TS. Tijdschrift voor tijdschriftstudies. Jaargang 2012
(2012)– [tijdschrift] TS– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |
AbstractThe large-scale digitisation of early modern Dutch texts has proved to be a controversial enterprise: despite its ambitious scope, the project's efficacy has met with widespread criticism. This article attempts to assess the methodological advantages and drawbacks of mass digitisation by combing the Dagverhaal, a late eighteenth-century periodical detailing the proceedings of the National Assembly of the Batavian Republic, for strategic invocations of Johan van Oldenbarnevelt, the eminent Dutch statesman who had been executed eighty years earlier. | |
KeywordsDigitisation, digital humanities, Batavian Republic, memory culture, Johan van Oldenbarnevelt
Vanaf 1 maart 1796 richtten alle ogen in de nieuwe Republiek zich op de Nationale Vergadering.Ga naar voetnoot1 Ruim een jaar na de vlucht van erfstadhouder Willem V en het uitroepen van de Bataafse Republiek, werd er door 126 mannen in deze eerste democratisch gekozen volksvertegenwoordiging ‘representeerende het Volk van Nederland’ hard gewerkt aan het vormen van de nieuwe constitutie.Ga naar voetnoot2 Bijzonder was hierbij het openbare karakter van de Vergadering: men kwam bijeen in de balzaal van het voormalig stadhouderlijk kwartier aan het Binnenhof en burgers waren welkom om de zittingen als toehoorder bij te wonen vanaf de publieke tribune. Wie niet als toehoorder aanwezig kon zijn had de mogelijkheid om op de hoogte te blijven door het Dagverhaal der Handelingen van de Natio- | |
[pagina 21]
| |
naale vergadering, representeerende het Volk van Nederland te lezen.Ga naar voetnoot3 Het Dagverhaal verscheen dagelijks bij de daartoe geautoriseerde drukker Van Schelle en was voor anderhalve stuiver te koop in Den Haag en in andere grote plaatsen in de omgeving. Uit het feit dat het Dagverhaal bij een zelfstandige drukker verscheen, die naast werken met politieke thematiek ook enkele toneelspelen uitgaf, lijken we te kunnen concluderen dat er ook daadwerkelijk een publiek was dat zich - wellicht zelfs dagelijks - tot aankoop liet verleiden: de drukker moest er immers wel op kunnen verdienen. Lezers konden via dit medium op de hoogte blijven van de ontwikkelingen aan het Binnenhof aan de hand van rapportages die door verslaggevers opgetekend werden vanaf voor hen gereserveerde plaatsen in de vergaderzaal. Omdat de ontwikkelingen in de vergadering vrijwel direct en letterlijk hun neerslag vonden in het Dagverhaal, is dit een unieke bron om inzicht te krijgen in het toenmalige politieke en maatschappelijke denken.Ga naar voetnoot4 Het beschikbare materiaal is van ongekende omvang. Er verschenen in de periode maart 1796 tot januari 1798 al zo'n vierduizend pagina's met op elk twee kolommen tekst.Ga naar voetnoot5 Bovendien werden naast Dagverhalen ook Decreten gepubliceerd, waarin de besproken stukken en beslissingen van de Vergadering werden samengevat. De Decreten werden gedrukt en uitgegeven bij de Landsdrukkerij, die in Den Haag gevestigd was. Ook deze Decreten verschenen dagelijks, maar werden daarnaast per maand ingebonden en van een register met trefwoorden voorzien. Van de Decreten zijn, anders dan van het Dagverhaal, wel oplagecijfers bekend. De eerste maanden kwamen er steeds tweeduizend exemplaren van de pers rollen; slechts vier maanden later, vanaf april 1796, werd het aantal fors teruggeschroefd naar 750.Ga naar voetnoot6 Sinds enkele jaren zijn zowel de Decreten als het Dagverhaal digitaal beschikbaar. Zoals bij veel gedigitaliseerde periodieken en dagbladen biedt dit talloze mogelijkheden voor onderzoek, maar brengt het eveneens problemen met zich mee. Enkele moeilijkheden bij het werken met gedigitaliseerde oude bronnen zullen in deze bijdrage worden uitgelicht en in het kader van het actuele debat over digitalisering in de neerlandistiek worden geplaatst. Aan de hand van een casestudy naar het gebruik van de herinnering aan raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt wil ik vervolgens laten zien hoe het slim doorzoeken van het digitale Dagverhaal nieuwe zaken aan het licht kan brengen en hoe er | |
[pagina 22]
| |
via de digitale bestanden bredere onderzoeksvragen aan een groot corpus kunnen worden gesteld. Afb. 1: Pagina van het Dagverhaal
| |
[pagina 23]
| |
