Picón en Luis Taboada geeft inzicht in, respectievelijk, wat het betekende vrouw te zijn in de negentiende eeuw in Spanje en wat het betekende eind negentiende eeuw in Madrid te wonen, met name voor de middenklasse. De conservatieve schrijver Picón gebruikte de vrouw in zijn bijdragen als metafoor en metonymie voor de deplorabele situatie van de maatschappij tijdens de Restauratie. De chroniqueur van de stad Madrid, Taboada, schepte in zijn wekelijkse bijdragen onder de titel ‘Van alles een beetje’ een beeld van de chaotische en veranderende hoofdstad.
In het hoofdstuk over Sinesio Delgado, die het tijdschrift van 1883-1897 leidde en groot maakte, wordt veel duidelijk over de productie en het leespubliek van Madrid Cómico. Delgado was een slimme ondernemer die de interesses van de nieuwe burgerlijke maatschappij wist te verbinden met zijn eigen bedrijfsbelang. Lezers, vooral afkomstig uit de opkomende middenklasse in de steden, werden door hem uitgenodigd te participeren in discussies over het functioneren van de centrale overheid. Ook werd hun de mogelijkheid geboden mee te doen met wedstrijden en onbetaald bijdragen te leveren. Hierdoor bepaalden lezers mede het gezicht van het tijdschrift. Delgado bood ruimte voor het scheppen van een dynamische en moderne natie waarmee het proces van nationalisering in gang werd gezet. Een nieuw lezerspubliek uit de middenklassen, afkomstig uit heel Spanje, werd beschouwd als leden van een en dezelfde denkbeeldige gemeenschap met gemeenschappelijke normen en waarden, waarmee een nationale identiteit werd geconstrueerd. Helaas mondde dit uit in patriottisme en zelfs xenofobie. Bovendien volhardde Delgado in de tweede helft van de jaren '90 in het afwijzen van jonge schrijvers en veroordeelde hij het Modernisme, dat in andere steden in Europa toen al lang ingang had gevonden. Met die twee vergissingen leidde hij het tijdschrift naar de afgrond. De twee auteurs die door de chronologische volgorde van behandeling het laatst aan bod komen, Benavente en ‘Azorín’, omarmden het Modernisme wél en introduceerden kort voor de eeuwwisseling jonge auteurs.
De meest eminente auteur die met zijn vele bijdragen voor grote populariteit van het tijdschrift zorgde is ‘Clarín’. Deze canonieke schrijver zag zijn bijdragen niet alleen als volksvermaak, maar ook als volksonderricht en als een wapen tegen de middelmatigheid van de Restauratie. In 1898 was ‘Clarín’ gedurende enkele maanden directeur van het weekblad en in die korte periode haalde hij drie prominente auteurs binnen waarmee hij de koers van het blad beïnvloedde. In literair opzicht brak toen de meest interessante periode in de geschiedenis van het tijdschrift aan. Eén van die drie auteurs was Benavente, die in 1898 ook enige maanden directeur was. In de twintigste eeuw zou Madrid Cómico met tussenpozen verschijnen. Na diverse pogingen tot wederopstanding verdween het blad in 1923 definitief.
Door de zes monografieën van Jornaleros de la pluma raakt het grotere geheel van Madrid Cómico enigszins uit het zicht. Het wordt niet duidelijk dat het gaat om een populair tijdschrift met literaire bijdragen van zeer wisselende kwaliteit, een herkenbare retorische code en een opmaak en beperkte omvang, die in de onderzochte periode nauwelijks veranderden. Daar is de schrijfster zich goed van