijt En lijd ik des te meer. Afscheidsbrief Nu die ander in je leven is gekomen Trek ik mij, zoals het past, geheel terug, In vertrouwen dat je kennis hebt genomen Van zijn eksterogen, roos en kromme rug. [pagina 99] [p. 99] Novembernacht Een grauwe maan verstrooit haar licht. Het zijn werd mij tot stroeve plicht, Doch waar, in 't roerig tijdsgewricht, Verwanten zich vergooien Aan drank en iichtekooien, Houd ik het oog omhoog gericht En schep voor's Heren aangezicht Een bitterschoon gedicht. Huisdichter Het gieren van de najaarsstorm Doet ieders hart verstijven. ‘Wat hoor ik?’ vraag ik voor de vorm, ‘Het gieren van de najaarsstorm!’ Roept men. Ik glimlach, om conform De regels neer te schrijven: ‘Het gieren van de najaarsstorm Doet ieders hart verstijven’. Zoals Zoals de spin bij schemerlicht Gestadig maar onopgemerkt Aan 't broze weefsel werkt, Zo is het dat de dichter dicht: Met fijn gemoed en scherp gezicht Verricht hij, door't gemeen veracht Zijn rimpelloze plicht En wacht. Aarde Wij denken te leven op aarde, Doch vaak is het zand of laagveen; Zo blijkt de volledige waarheid Nog ernstiger dan zij al scheen. Vorige Volgende