| |
| |
| |
Leeswijzer
Shelley Stoehr
Krassen
Gottmer 1999
Prijs fl. 25,90
Het boek Krassen is de eerste jongerenroman over een ongewoon onderwerp, te weten zelfverminking. Het is een boek dat duidelijk bedoeld is voor wat oudere jongeren. Lezers vanaf een jaar of 14 zullen misschien wel raad weten met dit uitzonderlijke onderwerp. Uitzonderlijk in de zin dat jongeren waarschijnlijk niet zo snel iemand in hun directe omgeving kennen die zichzelf verwondt. Hoewel: de psychische stoornis waar het hier om draait lijkt steeds verder om zich heen te grijpen.
In wezen gaat het boek om de noodkreet van het meisje Nancy. Zij moet heel diep vallen voordat iemand haar noodkreet serieus neemt. Dat het niet goed gaat in het leven van Nancy wordt al vroeg in het boek duidelijk. Haar ouders hebben constant ruzie en worstelen met een alcoholprobleem. Ze hebben geen ruimte voor hun dochter, die op allerlei manieren tracht aandacht te krijgen. Nancy grijpt naar verschillende soorten drugs, probeert van alles uit. Daarnaast verminkt ze zichzelf door te krassen op haar armen en benen. Ze wil zichzelf daarmee straffen voor, ja, waarvoor eigenlijk? In ieder geval heeft ze het gevoel dat ze de dingen beter onder controle heeft, als ze krast: ‘Ik pakte het stuk glas uit de la van mijn nachtkastje. Sneed ermee naar beneden langs mijn arm - ik ben slecht - sneed naar boven - kwaadaardig, slecht, krankzinnig - naar beneden [...]. Ik was slecht en het krassen was mijn straf voor alles wat ik had gedaan. Voor alles waar ik nooit straf voor had gekregen. Ik had straf nodig, maar niemand anders zou me die straf geven. Dus strafte ik mezelf.’
Vanaf het moment dat Nancy haar lotgenote Katie ontmoet, lijkt het beter met haar te gaan. Het feit dat ook Katie zichzelf verminkt, versterkt de diepe vriendschap die is ontstaan. Toch creëert de vriendschap juist een neerwaartse spiraal, waaraan Katie zich niet kan ontworstelen: zij maakt een einde aan haar leven. Als dan ook Mike, het vriendje van Nancy hun relatie verbreekt, stort Nancy volkomen in. Ze belandt in een psychiatrische inrichting, die haar echter weinig hulp biedt. Ze mag in de weekenden naar huis. Haar ouders lijken hun drankprobleem in de hand te hebben. Het contact met vooral de moeder lijkt zich enigszins te herstellen. Er is dus hoop...
Behalve dat Krassen een goed beeld geeft van ontsporende jongeren, legt het verhaal ook het verband met het gedrag van de ouders, de worstelende volwassenen van deze tijd. Daardoor is het een prima boek geworden, dat makkelijk leest en dat boeit tot het einde. Het is geschreven vanuit Nancy zelf, in een ik-perspectief. Het verhaal komt realistisch over. Ook de vele gebeurtenissen en dialogen bevorderen de leesbaarheid.
Vreemd vond ik alleen dat niemand in de gaten heeft wat er met Nancy aan de hand is. Zelfs haar vriendje, met wie ze regelmatig het bed deelt, weet van niks. De ouders merken niets, de docenten niet, niemand. Zou dat kunnen, vraag ik me af?
AZ
| |
Theo Engelen
De Indische vlieger
Sjaloom 1999
Prijs fl. 24,90
De jeugdboeken van Theo Engelen hebben vaak te maken met geschiedenis. Soms gaat het erover hoe belangrijk het verleden is voor het heden, soms speelt het boek zich geheel af in het verleden.