Digitaal DagverhaalDigitalisering is sinds enkele jaren een heet hangijzer binnen de neerlandistiek. In het NRC Handelsblad van 10 september 2011 schreef Karel Berkhout een bijzonder kritische bijdrage over digitalisering in de geesteswetenschappen onder de veelzeggende titel ‘Het digitale drama’.Ga naar voetnoot7 Volgens Berkhout kleven er tal van bezwaren aan de manier waarop binnen de geesteswetenschap wordt omgesprongen met deze nieuwe mogelijkheden: ‘[W]aar bètawetenschappers met een sportauto over de digitale snelweg razen, hobbelen beoefenaars van de humaniora met een brik door een doolhof van websites en databanken’, aldus Berkhout. Onderzoekers kunnen gedigitaliseerde documenten veelal niet vinden in de wirwar van aanbieders en wanneer zij de bestanden wel weten te bemachtigen is het moeilijk of zelfs onmogelijk ze te doorzoeken. Om de teksten op de gescande afbeeldingen doorzoekbaar te maken wordt gebruik gemaakt van zogenaamde optical character recognition (optische tekenherkenning, kort ocr). Dat dergelijke software foutloze resultaten oplevert, is eerder uitzondering dan regel. Zeker bij teksten van vóór 1860 stijgt het foutenpercentage snel: slechte kwaliteit papier en lastige of slordige drukletters maken de ocr-transcripties al snel onbetrouwbaar.Ga naar voetnoot8 Bovendien heeft de ocr-software moeite met het herkennen van achttiende-eeuwse spelling (de ‘lange s’ rolt bijvoorbeeld veelal als ‘f’ uit de geautomatiseerde transcriptie). Ook wanneer de ocr-software goed functioneert, blijven er zoekproblemen bestaan. Zo was de spelling van auteursnamen in de achttiende eeuw verre van uniform. Bovendien duiken er uit een zoekopdracht vaak meerdere personen met dezelfde naam op. Het vergt enig leeswerk om de juiste persoon te vinden en de digitalisering maakt het nauwkeurige oog van de onderzoeker dus niet overbodig. Dat de problemen die Berkhout signaleert een kern van waarheid bevatten, is af te leiden uit kritische stemmen die reeds opgingen binnen de humaniora zelf. Tijdens het feestelijke lanceringsymposium van het project Early Dutch Books Online (EDBO) 1780-1800: De Revolutiejaren digitaal, werd door verschillende geesteswetenschappers gewezen op de gebreken van de gedigitaliseerde bestanden. In het streven zoveel mogelijk boeken full-text toegankelijk te maken zouden kwantitatieve overwegingen de overhand hebben gehad. Dit zorgde er evenwel voor dat ruim tienduizend teksten uit de roerige laatste decennia van de achttiende eeuw, waaronder het Dagverhaal, beschikbaar waren gemaakt. Ewoud Sanders signaleerde deze problemen eveneens en schreef, onder meer naar aanleiding van het EDBO-project, een handzame instructie om constructief om te gaan met gedigitaliseerde bronnen. Zijn Eerste Hulp Bij e-Onderzoek (2011) is een praktisch en vlotgeschreven boekje dat specifiek gericht is op letterenstudenten en vol staat met nuttige tips. Sanders biedt acht casestudies met concrete toepassingen van de zoekstrategieën in een aantal bronnen die voor historisch en letterkundig onderzoek vrijwel onmisbaar zijn. Hoewel veel onderzoekers ocr-fouten als de ‘achilleshiel van de massadigitalisering’ | |
[pagina 24]
| |
beschouwen, laat Sanders zien dat die door geduldig en creatief zoeken gecompenseerd kunnen worden.Ga naar voetnoot9 De hierboven beschreven problemen met spellingsvarianten en ocr-fouten zijn ook van toepassing op het bestuderen van het Dagverhaal. Wie bijvoorbeeld wil weten waar in het Dagverhaal Oldenbarnevelt genoemd wordt, komt er al snel achter dat er verschillende pellingsvormen worden gehanteerd. Zo wisselt men geregeld tussen ‘Oldenbarnevelt’ en ‘Oldenbarneveld’, maar ook het kortere ‘Barneveld’ komt veelvuldig voor.Ga naar voetnoot10 Op zich valt hier wel rekening mee te houden, maar andere problemen blijken lastiger te omzeilen. Zo vinden we een ‘Öldenbarneveld’, bij wie niet alleen de transcriptie niet klopt (de foutieve lezing van de umlaut ontstaat doordat daar direct boven een ‘g’ staat), maar het ook nog een andere Oldenbarnevelt betreft dan bedoeld wordt (namelijk een achttiende-eeuwse burger die voor zover ik heb kunnen nagaan ook niet uit de bloedlijn van de raadspensionaris is voortgekomen). Dat er veel meer fout kan gaan bij het omzetten naar ocr dan een misplaatste umlaut, blijkt uit de overige vindplaatsen. Door te zoeken met kleinere delen (bijvoorbeeld ‘barne’, ‘neveld’, ‘oldenb’ etc.) vinden we kleine ocr-fouten als ‘Oldcnbarneveld’, ‘Oldcnbarnevcld’, ‘Ouenbarneveld’, maar ook bijna onherkenbare representaties. Er wordt bijvoorbeeld gesproken over de ‘Onthalzlng vaa Mr. J. van oh/,-r.barnevelt’. en we vinden de vorm ‘Oldtubarr.evelds’.Ga naar voetnoot11 Wie kortom alle plaatsen wil vinden waarop over een persoon wordt gesproken, zal dus vooral geduldig en creatief moeten zoeken. Het boekje van Sanders biedt hierbij een mooi handvat - niet op de