nummers hebben de vorm van een vouwblad (telkens in een anders gekleurd vel), waarbij het drukwerk moet opengevouwen en constant gedraaid worden terwijl je leest. Het gevouwen blad past ook perfect in de vestzak van een maatpak - niet onbelangrijk voor dandyeske avant-gardisten. En alle nummers samen bevatten een (weliswaar selectieve) dwarsdoorsnede van tendensen uit de zogenaamd historische avant-gardes, zowel uit de beeldende kunst als uit de literatuur.
3. bij welk tijdschrift had u graag in de redactie willen zitten?
Zoals iedereen wellicht heb ik altijd in de redactie van een of meerdere tijdschriften gezeteld, zij het vooral in een adviserende rol. Maar ik denk met de meeste liefde en het grootste enthousiamse terug aan mijn redacteurschap van yang, het enige blad ook waarvan ik ooit echt deel heb willen uitmaken, yang was een Vlaams avant-garde tijdschrift dat uiteindelijk ruim vier decennia meeging en in de loop van die periode veel vernieuwende tendensen in de Vlaamse literatuur heeft gepromoot. De redacties bestonden veelal uit jongeren - op je dertigste was je een tijdlang al oud en out - en om de zoveel tijd deed zich een heuse coup of volledige redactiewissel voor, waarna het tijdschrift een geheel andere koers ging varen. Toen ik in de redactie zat, met onder meer Geert Buelens, Marc Reugebrink, Bert Bultinck, Inge Arteel, Daniël Rovers en Piet Joostens, bestond er ook een soort horizontale democratie: elke beslissing werd bij consensus genomen. Je begrijpt dat redactievergaderingen soms erg geanimeerd verliepen en geregeld tot in de vroege uren duurden, wanneer we het oneens raakten over bepaalde zaken...
4. van welk tijdschrift betreurt u de ondergang het meest?
Ik heb geleerd dat de teloorgang van tijdschriften gewoon een gegeven is dat niet hoeft te worden betreurd. Tijdschriften worden gemaakt door mensen met een gedeeld programma. Wanneer dat programma redundant wordt, moet een tijdschrift zich herdefiniëren of gewoon de boeken sluiten. Het is natuurlijk leuk dat bepaalde tijdschriften tot heuse ‘instituties’ weten uit te groeien, maar een tijdschrift in leven houden gewoon uit traditie, bijvoorbeeld omdat het al lang bestaat, volstaat voor mij niet. Anders gezegd: de interessantste tijdschriften zijn altijd die waarvan de redacteurs op een of andere manier een verschil willen maken door een niet per se duidelijk afgelijnde, maar toch distinctieve stem in het debat te laten horen.
Een eeuw of wat geleden, bij die historische avant-garde, was dat niet anders. Van veel avant-garde tijdschriften bestaan bijvoorbeeld maar enkele nummers. Tijdschriften waren in die internationalistische subcultuur een beetje als garagebands. Gelijkgezinden ontmoetten elkaar, besloten samen iets te doen, en op een soms dilettantistische manier lanceerden ze vanuit ateliers of van op keukentafels een tijdschrift dat ze vervolgens verspreidden onder min of meer gelijkgezinden die er niet dezelfde maar toch gelijklopende programma's op nahielden. Dat bepaalde tijdschriften opgang maakten, kort dan wel lang werden geproduceerd, om vervolgens weer te verdwijnen, hoorde er gewoon bij. De ondergang van een tijdschrift betekende ook zelden het einde ervan. Bepaalde tijdschrif-