In De Indische vlieger zijn deze twee uitgangspunten gecombineerd. Het verhaal begint in 1939 en eindigt in het voorjaar van 1999. De hoofdpersoon Sukardi woont in een klein dorp op Java. De Hollanders zijn de baas in Sukardi's land, het voormalig Nederlands-Indië. Voor Sukardi is dat geen probleem: hij kan bijzonder goed opschieten met Herman, zoon van een Nederlandse bestuursambtenaar. De jongensvriendschap wordt ruw verstoord door de onafhankelijkheidsstrijders, die Herman ernstig verwonden. Dit incident is een voorbode voor wat er verder te gebeuren staat. Het draait steeds weer om de onmogelijkheid van het contact tussen Nederlanders en inlanders. Een bekend thema in de Nederlandse literatuur, maar in de jeugdliteratuur ben ik het zelden tegengekomen.
Sukardi ontmoet Ton, een Nederlandse soldaat die gelegerd is in Sukardi's dorp. Hoewel Sukardi eerst weinig met de enkele jaren oudere Ton te maken wil hebben, ontstaat er een bijzondere relatie tussen beiden. De essentie van de vriendschap is dat Ton de inlandse jongen leert vliegeren. ‘Zo'n ding in de lucht geeft je een gevoel van vrijheid en als je ergens verplicht vast zit, heb je daar nog meer behoefte aan dan anders.’ Dit geldt voor Ton en voor Sukardi ook uiteraard.
Als in 1945 de Indonesische vrijheidsstrijd echt begint, krijgt Sukardi het zwaar. Hij wordt gedwongen te kiezen, terwijl dat voor hem onmogelijk is. Aan de ene kant is er Boenki, zijn oudere broer die actief in verzet komt tegen de Nederlanders. Aan de ander kant is er Ton, een vriend, maar een Nederlander. Sukardi raakt ze allebei kwijt. Boenki wendt zich af van zijn familie en Ton keert terug naar Nederland.
| |
| |
In deel drie van het boek, dat zich afspeelt in 1986, zoekt Sukardi Ton op in Nederland. Hij treft een oude, zieke man aan. Ook ontmoet hij Herman die, getekend door het verleden, niets met Sukardi te maken wil hebben.
De Indische vlieger kent een duidelijke structuur. Er is een proloog, drie delen en een epiloog. Nuttig voor jonge lezers, die zo overzicht wordt geboden. Theo Engelen schrijft in een heldere stijl, met niet al te lange zinnen en met weinig ingewikkelde woorden. Verder schrijft hij nuchter en beeldend. Als lezer zie je het verhaal gebeuren. Gezien de huidige situatie in Indonesië, is het boek bijzonder geschikt voor lezers vanaf de tweede klas. Wellicht komt het actuele Indonesië dichterbij, als zij lezen over de historie van het land, over hoe er daar altijd conflicten zijn geweest. Het boek kan de realiteit van nu misschien verduidelijken. Daarnaast is het een boek met een echt verhaal, dat gebaseerd lijkt te zijn op een waar gebeurd gegeven. Tenslotte nog een compliment voor de omslag: een oude foto van vijf inlandse jongetjes met een Nederlandse soldaat. En een vlieger natuurlijk.
AZ
| |
Arno Bohlmeijer
Rotzooi in mijn hoofd
Leopold 1999
Prijs fl. 24,90
Als een ware gedachtenvloed stroomt het verhaal over Abi, hoofdpersoon uit Rotzooi in mijn hoofd over je heen. Al haar gedachten, gevoelens en fantasieën komen tot de lezer in een duidelijke en overtuigende stijl: ‘Vlug uit bed. Vijf voor elf! Iets aantrekken wat hij mooi vindt. Oké, de paarse coltrui dan maar, met de lila haarband. Extra goed borstelen. Dat zou ik uren kunnen doen - lekker wegdromen. Kan mijn fantasie zich helemaal uitleven.’
Korte, soms zelfs onvolledige zinnen geven exact aan wat er zich in het hoofd van Abi afspeelt. Het is inderdaad een rotzooitje in het hoofd van dit dertienjarige meisje, dat het nodige te verwerken krijgt. Haar moeder is overleden, en ze mist haar erg. Ze heeft leermoeilijkheden en zit op een speciale school, waar het nog steeds niet goed gaat. Ze kan geen aansluiting vinden bij haar klasgenoten en voelt zich eenzaam.
Bovendien wordt ze geconfronteerd met de homoseksuele geaardheid van haar vader, die trouwens bewonderenswaardig goed tracht zijn dochter te begeleiden. Er verschijnt een mogelijke vriend van vader ten tonele. Later blijkt dat het toch niets wordt tussen die twee.