laatste plaats omdat hij zich ten dele richt op de door EDBO beschikbaar gestelde bronnen.Ga naar voetnoot12 Wie met het Dagverhaal aan de slag wil heeft op zoekgebied echter een groot voordeel: de verwante Decreten die werden uitgegeven bij de landsdrukker zijn, zoals gezegd, destijds niet alleen al per maand gebundeld maar ook voorzien van een index. Het zoeksysteem van www.dagverhaal.nl kan hierdoor relatief eenvoudig de Decreten waarin over Oldenbarnevelt wordt gesproken oproepen. In het digitale zoeksysteem kan bovendien gebruik worden gemaakt van zogenaamde ‘wildcards’ en ‘jokers’. Omdat het mij hier vooral gaat om de toepassing van de herinnering aan Van Oldenbarnevelt binnen algemene betogen, levert het zoeken via de index van de Decreten helaas niet alle mogelijke resultaten op. De Decreten beschrijven namelijk alleen kort de besproken onderwerpen; de daadwerkelijke uitwerkingen van de betogen ontbreken hier. Het is daarom noodzakelijk om de door transcriptiefouten geplaagde ocr-versies van het Dagverhaal, die als pdf-bestanden van de EDBO-website gedownload kunnen worden, zo goed en zo kwaad als het gaat te doorzoeken.Ga naar voetnoot13 Voor Johan van Oldenbarnevelt levert dit, naast de treffers die de index van de Decreten geeft, enkele tientallen zoekresultaten | |
[pagina 25]
| |
op, verspreid over verschillende onderdelen van het Dagverhaal. Daarmee wordt het duidelijk dat Oldenbarnevelt niet alleen wordt genoemd wanneer er een verzoek wordt gedaan om hem in zijn eer te herstellen of wanneer het idee wordt geponeerd een standbeeld voor hem op te richten (zoals ook in de Decreten kan worden teruggevonden). Oldenbarnevelts trouw aan het vaderland en zijn tragische dood worden namelijk ook als argumentatiemiddel ingezet in tal van op zichzelf ongerelateerde contemporaine discussies. Daarnaast duikt hij verschillende keren op in het afsluitende ‘reclamekatern’ van het Dagverhaal. Zonder de zoekmogelijkheden die gedigitaliseerde bronnen bieden, was deze grote diversiteit aan fragmenten vrijwel zeker onopgemerkt gebleven. In het vervolg van dit artikel wil ik met het uitwerken van de casus Oldenbarnevelt laten zien hoe bredere en voorheen (al te) tijdrovende onderzoeksvragen kunnen worden gesteld aan grote tekstcorpora van gedigitaliseerde periodieken. | |
Politieke herinneringscultuurDe onthoofding van Johan van Oldenbarnevelt in 1619 en de broedermoord op Johan en Cornelis de Witt in 1672 behoren ongetwijfeld tot de meest betwiste gebeurtenissen uit de vaderlandse geschiedenis.Ga naar voetnoot14 In de loop van de achttiende eeuw werden zij meerdere malen uit de dood opgeroepen om te dienen als omhulling voor contemporaine politieke controverses. Zo woedde er vanaf januari 1757, tegen de achtergrond van oplopende Europese spanningen, een ware De Witten-oorlog tussen diverse pamflettisten uit de Republiek.Ga naar voetnoot15 Staatsgezinden en orangisten (de aanhangers van de erfstadhouder) bogen zich over het karakter van Johan de Witt en bevochten hun visie op de toekomst van het land over de rug van de gelynchte raadspensionaris, die niet zelden vergeleken werd met Oldenbarnevelt. Er bleek een wezenlijke markt te zijn voor pamfletten met dergelijke onderwerpen: niet alleen verschenen er in enkele maanden maar liefst zeventig boekjes op de marktGa naar voetnoot16, ook werd vanuit verschillende hoeken de kritiek geuit dat boekverkopers zich en masse op de kwestie wierpen om er ‘heel schierlijk rijk’ van te worden.Ga naar voetnoot17 Tijdens de opmars van de patriotten in de jaren tachtig laaide de controverse weer op: aan prinsgezinde kant werden de zeventiende-eeuwse raadspensionarissen verguisd en voortdurend aangevallen, terwijl ze aan staatsgezinde zijde juist als martelaren en ware helden van het vaderland werden vereerd. Te sterven voor het vaderland was in ogen van | |
[pagina 26]
| |
de patriotten een belangrijk goed en had bovendien eeuwigheidswaarde.Ga naar voetnoot18 In teksten van staatsgezinde auteurs werd dan ook veelvuldig gewezen naar belangrijke voorgangers uit het verleden om als voorbeeld te dienen voor de huidige generatie. Vanaf circa 1780 begon zich een duidelijke canon af te tekenen van patriotse helden (Bato, Oldenbarnevelt, De Groot) tegenover typische Oranjegezinde helden (Willem van Oranje, Prins Maurits, Willem V). Deze canon werd niet alleen opgepikt door politici maar had ook zijn doorwerking in de literatuur. Vooral de patriotse helden werden vanaf dit moment veelvuldig opgepikt en door auteurs ten tonele gevoerd.Ga naar voetnoot19 Zo beschrijft veelschrijver Johannes Nomsz in het toneelstuk