Ts. Tijdschrift voor tijdschriftstudies. Jaargang 2000 (nrs 7-8)
(2000)– [tijdschrift] TS– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 7]The Netherlands in Perspective:Ga naar eind1. de geografie van Nederland in buitenlandse tijdschriften
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Europa van alle ongeveer dertig landen eerst de natuurlijke gesteldheid werd beschreven (landschap, klimaat etc.), daarna de bevolking (aantal en dichtheid, ras, taal, godsdienst) en tenslotte de ‘middelen van bestaan’ (landbouw en veeteelt, mijnbouw en industrie, handel en verkeer - in dié volgorde en niet anders!). Doel van dergelijk inventariserend aardrijkskundeonderwijs was een bijdrage te leveren aan de algemene ontwikkeling van de scholier. Geleidelijk verschoof het accent echter van het louter beschrijven naar meer verklarende methoden: waarom bedrijft men in het ene gebied vooral akkerbouw en elders meer veeteelt of tuinbouw? Of: waarom is de ene industrie vooral in mijnbouwgebieden te vinden en een andere meestal aan de kust? Deze trend gold voor zowel de universitaire als de schoolaardrijkskunde, waarbij vanzelfsprekend de universiteit zich wat betreft detaillering en wetenschappelijke diepgang minder beperkingen hoefde op te leggen dan de school.
Rond 1960 toonden zowel de academische geografie als de schoolaardrijkskunde duidelijk behoefte aan een grotere maatschappelijke betrokkenheid. In het geval van het schoolvak werd deze ontwikkeling verder gestimuleerd door de snel groeiende afkeer van de geestdodende land-na-landbeschrijving. Het doel van het vak werd op een hoger plan getild: het ging er nu om de leerling te leren begrijpen welke ruimtelijke processen zich in de wereld om hem heen - zowel dichtbij als ver weg - afspelen en welke factoren daarbij een rol spelen. Op de universiteit gingen de geografen op zoek naar wetmatigheden die de relatie tussen bewoners en hun leefgebied beïnvloeden. De behandeling van landen, streken of steden kreeg daarbij een heel andere functie. Het ging niet meer om louter beschrijven, maar de regio of plaats diende als illustratie van een algemeen proces. De neerslag daarvan in de schoolaardrijkskunde leidde tot volkomen nieuwe boeken, waarin de hoofdstukken geen landen meer tot onderwerp hebben, maar een geografisch concept, proces of begrip. Landen, streken en steden krijgen daarin alleen nog een plaats ter illustratie hiervan. Zo zal in een hedendaags aardrijkskundeboek uit Engeland of Duitsland geen hoofdstuk over Nederland meer te vinden zijn, maar wel bijvoorbeeld een paragraaf over Rotterdam-Europoort in een hoofdstuk over de ligging van zeehavens, of een paar alinea's over de Randstad Holland in een hoofdstuk over ruimtelijke ordening in stedelijke concentratiegebieden. Als gevolg van deze ontwikkeling verbreedde het vak zich aanzienlijk. Zaken waaraan vroeger binnen de aardrijkskunde geen aandacht werd geschonken - zo ze al bestonden - nemen nu een prominente plaats in: milieubeheer, ruimtelijke ordening, Europese integratie, ontwikkelingsproblematiek, enzovoort. Een keerzijde van deze medaille is dat landen of gebieden die in het kader van algemene geografische processen en wetmatigheden geen saillante voorbeelden opleveren, in het geheel niet meer behandeld worden. Zo zijn er bijvoorbeeld in Nederland aardrijkskundeboeken over Europa op de markt gekomen waarin met geen woord wordt gerept over onze buur en Benelux- en eu-partner België. Met de verbreding van het vak in de afgelopen decennia heeft ‘de’ geograaf plaats gemaakt voor specialisten op tal van deelterreinen (een ontwikkeling die zich natuurlijk ook in menige andere discipline heeft voorgedaan). Tot ongeveer een halve eeuw geleden was er niet veel meer dan de onderverdeling tussen fysische en sociale geografie. Thans kent elke ‘Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen’ een hele reeks deeldisciplines. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vanzelfsprekend kreeg deze ontwikkeling zijn neerslag in de wereld van de tijdschriften. De oude, nationale geografische verenigingen als hierboven genoemd, gaven doorgaans één tijdschrift uit, met zeer algemene namen als Journal of Geography, Geographische Rundschau, of Geografisch Tijdschrift. Zij waren - en zijn nog steeds - op een breed publiek gericht, bestaande uit onder meer geografen die ondanks hun specialisatie de interesse voor het vak in brede zin niet verloren hebben, en uit belangstellenden van buiten de geografie. Wie kent niet het fraaie, in een felgeel omslag gehulde tijdschrift van de Amerikaanse National Geographic Society, al is het maar uit de wachtkamer van dokter of tandarts? Maar daarnaast verschijnen tegenwoordig vooral in de grotere landen tientallen tijdschriften waarvan de titels laten zien hoe ver de specialisatie binnen het vak is voortgeschreden: Raumforschung und Raumordnung, Coastal Engineering, International Journal of Urban and Regional Research, Routes et Transports, Sedimentary Geology. In de derde plaats zijn er tijdschriften die speciaal op het aardrijkskundeonderwijs op school zijn gericht. Zij bevatten informatie, documentatie en didactische tips voor de aardrijkskundeleraar, en daarnaast vaak ook materiaal dat op direct gebruik door de leerling in de klas is gericht. Het gaat dan om tijdschriften met titels als Geographie und Schule, Erdkunde Unterricht, Teaching Geography. Zo komt de lijst van buitenlandse geografische tijdschriften die in het kader van dit artikel zijn geraadpleegd uit op een totaal van 73. Deze komen alle voor in een bibliografie van Engels-, Duits- en Franstalige publicaties over de geografie van Nederland die is samengesteld door het Informatie- en Documentatiecentrum voor de Geografie van Nederland (idg). Dit centrum, dat thans ressorteert onder het eerder vermelde knag,Ga naar eind3. werd in 1964 opgericht met het doel buitenlandse belangstellenden - docenten, studenten/scholieren, auteurs/uitgevers - over de geografie van Nederland te informeren. Direct na zijn oprichting heeft het idg de genoemde bibliografie opgezet en sindsdien voortdurend bijgehouden. Zij bevat vanzelfsprekend niet alleen tijdschriftartikelen, maar ook (delen van) boeken, dissertaties, enzovoort. De beperking tot de drie genoemde talen is niet alleen gebaseerd op relatieve onbekendheid met andere vreemde talen, maar ook op het feit dat in andere landen in het algemeen weinig aandacht aan Nederland werd en wordt geschonken. Een geval apart vormt België, of eigenlijk Vlaanderen. Engels- of Franstalige artikelen over Nederland in Belgische tijdschriften komen gewoon in de idg-bibliografie voor. Maar omdat het bijhouden van publicaties in het Nederlands buiten de doelstelling van het idg ligt, vallen de Vlaamse publicaties tussen wal en schip. Daarom is speciaal ten behoeve van dit artikel nagegaan welke relevante Nederlandstalige artikelen voorkomen in de meest courante Vlaamse geografische tijdschriften (met een overigens uiterst mager resultaat).
Het gaat in dit artikel dus om artikelen over de geografie van Nederland, verschenen in buitenlandse tijdschriften en geschreven in het Nederlands, Engels, Duits of Frans. Gezien het grote aantal artikelen - vooral in het Engels en Duits - is ten eerste besloten het overzicht te beperken tot de jaren negentig. We krijgen daardoor een recent beeld van de buitenlandse belangstelling. Nadeel is wel dat hierdoor de mogelijkheid ontbreekt om een vergelijking te maken met de situatie van een of enkele decennia geleden. Verder moest een afbakening plaatsvinden naar de herkomst van auteurs en tijdschriften. Aangezien er ook in Nederland Engelstalige tijdschriften worden uitgegeven, zijn er in principe vier categorieën: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gezien het doel van dit artikel - het weergeven van de neerslag in tijdschriften van de belangstelling die in het buitenland bestaat voor de geografie van Nederland - is de vierde categorie niet bij het onderzoek betrokken. Het initiatief voor het schrijven van artikelen door Nederlandse auteurs in Nederlandse tijdschriften, ook al zijn die Engelstalig (categorie iv), hoeft immers beslist niet gebaseerd te zijn op werkelijke belangstelling in het buitenland. Men vindt in eigen land al gauw iets dermate belangwekkend, dat men van mening is dat ook de buitenlandse lezer daar hoognodig over geïnformeerd dient te worden. En ook categorie iii is buiten beschouwing gelaten, om de eenvoudige reden dat het zelden of nooit voorkomt dat een buitenlandse auteur die iets over Nederland wil schrijven, daarvoor een Nederlands tijdschrift als medium kiest. Blijven dus over de categorieën i en ii. Als een buitenlandse geograaf in een buitenlands tijdschrift over Nederland schrijft (categorie i) mag zonder meer worden uitgegaan van belangstelling voor het betreffende Nederlandse thema. En als een Nederlandse auteur in een buitenlands tijdschrift over Nederland schrijft, is hij of wel daartoe uitgenodigd, of zijn artikel is op zijn minst door de redactie als belangwekkend voor de lezerskring van het tijdschrift beoordeeld. Toch stuiten we bij het onderbrengen van