Abi heeft een jonger zusje dat in al haar onschuld beter met het verlies van de moeder om lijkt te kunnen gaan. Zelf zit Abi danig in de knoei. Ze weet gewoon niet wat ze moet doen om alles onder controle te houden. Ze verliest zich in het dromen over een televisie-serie, waar ze in haar fantasie regelmatig in meespeelt. Ze zit uren boven haar schoolboeken zonder iets te doen dan wegdromen. Het komt zover dat ze van school moet, maar dankzij haar vader mag ze het nog weer proberen.
Haar vader gaat ook met Abi naar een deskundige op het gebied van leerproblemen. Die deskundige komt tot de conclusie dat Abi's linker- en rechterhersenhelft niet goed met elkaar in verbinding staan. Daardoor heeft ze zo'n moeite met leren. Met veel oefening lijkt er enige verbetering mogelijk. Ook op school krijgt Abi het beter naar de zin. Het boek eindigt positief met een prachtig fragment over een jong vogeltje dat uit het nest gevallen is, maar waar het toch nog goed mee komt. Een mooi einde van een schitterend boek, dat voor tweede en derdeklassers heel geschikt is en zeker niet ingewikkeld, ook al doet de geschetste inhoud anders vermoeden.
AZ
| |
Herman van Campenhout
Lentel
Davidsfonds/Infodok 1999
Prijs fl. 29,90
Davidsfonds/Infodok is een Vlaamse uitgeverij die zich onder andere toelegt op het uitbrengen van jeugdliteratuur. Bij deze uitgeverij heeft de Vlaamse schrijver Herman van Campenhout een aantal jeugdboeken gepubliceerd. Hij verwerkt gebeurtenissen uit de actualiteit of uit zijn eigen omgeving die hem raakten, tot meeslepende verhalen.
Lentel is daar een evident voorbeeld van. Het is het verhaal van een ontvoering. De zeventienjarige Lentel komt na een vergadering van de jeugdbeweging niet thuis. Haar vriend Jano raakt meteen in paniek. Wat is er aan de hand? Is Lentel nog boos op hem vanwege een ruzie en is ze daarom weggelopen? Vast niet, want de ruzie is bijgelegd. Of is ze zwanger, zoals er op school wordt gesuggereerd?
Jano ervaart de tergende onzekerheid als een hel. Maar het wordt steeds erger voor hem. Na een verhoor van de rijkswacht wordt Jano opeens verdachte. Het knappe van het boek is, dat je als lezer meegaat in de verdachtmakingen. Je vraagt je inderdaad af of Jano het meisje iets aangedaan zou kunnen hebben. De auteur voert de spanning heel gedoseerd op, door telkens onduidelijkheden en onbeantwoorde vragen in te voe- | |
| |
gen. Of je wilt of niet, je moet gewoon doorlezen. Je wordt bijzonder nieuwsgierig gemaakt naar de afloop. Jano kan zijn onschuld niet goed bewijzen. Hij moet een aantal dagen in de gevangenis doorbrengen. Daar worstelt hij met al zijn emoties. Dat hij veel van Lentel houdt, staat vast.
Dat hij een agressieve jongen is, wordt ook duidelijk. Als uiteindelijk blijkt dat Lentel ontvoerd is en dat ze die ontvoering niet heeft overleefd is Jano totaal overstuur. Hij trekt zich volledig terug in zijn verdriet en wil niet eens naar de begrafenis: ‘Lentel vulde mijn hoofd vierentwintig uur op vierentwintig. Zelfs in mijn slaap was ze bij mij. Dan droomde ik van haar, soms heel scherp en soms heel wazig. Een keer fietsten we samen naar school, wat in werkelijkheid nooit gebeurde, maar in mijn droom reden we door straten en over pleinen die ik nooit eerder had gezien. Ik kon haar niet bijhouden.’
Wat er precies met het meisje gebeurd is, kom je als lezer niet te weten. Het is zo ook al vreselijk genoeg, trouwens. Ik denk dat dit boek heel erg gewaardeerd zal worden door lezers vanaf 12 jaar, die wellicht moeten wennen aan de Vlaamse woordkeus, maar zullen genieten van de spanning in het boek.