Oldenbarneveld (1787) de laatste uren van de raadspensionaris en zijn gruwelijke terechtstelling tot in het kleinste detail. Het toneelstuk werd direct na uitkomen door de prinsgezinde landsleiders verboden. Na de omwenteling van 1795 werd het echter direct op het repertoire van de Amsterdamse Schouwburg geplaatst. Er verschenen ook tal van afbeeldingen waarop de onthoofdings-scène te zien was. Hierop zal ik later terugkomen. Al met al is het waarschijnlijk dat veel achttiende-eeuwers beelden van deze episode op het netvlies gebrand hadden staan. Toen in 1795 met behulp van Franse troepen de Bataafse Republiek werd uitgeroepen, verdwenen de vaderlandse helden van weleer niet van het schouwtoneel. De vaderlandse geschiedenis zou, zo stelt Joost Rosendaal, in de Bataafsche Republiek dan wel niet expliciet gebruikt worden voor het kweken van nationale gevoelens, maar zou evenwel grote invloed hebben op gevoelens van saamhorigheid tussen politiek gelijkgezinden.Ga naar voetnoot20 Dat juist deze nationale helden het politieke schouwtoneel zouden bewandelen en de voorbeelden niet, zoals in de Franse situatie, in de Oudheid werden gezocht, lijkt typerend voor de Bataafse Republiek.Ga naar voetnoot21 Enerzijds hadden de Amerikaanse en Franse ‘voorbeeldrevoluties’ reeds een handvol contemporaine helden opgeworpen om als exempel voor de Nederlandse vernieuwingen te dienen; anderzijds werden de wortels van de Republiek veeleer gezocht in de strijd tegen de Tachtigjarige Oorlog tegen de Spanjaarden en de eeuw die daarop volgde, dan in de Oudheid. Ook de historische tegenstanders van het nieuwe bewind werden hoofdzakelijk uit de zestiende en zeventiende eeuw opgedoken. Als grote vijanden golden, naast uiteraard hertog Alva, de stadhouders en de Engelsen; hun tegenstanders en slachtoffers - onder wie naast Oldenbarnevelt en de gebroeders De Witt ook Hugo de Groot - werden als grote voorbeelden gebruikt. Dit nieuwe republikeinse geluid zou nog de hele Bataafse Tijd veel gehoord worden. Ook in het Dagverhaal werd het verleden veelvuldig ingezet om contemporaine kwesties te bespreken. Net als op het grote toneel van de Amsterdamse Stadsschouwburg, werden in de Haagse Vergadering controversiële personen uit de landsgeschiedenis opgevoerd en trachtte men de achttiende-eeuwse patriot een spiegel | |
[pagina 27]
| |
voor te houden waarin hij de reflectie moet hebben gezien van ‘den standvastigen Patriot, den onsterffelyken Johan van Oldenbarneveld.’Ga naar voetnoot22 Afb. 2: Frontispies bij de eerste druk van Nomsz' Oldenbarneveld (1787)
| |
[pagina 28]
| |
Onder het zwarte kleed van schuld verborgenIn het Dagverhaal van 1 november 1796 kunnen we lezen dat Oldenbarnevelt al op één van de eerste vergaderdagen ter sprake komt. Aanleiding is een ‘request’ van burger Cornelis Nozeman.Ga naar voetnoot23 Volgens Nozeman geldt 13 mei 1619, de dag waarop de rechters op verzoek van prins Maurits het doodsvonnis over de raadspensionaris uitspraken, als de zwartste dag uit de landsgeschiedenis. Nu de orangisten eindelijk het veld hebben moeten ruimen, ziet Nozeman het moment daar om Oldenbarnevelt volledig eerherstel te geven. Hij wil dat het vonnis dat de rechters tegen Oldenbarnevelt hebben uitgesproken ‘niet alleen worde herroepen, ingetrokken en vernietigd’ maar ook dat de Vergadering officieel erkent dat de raadspensionaris ‘onregtvaardig veroordeeld’ en ter dood is gebracht. Vervolgens moet er volgens Nozeman een onderzoek worden ingesteld naar de bezittingen van de raadspensionaris die na zijn terechtstelling onrechtmatig geconfisqueerd zijn. Als deze in de loop van de tijd nog niet zijn teruggegeven aan de rechtmatige erfgenamen, zal dit alsnog moeten geschieden. Bovendien moet worden onderzocht of het verzoek dat de weduwe en kinderen van Oldenbarnevelt om diens ontzielde lichaam ‘met de minste ceremonie eerlyk te moogen begraven’ binnen ‘de Heerlykheid van Berkel’, alsnog kon worden ingewilligd (als dit niet reeds geschied was). Nozeman stelt vervolgens dat op Oldenbarnevelts graf een monument moet worden geplaatst waardoor zowel deze ‘brave Vaderlander’ als ‘de snoode bloedraaden’ en ‘de herstellers zyner eer’ nooit zullen worden vergeten. Om de inwilliging van zijn verzoek te stimuleren, maakt Nozeman op een buitengewoon vernuftige manier gebruik van het verleden. Het onderwerp dat hij te berde brengt is dan wel historisch in aanzet, maar het lijkt de Rotterdammer eerder te gaan om het handelen van zijn tijdgenoten dan het rechtzetten van een misstand uit het verleden. Als terugkerend onderdeel van zijn argumentaties illustreert hij de verhouding