de artikelen in deze twee groepen nog op enkele praktische problemen. In de eerste plaats is het vaak minder eenvoudig om aan te geven uit welk land een tijdschrift afkomstig is dan men wellicht denkt, en dus soms ook om te bepalen of een tijdschrift Nederlands dan wel buitenlands is. De globalisering is vanzelfsprekend juist in een vak als geografie ver voortgeschreden, en dat uit zich onder meer in het voorkomen van een flink aantal internationale tijdschriften. Soms blijkt dat zonder meer uit de naam van het tijdschrift, zoals het eerder genoemde Engelstalige Urban & Regional Research. Maar er zijn ook tijdschriften met in dit opzicht nietszeggende namen, die bij nadere beschouwing een uitgever blijken te hebben in land A, een voor de uitgave verantwoordelijke vereniging in land B, een hoofdredacteur in land C, eventueel een drukkerij in land D plus een zeer internationaal samengestelde Raad van Adviseurs. Van de 73 tijdschriften waar het in dit artikel om gaat, bleken er twaalf tot deze categorie ‘Internationaal’ te behoren. Van zeven tijdschriften waarin artikelen over Nederland verschenen, was het niet mogelijk de herkomst te achterhalen. Van de overblijvende 54 tijdschriften kwamen er 21 uit het Verenigd Koninkrijk, 12 uit Duitsland, 9 uit de Verenigde Staten, 6 uit Frankrijk, 2 uit België en telkens één uit Canada, Joegoslavië, Zweden en Zwitserland. Zoals het bij de tijdschriften niet altijd eenvoudig was om het land van herkomst te bepalen, zo bleek het ook niet altijd even makkelijk om de auteur(s) zonder meer in de categorie Nederlands dan wel buitenlands onder te brengen. Wat te doen met buitenlandse geografen die al jaren, zo niet decennialang in Nederland wonen en werken? Of met artikelen die gezamenlijk door een of meer Nederlandse en buitenlandse auteurs zijn geschreven? In beide gevallen zijn de betreffende artikelen in de categorie van Nederlandse auteurs ondergebracht. Veel van deze artikelen zullen immers, naar mag worden aangenomen, tot stand zijn gekomen op basis van een Nederlands initiatief. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rekening houdend met deze criteria, bleef tenslotte een totaal van 225 artikelen over. Bij een rangschikking naar categorie, taal en land van herkomst valt in de eerste plaats op dat bijna drie keer zoveel artikelen voorkomen die (mede) geschreven zijn door Nederlandse auteurs (categorie ii: 168) als artikelen van (alleen) buitenlanders (categorie i: 57). Bij die buitenlandse auteurs is bijna de helft afkomstig uit Duitsland en bijna een kwart uit het Verenigd Koninkrijk. Andere nationaliteiten spelen, afgezien van een zevental Fransen, nauwelijks een rol. Categorie ii geeft een aardig beeld van de taalvoorkeur van de Nederlandse auteurs: negentig procent van de artikelen is geschreven in het Engels (152 stuks), waarbij de zeven artikelen in het Duits en negen in het Frans erg mager afsteken. Daarbij moet nog worden opgemerkt dat vijf van de Franstalige artikelen voorkomen in een themanummer over Nederland, waarvoor de artikelen in het Nederlands konden worden aangeleverd.Ga naar eind4. Binnen de omvangrijke groep Engelstalige artikelen blijkt een duidelijke voorkeur van Nederlandse auteurs te bestaan om in Britse tijdschriften te publiceren. De talrijke nauwe, vaak ook persoonlijke banden tussen Nederlandse en Britse geografische (onderwijs)instellingen en geografen spelen hier ongetwijfeld een belangrijke rol. Ook in internationale tijdschriften met het Verenigd Koninkrijk als thuisbasis komen we met regelmaat artikelen van Nederlandse auteurs tegen. Artikelen die gezamenlijk door Nederlandse en buitenlandse auteurs zijn geschreven, hebben vaak een vergelijking van een geografisch fenomeen in verschillende landen - doorgaans de thuislanden van de auteurs - als onderwerp. Enkele voorbeelden: een artikel over volkshuisvesting voor de laagste klassen in Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Nederland,Ga naar eind5. een artikel waarin landschapsbehoud in stadsrandgebieden wordt vergeleken in Japan, het Verenigd Koninkrijk en Nederland,Ga naar eind6. een artikel over de kledingindustrie in Noordwest-Frankrijk, Vlaanderen, Nederland en Lancashire,Ga naar eind7. een artikel over Turken en Marokkanen in Brussel en Amsterdam,Ga naar eind8. een artikel over de inpassing van hogesnelheidslijnen in Amsterdam, Rotterdam en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
twaalf steden in het buitenland,Ga naar eind9. en - tamelijk curieus - een artikel over fietsen in Parijs, Boston en Amsterdam.Ga naar eind10.