AZ
| |
Victor Martinez
Papegaai in de oven
Gottmer/Jenny de Jonge 1999
Prijs fl. 32,90
De Cross-Overserie van uitgeverij Gottmer/Jenny de Jonge wil inzicht bieden in andere culturen dan de onze en een brug slaan tussen jeugdliteratuur en literatuur voor volwassenen. Papegaai in de oven; mijn leven maakt deel uit van deze serie. Het boek speelt zich af in Californië en handelt over de barre levensomstandigheden van een Mexicaanse familie in de Verenigde Staten. Papegaai in de oven weerspiegelt de adolescentie van de schrijver Martinez. Hij was het vierde kind in een gezin van twaalf in Fresno, Californië. Dit boek is zijn debuut, waarvoor hij de National Book Award ontving, de nationale prijs voor jeugdliteratuur in de Verenigde Staten.
Het perspectief ligt bij Manny Hernandez, veertien jaar. Wat er gebeurt, zien we door zijn ogen. Hij beschrijft een jaar uit zijn leven, in een gezin waarvan de vader zijn tijd in een café doorbrengt, de moeder voortdurend bezig is met schoonmaken en broers en zussen problemen hebben als abortus, werkloosheid en criminaliteit.
Armoede overheerst het hele verhaal. Maar Manny wil zich daar niet bij neerleggen. Hij wil erachter komen wat het betekent om een ‘vato firme’ te zijn - iemand om respect voor te hebben. Het blijkt echter niet mee te vallen om een man te worden met wie niet te spotten valt.
Manny's weg naar volwassenheid wordt de lezer getoond in nogal onsamenhangende fragmenten. Zo is er een gedeelte dat gaat over Manny's schoolleven. Ook is er een stuk over zijn entree in een ‘gang’, die echt beschreven wordt zoals een jongen van die leeftijd zo'n bende ervaart: als een prachtige stap voorwaarts.
Manny's vader noemt zijn zoon ‘papegaai’, naar een Mexicaans gezegde over een papegaai die klaagt over de hitte van de schaduw, terwijl hij zich eigenlijk in een kokende oven bevindt. Vader zegt dit ‘... omdat ik alles veel te veel vertrouwde, omdat ik met al dat vertrouwen in mensen zo de oven in zou gaan - hersens of niet.’
Al met al geeft het boek een indrukwekkend beeld van arme mensen. Er is weinig hoop op verandering, hoewel zowel vader als moeder als kinderen erg hun best doen. De hoop blijft wel bestaan, ondanks onvermogen en teleurstellingen. Het is vooral dat beeld dat blijft hangen na het lezen, ook vanwege het feit dat het boek een open einde heeft. Het verhaal is nog lang niet af. Als lezer ben je ondertussen wel nieuwsgierig geworden naar hoe het verder gaat. Martinez is gelukkig al bezig met zijn tweede roman, die weer autobiografisch is.
AZ
| |
José de Kruif
Liefhebbers en gewoontelezers; leescultuur in Den Haag in de achttiende eeuw
Walburg Pers 1999
Prijs onbekend
De ontwikkeling van de consumptie van drukwerk in den Haag vormt het onderwerp van het onderzoek dat is beschreven in de uitgave Liefhebbers en gewoontelezers; leescultuur in Den Haag in de achttiende eeuw. Deze uitgave van José de Kruif verscheen in november bij Uitgeversmaatschappij Walburg Pers. De Kruif maakte een diepgaande studie van het boekenbezit onder de Haagse burgers in de achttiende eeuw. De patronen die zij vond, toetste ze aan de bestaande theorievorming over de ontwikkeling van boekbezit en lezen in de pre-industriële periode.
Drukwerk is een belangrijk communicatiemiddel. Boeken zijn dragers van alle mogelijke aspecten van de cultuur geworden. Daarom is onderzoek naar de consumptie van de producten van de drukpers de moeite waard. De vragen wie er lazen en wat er werd gelezen vormen de leidraad van dit onderzoek. Voor een dergelijk brede constructie
| |
| |
van het lezerspubliek en lectuur lenen zich kwantitatieve bronnen, waarin kopers en bezitters van boeken en hun lectuur geregistreerd zijn. Uit sommige bronnen zijn bovendien aanwijzingen te halen over het leesgedrag.