tussen het verleden, het heden en, in de laatste regels, de toekomst, die al vanaf de openingswoorden geproblematiseerd wordt: De onschuld te doen zegepraalen, ofschoon Eeuwen lang onder het zwarte kleed van schuld verborgen, de waarheid aan het licht te brengen, ofschoon met den digsten sluïer des tyds en der vergetenheid omhangen, en de Wetten der regtvaardigheid te handhaven, ofschoon door schitterend Goud, of Vorstelyken wil verkragt en verdonkerd, - ziet daar den edelen taak van regtaarte Vaderlanders, by welken deugd en zuiver Patriotisme aan de orde van de dag zyn! - ziet daar een pligt, waar welks uitoefening de brave Burger reikhalst, en waartoe hy de vlugtige uuren van het snelvlietend leven volwaardig wil besteeden.Ga naar voetnoot24 Hoewel Nozeman het verleden in eerste instantie voorstelt als iets dat ver van de eigen tijd is verwijderd (en met ‘den digsten sluïer des tyds’ is bedekt), maakt dit beeld al snel plaats voor een perspectief waarin verleden en heden in wisselwerking staan: het is de eervolle taak van de huidige patriottische regering om de fouten van eerdere bestuurders | |
[pagina 29]
| |
te herstellen en daarmee de vaderlandse geschiedenis te zuiveren van misstanden. Een saillant detail dat Nozeman benadrukt, is dat de executieplaats, ‘het Moordschavot’, slechts enkele meters verwijderd is van het plaats waar men nu vergadert over de vormgeving van de nieuwe staat. Hiermee maakt hij van het Binnenhof niet alleen de locatie van de huidige Nationale Vergadering maar benadrukt hij tevens dat deze plek dienst doet als een lieu de mémoire: 't Is voor u bewaard, om een vonnis te herroepen en te vernietigen, welk den eerlyksten Staatsman van zynen tyd het leeven op het Moordschavot, in de nabyheid uwer agtbaarn Vergadering, deedt verliezen, om dat hy willekeur van Vorsten en overheersching van huichelende Geestelyken manmoedig tegenstand heeft durven bieden. In het verzoek van Nozeman en de aanvullende reactie van Pieter Pypers staat het eerherstel van Oldenbarnevelt zelf centraal en deze besprekingen zijn daarom ook makkelijk terug te vinden via het zoeksysteem van www.dagverhaal.nl, waarbij zoals gezegd alleen kan worden gezocht in de Decreten. Uit zowel het verzoek van Nozeman als de reactie van Pypers daarop spreekt een opvallende interesse voor een eeuwenoude kwestie en worden sterk emotionerende termen gehanteerd om de veroordeling van de raadspensionaris aan de kaak te stellen. Ondanks de grote afstand in tijd wordt met een bijzondere levendigheid gesproken over de executie van Oldenbarnevelt. De herinnering aan dit pijnlijke moment uit de landsgeschiedenis wordt dan ook regelmatig te berde gebracht om tijdens betogen te appelleren aan het inlevingsgevoel van de luisteraars of lezers. Om een beeld te krijgen van hoe deze episode uit het vaderlands verleden strategisch wordt ingezet in andere debatten, moet echter in het Dagverhaal zelf gezocht worden. De doelstellingen van de Nationale Vergadering worden meerdere malen gekoppeld aan de voor het vaderland gestorven raadspensionaris. Hierbij worden voorbeelden van staatszuchtigheid uit het verleden als waarschuwing voor de eigen tijd neergezet. Dit treffen we onder meer aan in de toespraak die M.H. Witbols houdt aan het eind van zijn tweeweekse voorzitterstermijn.Ga naar voetnoot25 Er zullen nog altoos verradelyke Catilinaas overblyven, die wy niet alleenlyk met een welbesneden Pen, van Cicero, maar met Vaderlandsche daaden, even gelyk die welmenende Romeinsche Republikein, te bestryden zullen hebben. Er zullen van tyd tot tyd Heerschzuchtige Caesars zich opwerpen, die wy met den moed van Brutus zullen moeten verdelgen; Aristocratische Mauritsen opdagen, die wy met de standvastigheid van Oldenbarneveld zullen moeten te keer gaan [...]. | |
[pagina 30]
| |
vestigd, en door Burgerlyke Wetten verdedigd, tegen alle zoo in - als uitwendige Vyanden bestand zyn, en over alle verraderlyke aanslagen Zegepraalen, Leeve de Republiek! Witbols laat zien hoe de leden van de Vergadering een voorbeeld kunnen nemen aan het handelen van standvastige personen uit het verleden die hun vaderland wilden beschermen tegen blinde heerszucht. Zo schroomde Cicero niet om politieke misstanden publiekelijk aan de kaak te stellen, ruimde de republikeinse Brutus de monarchische Ceasar uit het veld en was Oldenbarnevelt bereid te sterven voor zijn politieke en religieuze standpunten. Wanneer de afzonderlijke leden van de Vergadering zich zouden spiegelen aan voorgangers die bereid waren tot het uiterste te gaan voor het behoud van hun idealen en zij zich als een collectief achter het vaderland zouden scharen, is succes volgens Witbols verzekerd. | |