Daarmee zijn we terecht gekomen bij de belangrijke vraag waar de 225 artikelen over gaan, met andere woorden, voor welke Nederlandse onderwerpen de buitenlandse geograaf belangstelling blijkt te hebben. Onderstaande tabel geeft daarvan een beknopt overzicht, beknopt vooral in die zin dat de gehanteerde indeling naar thema's uiterst globaal is.
Het eerste dat opvalt is de overheersende positie van het thema ruimtelijke ordening en volkshuisvesting. Niet minder dan 105 artikelen, bijna de helft van het totaal, gaan over onderwerpen op deze gebieden, en er is verhoudingsgewijs maar weinig verschil tussen de categorieën i en ii. De belangstelling van buitenlanders voor de Nederlandse planning van het grondgebruik is vaak gebaseerd op een mengsel van verbazing en bewondering. Men verbaast zich over de precisie waarmee Nederland het gebruik van de schaarse ruimte reguleert, en dat ook in het verleden al deed: zie bijvoorbeeld het rechtlijnige kaartbeeld van onze zeventiende-eeuwse droogmakerijen. En men bewondert de manier waarop het Europa's dichtstbevolkte land (tot nu toe) lukt om de ‘strijd om de ruimte’ niet in chaos te laten uitmonden. Het Britse tijdschrift Environment and Planning wijdde er in 1997 een 150 pagina's tellend themanummer aan, onder de titel Performance in Dutch Spatial Planning.Ga naar eind11. Veel van de 105 artikelen gaan over de Randstad Holland, waarbij de ‘bewondering’ soms wat te ver gaat, zoals wanneer gesteld wordt dat die slimme Nederlanders het ontstaan van stedelijke monstergebieden als Groot-Londen of-Parijs toch maar mooi hebben weten te vermijden door een ring van steden te ontwerpen. Daarbij ziet men over het hoofd dat die ring in het verleden haast ‘vanzelf’ ontstond doordat nederzettingen werden gebouwd op relatief (iets) hogere plaatsen rondom een vrijwel ontoegankelijk moerassig middengebied - thans ons veel geroemde ‘Groene Hart’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb.1 Kaart van grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden langs de grenzen van Nederland met Duitsland en België (bron: De Aardrijkskunde, 18/2, 1994)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook aan het fenomeen Randstad wijdde een Brits tijdschrift een themanummer.Ga naar eind12. Nederlandse auteurs voelen zich vaak geroepen om over ruimtelijke ordening te schrijven omdat ze (terecht) vrezen dat de doorsnee buitenlandse belangstellende niet in staat zal zijn om het duizelingwekkende tempo bij te houden waarin wij ons ruimtelijk beleid met de regelmaat van de klok wijzigen. Kort na de oorlog kregen Noord-, Oost- en Zuid-Nederlanders die naar de steden in het westen verhuisden, een premie in het kader van het wederopbouwbeleid. In de loop van de jaren vijftig begon de vrees te groeien dat het in het westen toch wat erg vol zou kunnen worden. In de Tweede Nota over de Ruimtelijke Ordening van 1966 werd dus aanbevolen dat mensen van het westen naar het noorden, oosten en zuiden zouden migreren. De overheid gaf het goede voorbeeld met een spreidingsbeleid, dat allerlei instellingen uit de Randstad naar plaatsen als Groningen, Leeuwarden, Emmen, Veendam, Zwolle, Apeldoorn, en Heerlen deed verhuizen. In de jaren zeventig groeide het inzicht dat door het afremmen van de groei in het westen de internationale concurrentiepositie van de Randstad zou worden verzwakt, wat het einde betekende van het spreidingsbeleid. Groei in het westen mocht weer, alleen niet in de grote steden, maar in groeikernen op enige afstand daarvan: Purmerend, Almere, Nieuwegein, Zoetermeer enzovoort (Verstedelijkingsnota, onderdeel van de Derde Nota Ruimtelijke Ordening, 1974). Toen na enige tijd bleek dat hierdoor niet meer te temmen forensenstromen ontstonden, werd het groeikernenbeleid afgedankt en vervangen door het ‘compacte stad’-concept, inclusief nabij de steden te bouwen ‘vinex-locaties’, zoals Leidsche Rijn bij Utrecht (Vierde Nota, 1988 en Vierde Nota Extra, 1990). Nu wachten we in spanning af wat over enkele