De algemeen gangbare gedachte is dat het lezen van boeken vanaf de achttiende eeuw een hoge vlucht nam. Dit onderzoek toont echter aan dat de grote toename van het aanbod aan boektitels in de achttiende eeuw geen gevolg was van een toenemend aantal lezers, maar juist van een stagnatie van de groei. Slechts de boekenliefhebbers werden door het ruimere aanbod verleid tot een nog grotere consumptie.
Liefhebbers en gewoontelezers geeft, mede door een onderzoeksmethode die in de boekwetenschappen als een doorbraak mag gelden, een intrigerende en nieuwe kijk op de vraag: wie las wat in de achttiende eeuw? De uitgave kwam tot stand in samenwerking met de Nederlandse Boekhistorische Stichting.
| |
Irma van Welzen
De Peutervoorleeswijzer 1999
NIZW Uitgeverij
Gratis te bestellen
Voorlezen lijkt zo vanzelfsprekend. Toch blijkt het in de praktijk minder voor te komen dan je zou denken. Een peuterleidster heeft te maken met diverse activiteiten die om aandacht vragen. Het voorlezen schiet erbij in of wordt uitgesteld terwijl de kinderen zelf toch erg op voorlezen gesteld zijn. En het heeft een educatieve waarde. Onlangs is bij het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW) De Peutervoorleeswijzer 1999 verschenen. De ondertitel is, niet kort maar wel helder: Een praktische gids bij het voorlezen aan kinderen van nul tot en met vier jaar in peuterzalen, kinderdagverblijven en gastoudergezinnen.
Voorlezen is niet moeilijk. Toch zijn er vaak praktische vragen waar een leidster tegenaan loopt en die het voorlezen belemmeren, bijvoorbeeld: hoe kom ik aan goede voorleesboeken? Hoe kan ik peuters boeien met stem en mimiek? Kan ik ook niet-Nederlandstalige kinderen in het Nederlands voorlezen? Dit zijn vragen die in de Peutervoorleeswijzer beantwoord worden. Achter in de wijzer staan adressen en telefoonnummers van instanties en projecten die behulpzaam kunnen zijn bij het voorlezen. Voorlezen moet een dagelijkse activiteit zijn in alle kindercentra, en verdient dan ook een structurele plaats in het pedagogisch beleidsplan. Het project Voorlezen in de kinderopvang bij het NIZW is in het leven geroepen op initiatief van de Stichting Lezen. Met dit project wordt een bijdrage geleverd aan een goed landelijk (voor)leesbeleid in de kinderopvang.
| |
Bestellen
De Peutervoorleeswijzer 1999 is gratis verkrijgbaar. De publicatie is te bestellen onder vermelding van
ISBN-nummer 90-5050-738-7 en/of bestelnummer E 22719 bij de NIZW Uitgeverij, Postbus 19152, 3501 DD Utrecht, telefoon (030) 230 66 07, fax (030) 230 69 41, E-mail: bestel@nizw.nl
| |
Anne Pellowski en Cecile Beijk
Vertellen in de kleine kring; een handboek
Biblion Uitgeverij 1999
Prijs fl. 39,50
Op zoek naar verhalen, anekdotes en rijmpjes? Om te vertellen in groepen, in clubhuizen, in bibliotheken, op scholen, in crèches, bij naschoolse opvang, in peuterspeelzalen of gewoon thuis? Vertellen in de kleine kring levert ideeën om zelf verhalen te verzamelen en te vertellen. Ook geeft het aan hoe je attributen zoals een zakdoek, papier en potlood, poppetjes en andere spulletjes daarbij kunt gebruiken. Vertellen in de kleine kring bevat veel inspirerende voorbeelden om direct mee aan de slag te gaan.
Te bestellen bij Biblion Uitgeverij, antwoordnummer 47001, 2504 VD Den Haag.
ISBN 90 5483 1847, bestelnummer 18058, of in de boekhandel.
|
|