Vermoorde Barneveld, verscheurde De WittenWaar Witbols het verleden inzet om een algemeen politiek statement te maken, zien we de herinnering aan Oldenbarnevelt ook terugkomen bij de bespreking van kwesties die aan de politieke orde van de dag zijn. Zo kunnen we lezen dat burgerlid Van Beveren op 23 september 1796 het woord neemt namens zijn commissie. De opdracht die de commissie heeft meegekregen, is het uitbrengen van een advies inzake het vastleggen van een gerechtelijke procedure die staatsgevangenen moeten ondergaan alvorens zij al dan niet schuldig worden bevonden. Halverwege zijn relaas noemt hij enkele ‘treurige voorbeelden’ uit de ‘Geschiedenissen van ons Vaderland’, waaronder ook de veroordeling van Oldenbarnevelt: Dat het, by voorbeeld, aan eenen Mauritz, afschuwelyker Gedagtenis, nooit zoude gelukt zyn, om het Bloed van Vader Barneveld op het Hofschavot te doen stroomen, indien hy geen middel gevonden had, om dien waardigen Grysaard van zijn competenten Rechter aftetrekken, en door eene gevloekte Rechtbank van aan hem Mauritz verkogte en gedelegueerde Rechters te doen veroordeelen, dat diensvolgens in het geval voor handen de ordinaire weg zoude moeten zyn, dat de tot hier toe gehoudene Procedures wierden geännulleerd en de zaak der Gevangenen van nieuws af aan voor den competenten Rechter geinstrueerd.Ga naar voetnoot26 Met zijn beschrijving brengt Van Beveren zijn luisteraars (en lezers) het beeld voor ogen van de juist onthoofde raadspensionaris wiens bloed over het moordschavot stroomt. Van Beveren zet hiermee het verleden in als argument voor zijn betoog over een contemporaine kwestie: door de leden van de Vergadering het aanstootgevende beeld van het ontzielde lichaam in de maag te splitsen, waarschuwt hij voor de grote gevaren van een falend rechtssysteem. Eenzelfde procédé zien we ook enkele maanden eerder als er in de Vergadering wordt gediscussieerd over de eventuele bewapening van de burgerij. De Vergadering is allerminst eensgezind en er ontstaat een hevige en lange discussie die nog maandenlang wordt uitgemeten in het Dagverhaal. Aan het einde van een lange zittingsdag komt | |
[pagina 31]
| |
voorzitter Ploos van Amstel, tegenstander van de bewapening, aan het woord en doet een voorstel waarin hij teruggrijpt op het nationale verleden om zijn punt duidelijk te maken: Het was de byzondere gesteldheid van Europa welke de geboorte der Republiek, als door eene toevalligheid, te weeg bragt; het was de dwingelandye en dweepzugt, welke in andere landenhaaren moordrol speelden, en inwooners en rykdom in uwen schoot als in eene schuilplaats toezonden - de koophandel, hoe zeer nooit door den staat naar waarde, beschermd, bloeide door den handeldryvende geest, door de naarstigheid en goede trouwe van den landaart; eenige genien van den eersten vlugt, zozeer nooit aangemoedigd (wat zeg ik: - vermoorde Barneveld, verscheurde de Witten, opgeofferde de Ruiter, vergeef my deeze uitdrukking) genien, hoe zeer nooit ander dan in hun ondankbaar Vaderland vervolgt, waren de beschermers, welke uwen val tegen gehouden hebben, ------------- en welligt, - o vernederend denkbeeld! zyt gy uw aanwezigheid, in latere dagen, alleen verschuldigd aan den ouderlingen afgunst van een gering aantal grooten, welke het belet heeft om over de voorwaarden van uwe verdeeling eens te worden.Ga naar voetnoot27 Ploos van Amstel noemt hier enkele historische slachtoffers van geweld: Zowel Oldenbarnevelt als de gebroeders De Witt stierven een geweldadige dood door hun politieke standvastigheid en Michiel de Ruyter raakte op zijn beurt dodelijk gewond voor de kust van Sicilië tijdens een zeegevecht tussen de Nederlandse vloot en enkele Franse schepen. Hoewel hij pas enkele weken later daadwerkelijk aan zijn verwondingen zou sterven, wordt in de beeldvorming rondom zijn persoon en dood, veelal benadrukt dat De Ruyter in het heetst van het gevecht stierf terwijl hij zijn vaderland verdedigde. Opvallend is dat Ploos van Amstel deze mannen beschrijft in termen van ‘genien’, waarmee hij ze direct naar eigentijdse maatstaven op een voetstuk plaatst. Door te laten zien wat geweld in het verleden heeft gedaan met kopstukken uit de samenleving, onderstreept hij zijn negatieve standpunt met betrekking tot de burgerbewapening. Net als Oldenbarnevelt, De Witt en De Ruyter hebben ook de huidige voortrekkers van het vaderland te vrezen voor buitensporig geweld. Hij roept dan ook met klem op ‘ons welzyn niet aan toevalligheden, niet aan de grillen van Cabinetten maar aan onze eigene Krachten’ toe te