maanden de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening op dit gebied zal brengen. En houd dat als buitenlander allemaal maar eens bij! Ten aanzien van de tweede en de derde plaats in het overzicht van onderwerpen is er wel een duidelijk verschil tussen de categorieën I en II. Bij de buitenlandse auteurs staat het brede thema milieubeheer en landschapsbehoud (bijv. Rijnvervuiling) op de tweede plaats, terwijl de Nederlanders meer onderwerpen uit de economische geografie behandelen (Rotterdam-Europoort, tuinbouw etc.). Ook wat de derde plaats betreft scoren de twee categorieën verschillend: grensoverschrijdende samenwerking bij de buitenlanders en onderwerpen uit de fysische geografie bij de Nederlandse auteurs. De belangstelling voor de verschillende vormen van regionale grensoverschrijdende samenwerking (‘Eureogio's’) is opvallend groot (10 van de 57 artikelen in categorie i). Vooral in Duitsland - waarmee Nederland vijf van dergelijke samenwerkingsverbanden kent - wordt hierover regelmatig gepubliceerd (afb.1). Wat in het overzicht in negatieve zin opvalt, is de minimale aandacht voor het thema waterhuishouding. Hier wreekt zich de beperking tot de jaren negentig; als ook tijdschriften uit de jaren zeventig en tachtig bij de inventarisering waren betrokken, zouden zonder twijfel meer artikelen over de Zuiderzeewerken en het Deltaplan zijn aangetroffen. Vooral in tijdschriften die zich op het (secundair) onderwijs richten, waren dergelijke artikelen toen schering en inslag. In de leerplannen van diverse omringende landen namen de genoemde projecten jarenlang een vooraanstaande plaats in. Begin jaren negentig verscheen een ‘Planspiel’ over de discussie met betrekking tot het wel of niet bouwen van de Markerwaard in een Duits onderwijstijdschrift, overigens gepubliceerd in hetzelfde jaar waarin die discussie (eindelijk) werd afgesloten (zie afb. 2).Ga naar eind13. Nu de Zuiderzeewerken en het Deltaplan beide zijn voltooid, is de belangstelling voor deze projecten duidelijk afgenomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb.2 Pagina van een ‘Planspiel’ over het wel of niet droogleggen van de Markerwaard (bron: Praxis Geographie, 7/8, 1991)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Samenvattend lijkt te kunnen worden gesteld dat Nederland zeker niet te klagen heeft over gebrek aan belangstelling onder buitenlandse geografen. Ruim over de tweehonderd artikelen in buitenlandse tijdschriften binnen tien jaar tijd lijkt geen slechte score. Een dergelijke conclusie zou nog aan waarde kunnen winnen als uit vergelijkbare inventarisaties van tijdschriftartikelen over ongeveer even grote landen zou blijken dat Nederland daarbij in kwantitatieve zin gunstig afsteekt. Zo'n onderzoek heeft (nog) niet plaatsgevonden voor tijdschriften, wel voor aardrijkskundeschoolboeken. In een beknopt onderzoek werd het aantal pagina's over Nederland, België, Denmarken en Zwitserland in een twaalftal veel gebruikte Europese schoolboeken geteld.Ga naar eind14. Daarbij bleek Nederland, vooral in de meer recente, thematisch opgezette boeken, inderdaad ver bovenaan te staan. Wat de inhoud en de behandelde thema's in de tijdschriftartikelen betreft noemden we al de overheersende positie van het thema ruimtelijke ordening en de wat onverwacht lage score van waterhuishouding (een flinke overstroming zou hierin misschien verandering kunnen brengen). Duidelijk bleek in ieder geval dat het Nederlandbeeld dat we de gemiddelde buitenlander toedichten - molens en tulpen, kaas en klompen - in geografische tijdschriften absoluut niet (meer) voorkomt. Met enige tevredenheid mogen we vaststellen dat de meeste artikelen gewijd zijn aan actuele onderwerpen die ook in Nederlandse ogen aandacht verdienen.
·> henk meijer is geograaf en begon zijn loopbaan als docent aardrijkskunde aan een middelbare school. Van 1971 tot hij in 1999 met fpu ging was hij directeur van het Informatie- en Documentatiecentrum voor de Geografie van Nederland (idg). |
|