en, net als Rosie, veel door het leven gedanst. Fantasie is een middel om aan het saaie leven te ontsnappen. Kinderen kunnen, net als Rosie, ook donkere gedachten hebben. Ze zijn geen engeltjes die ergens onschuldig in worden geworpen [...]. Ik heb een aantal gebeurtenissen geënt op mijn eigen, persoonlijke voedingsbodem. Ik ben een kind van gescheiden ouders. In dat geval is de liefde van je vader of van je moeder minder evident. Het houvast valt weg. Je bent een stuk aan je lot overgelaten, alles kan direct en van de ene dag op de andere schots en scheef komen te staan. Waar blijf je dan? Je wordt kwetsbaarder groot.’
Door deze visie aan de leerlingen mee te delen beseffen ze dat datgene wat Rosie is overkomen deels in werkelijkheid zou kunnen gebeurd zijn. Maar tegelijkertijd moeten ze beseffen dat het verhaal uiteindelijk toch fictie blijft. De vaststelling van deze ambiguïteit is een mooie starter voor een gesprek over het waarheidsgehalte van de film. Kunnen wij dat verschil steeds zien? Soms lijken fictieve beelden reëler dan de realiteit zelf. Gelooft de kijker zijn eigen ogen?
Sommige leerlingen geloven in ieder geval niet dat het verhaal van Rosie dicht bij de werkelijkheid staat. Andere leerlingen erkennen wel het bestaan van dergelijke situaties. Ze menen dat de realiteit van de film een spiegel is van de werkelijkheid, maar zeggen er onmiddellijk bij dat die werkelijkheid voor hen veraf is. Een leerlinge uit Nederland stelt dat de cineast de film heeft gedraaid:
‘... om te laten zien dat zulke taferelen bestaan en zelfs voorkomen in België. Noch ik, noch iemand uit mijn omgeving hebben ooit zoiets meegemaakt.’ Voor andere leerlingen staan de belevenissen van Rosie veel dichter bij de waarheid:
‘Vanaf de eerste scène van de film herkende ik een deel van mezelf. Ze wordt ondervraagd en in een instelling gestoken. Ook verder in de film herken ik veel. Ze krijgt bijna geen liefde thuis en niemand wil naar haar luisteren. Ik vond het een erg realistische film.’
Het realiteitsgehalte van een film kan door ieder individu dus verschillend worden geïnterpreteerd, afhankelijk van de eigen voorgeschiedenis of leefwereld.
Los daarvan lieten de meeste leerlingen zich toch vrij makkelijk meeslepen door Rosie. Tegelijkertijd erkenden zij dat de meeste films die ze bekijken hen boeien of ontroeren. Het is niet onbelangrijk hen erop te wijzen waarom dit meestal zo is. De toeschouwer neemt immers steeds de plaats in, die op het ogenblik van de opname door de camera werd ingenomen. Het is dus net alsof men zelf aanwezig is bij hetgeen gefilmd werd. Dat maakt de werkelijkheidsindruk van filmbeelden groot en geloofwaardig. Als dat niet zo was, zou niemand zich emotioneel met een film verbonden voelen.