vertrouwen.Ga naar voetnoot28 Enkele laatste voorbeelden die ik zou willen uitlichten hebben betrekking op het doorlopende debat over godsdienstvrijheid in de Republiek. Hierin werd regelmatig gerefereerd aan de tragische dood van de remonstrantse raadspensionaris. Als reactie op een kritisch commissieraport over de positie van het Jodendom in de Republiek opent burger Hespe het vuur: Liet niet een Alva de moeders en zuigelingen omkoomen, terwyl een Maurits, niet min afgryselyker nagedagtenis, op zyn beurt, kwanswys naar uitspraak van eenen van zyn wenk afhangelyken bloedraad, 's Lands wyzen Vader, den onschuldigen Barneveld, op het Hofschavot haar ten gevallen door het zwaard eens beuls ten trots, en in het aanzien der Geregtigheid deed vermoorden? Beide intusschen wezens, die de gewetenlooste en strafwaardigste huichelaars zelve waren. Ja, noch Godsdienst, noch Zeden, Eerlykheid, noch Trouw bezaten.Ga naar voetnoot29 | |
[pagina 32]
| |
Hespes historische analogie krijgt al snel bijval: burger Boellaard, eveneens een groot voorstander van een meer tolerant religieus klimaat, illustreert niet veel later zijn stelling met beeldende voorbeelden uit het verleden: Nog minder lust het my een akelig tafereel te schetzen van alle de wandaden, die het ongelukkig misleid menschdom, byzonder zederd de twee laatste Eeuwen ter gelegenheid van aangevuurde Religietwisten [...] heeft gepleegd. Ik wil de toneelen van aangehitste Kerkscheding ook niet ophalen, noch schetzen de Moordschavotten door het monster d'Alva opgerigt, en door bloedgierige en moordzugtige Vargassen vet gemest; - Ook niet de schenddaad van een intriguanten en wraakgierigen Mauritz [...] Ik wil geen Parysche moord, of zogenaamde Bartholomeus nagten, noch inquisitie gruwelen indenken. [...] neen, neen, ik laat plotseling het bedekkende gordyn voor al dat God en mensch onteerdende vallen.Ga naar voetnoot30 Boellaard stelt meerdere malen bepaalde momenten niet te willen oproepen uit de vergetelheid: het ‘lust hem niet’ deze akelige geschiedenis te doen herleven, hij wil ‘niet ophalen, noch schetzen’ en ‘niet indenken’, en toch doet hij met een mooi praeteritio natuurlijk precies het tegenovergestelde. Voor hem functioneert de geschiedenis als een belangrijke spiegel voor het heden. Zowel Hespe als Boellaard schromen niet om in expliciete termen een parade aan figuren uit het verleden op te voeren die moeten illusteren welke gevolgen een al te strikt godsdienstbeleid zou hebben. Hespe richt zich hierbij op de onschuldige slachtoffers - waaronder Oldenbarnevelt - en Boellaard op de bruten die voor dit geweld verantwoordelijk zijn. Hun punt is duidelijk: om het verleden niet te doen herleven moet de Bataafse Republiek een tolerant godsdienstbeleid invoeren. Wanneer dit niet gebeurt, zal de Nationale Vergadering kunnen aansluiten in de monsterlijke parade van geesten uit het verleden die Boellaard ten tonele voert. | |
Patriotse paratekstDe hierboven aangehaalde voorbeelden illusteren hoe Oldenbarnevelt wordt ingezet in het debat in de Vergadering. Ik heb enkele typerende debatten uitgelicht en laten zien hoe referenties aan de raadspensionaris deel uitmaken van de argumentatieve structuur die door verschillende leden van de Vergadering wordt toegepast in hun betogen. Door te zoeken in de digitale bestanden wordt eveneens duidelijk dat Oldenbarnevelt soms kort wordt aangehaald om zijn voorbeeldfunctie. In diverse kwesties wordt benadrukt welke goede daden de raadpensionaris heeft verricht voor het vaderland en wordt er in lovende bewoordingen over hem gesproken. Zo wordt hij geduid als ‘Lands wijze vader’, ‘den waardigen grysaart’ of ‘dien gryzen Vaderlander’.Ga naar voetnoot31 De vindplaatsen van Oldenbarnevelt beperken zich echter niet alleen tot de optekeningen uit de vergadering. In het Dagverhaal vinden we meer: de ruimte op de pagina die overbleef, werd vaak opgevuld met aankondigingen van evenementen, reclame of korte recensies. Door in de gedigitaliseerde bestanden te zoeken vinden we ook treffers in deze rubrieken. De aflevering van 2 juni 1795 sluit bijvoorbeeld met enkele mededelingen | |
[pagina 33]
| |
over recent verschenen publicaties: bij drukkerij Van der Plaats te Amsterdam is de tweede druk van het boekje De Opkomst en Bloei van de Republiek der Vereenigde Nederlanden verschenen. Deze herdruk is binnen de context van het Dagverhaal bijzonder interessant, want de auteur, Simon Styl, heeft onlangs zitting genomen in de Vergadering met als voornaamste taak ‘het ontwerpen der Constitutie’. De bespreking vervolgt uiterst lovend: Styl zou een buitengewoon verdienstelijke daad hebben verricht door zich te hebben ‘toegelegd op waare en uitvoerige afbeelzelen van de Karakters der doorlugte Persoonaazij in onze Historie’, waaronder de politieke kopstukken Oldenbarnevelt en Johan de Witt. Voor slechts drie florijnen kon het boekje worden aangeschaft bij P.E. Briet, boekhandelaar te Amsterdam in de Stilsteeg. De interesse in de geschiedenis van het vaderland was dus allerminst iets dat zich beperkte tot de vergaderzaal: ook buiten de politieke arena bleek er een markt te zijn voor het landsverleden. Ook de ‘minder prettige’ episodes stonden daarbij in de spotlights. Het Dagverhaal van 19 december 1798 maakt bijvoorbeeld melding van het verschijnen van een reeks prenten waarop ‘belangrijke’ momenten uit de vaderlandse geschiedenis worden verbeeld, waaronder ook ‘De onthalsing van Van Oldenbarneveld’. | |
Besluit‘En wat de Vaderlandsche Historie betreft: liefste hemel! Laat ik de zwarte lyst niet oplezen’, zo verzucht één van de Vergaderingsleden op 10 april 1797. Aan de hand van de casus Oldenbarnevelt heb ik laten zien dat juist het tegenovergestelde plaatsvond: het vaderlands verleden werd veelvuldig ingezet in allerhande politieke stellingnames. Ondanks de grote afstand in tijd werd de executie van de raadspensionaris met een bijzondere levendigheid besproken en stond zijn onthoofding blijkbaar op het netvlies van de achttiende-eeuwse bestuurders gebrand. De herinnering aan dit pijnlijke moment uit de landsgeschiedenis werd dan ook regelmatig te berde gebracht in de Vergadering, waarbij de raadspensionaris niet alleen zelf als debatsonderwerp op de voorgrond trad, maar hij ook bij wijze van voorbeeldargumentatie werd ingezet om tijdens betogen over contemporaine kwesties te appelleren aan het inlevingsgevoel van de luisteraars of lezers. Bovendien zien we Oldenbarnevelt in enkele patriotse reclames verschijnen. Ondanks de inmiddels bekende en fel bediscussieerde gebreken waaraan de gedigitaliseerde vroegmoderne teksten lijden, zou de bovenstaande onderzoeksvraag vrijwel onbeantwoordbaar zijn gebleven zonder deze ontwikkeling - tenzij iemand zich geroepen had gevoeld om het van a tot z doorspitten van dermate omvangrijke periodieken tot levenswerk te verheffen. Nu men met enkele (slimme) zoektermen enorme tekstcorpora van oude drukken, zoals het Dagverhaal, kan doorzoeken, is het mogelijk geworden onderzoek dat eerder als monnikenwerk bestempeld kon worden in een handomdraai uit te voeren. Hoewel in een dergelijke horizonsvergroting het gevaar schuilt dat de interpretatieve diepgang verloren gaat, levert het digitaal doorzoeken van grote tekstbestanden ook veel mooie vondsten op die anders vrijwel zeker buiten beschouwing zouden zijn gebleven. Wanneer men zorgvuldig met zowel het zoekproces als de vondsten zelf omgaat, ligt juist in die snelle en grondige tekstontsluiting de grootste winst van digitalisering. Toch | |
[pagina 34]
| |
blijkt uit dezelfde casus ook dat er nog veel moet gebeuren om de mogelijkheden van digitalisering optimaal te kunnen benutten. Het zou bijvoorbeeld bijzonder interessant zijn geweest om door middel van een computergestuurde analyse de woordregisters openbaar te maken die zich rondom de raadspensionaris bevinden. Daarvoor lijkt het nu nog te vroeg, maar het zal ongetwijfeld binnenkort mogelijk zijn om de bestanden met een betere ocr doorzoekbaar te maken. Deze positieve noot lijkt nu ook de heersende tendens binnen de geesteswetenschappen te worden. Aan het ‘digitale drama’, zoals NRC-redacteur Berkhout nu bijna een jaar geleden het huwelijk tussen digitalisering en geesteswetenschap beschreef, lijkt zeer recentelijk een nieuw bedrijf met een vrolijke twist te zijn toegevoegd. Op 12 juni jongstleden kon diezelfde Karel Berkhout in het NRC namelijk berichten over een triomf voor de geesteswetenschappers die het digitaliseren van erfgoed als een ‘onuitputtelijke goudmijn’ voor taalkundigen en historici zien: De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) heeft een subsidie van twee miljoen euro toegekend aan het project Nederlab. Met dit geld zal een enorme zoekmachine worden opgezet waarmee de kwaliteit van het digitale materiaal moet worden gewaarborgd en een einde gemaakt wordt aan het versplinterde aanbod van digitaal erfgoed, dat zich uitstrekt van de middeleeuwen tot nu. Voorlopig kunnen we dus nog halsreikend uitkijken naar eind 2013, wanneer deze digitale schatkamer zal worden geopend. •> lieke van deinsen werkt aan de Radboud Universiteit Nijmegen aan een dissertatie over debatten over (vermeende) culturele eigenheid in de Republiek (1670-1730). |
|