Met onze excuses...een nagekomen bibliografie
't Is een dooddoener, maar alle begin blíjft moeilijk. Alles en iedereen was, in ons oktobernummer 8/3, nieuw voor hoofd- en eindredacteur en vormgever. Er is daardoor meer misgegaan dan ons lief is: plaatjes verkeerd geplaatst, cursieven zoek geraakt, onderschriften weggevallen en te laat verschenen. Dus gaan wij op de blaren zitten. Juist bij het openingsstuk, waarmee onze vorige hoofdreacteur zijn afscheid als zodanig ‘vierde’, vielen alle voetnoten weg. In dit geval een kleine ramp, omdat juist de geïnteresseerde lezer graag wil weten waar Abraham de mosterd haalt en hijzelf ook het een en ander vinden kan. Vandaar dat we Wam de Moor vroegen om de voornaamste verwijzingen op een handige manier bij elkaar te zetten. Dat wilde hij wel. En wij verzekeren u en onze auteurs dat herhaling niet nodig is!
Redactie.
Per pagina gaat het om de volgende verwijzingen bij Wam de Moor, ‘De Muzen in het Morgenlicht’, Tsjip 8/3, 3-10:
- | Blz. 3: Over schoonheid en vooruitgang in de kunsten is geschreven door Maarten Doorman, Steeds mooier. Over vooruitgang in de kunst. Prometheus Amsterdam 1997. De sombere kijk van E.H. Gombrich is te vinden in diens boek Kunst und Fortschritt. Wirkung und Wandlung einer Idee. Keulen 1978. En de vrolijker kijk van Nelson Goodman staat in Languages of Art. An Approach to a Theory of Symbols. Londen 1968. |
- | Blz. 4: ‘Kunst is aftasten’. Uiteraard is hier sprake van kunstcritica Anna Tilroe. En wel in haar nieuwste essaybundel De huid van de kameleon. Over hedendaagse beeldende kunst. Amsterdam 1997. |
- | Blz. 5: Over actieve en productieve kunsteducatie schreven onder meer J. Oostwoud Wijdenes, F. Haanstra, ‘Actief, receptief, reflectief’. In: Katernen Kunsteducatie, LOKV Utrecht 1997. Aan hun bijdrage heb ik dankbaar een aantal noties voor mijn essay ontleend. Het belang van de stadia van Parsons voor de kunstvakken is in ons land met name door Jos de Mul toegelicht in diverse bijdragen, bv. J. de Mul, ‘Grondslagen van esthetische opvoeding’. In: Nederlands tijdschrift voor opvoeding, vorming en onderwijs, jrg. 4, 1988, p. 126-142. |
- | Blz. 7. Van de werkzaamheden van de experimenteerscholen die in de eerste kolom worden genoemd is een tussentijds verslag verschenen: Hans van Bemmel, Liesbeth Metzlar en Hanneke van Voorst van Beest, Een ontdekkingsreis naar het vreemde. SLO Enschede, september 1997. En de terugblik op honderd jaar beeldende vakken (kolom 3) is gemaakt door P. Hermans en D. Schönau in hun artikel ‘Reflectieve beeldende vorming tussen scheppen en schouwen’. In: Kunst & Educatie, 1988, 2, p. 45-52. Kunstbeschouwing na de oorlog werd bepleit door W. van Ringelestein, Reflectieve en productieve beeldende vorming. Zienswijzer (3), Amsterdam 1985. Daartegenover werd ervaring van het ambacht verdedigd door G. van Zon in: ‘De kunst afkijken: over integratie tussen de beeldende vorming en de kg/kb’. In: H. van Rheeden (red.), Kunstgeschiedenis in het onderwijs. Groningen 1985, p. 44-62. |
- | Blz. 8. In kolom 3 is sprake van de ontwikkelingstheorie van Piaget en van modellen. Zie daarvoor: A.W. van Haaften e.a., Ontwikkelingsfilosofie. Een onderzoek naar grondslagen van ontwikkeling en opvoeding. Muiderberg 1986. Ook: M. Parsons, How we understand art? A cognitive developmental account of aesthetic experience. Cambridge 1987; V. Bergman, Leren van en over dans'. In: Determinanten van leren over kunst, Katernen Kunsteducatie, LOKV Utrecht, 71-83; D.H. Hargreaves, ‘Heeft onderzoek naar esthetische muziekrespons implicaties voor de kunsteducatie?’ In: Art & Fact. Leereffecten van kunsteducatie. Katernen Kunsteducatie, LOKV Utrecht 1995, p. 28-36. Zie ook: C. Koopman, Keynotes in Music Education. A Philosophical Analysis. Diss. K.U. Nijmegen. Degene die een model ontwierp voor het leren over kunst waarin drie activiteiten samengaan, was D. Palmer Wolf, ‘Artistic Learning as Conversation’. In: D.J. Hargreaves (ed.), Children and the Arts. Buckingham 1989. |
- | Blz. 9. Over fictieonderwijs in de basisvorming schreven H. Bonset, M. de Boer, T. Ekens, Nederlands in de basisvorming. Een praktische didactiek. Muiderberg 1992. In kolom 3 is sprake van een docent die haar leerlingen wél een voorkeursgedicht laat overschrijven en ze hun voorkeur laat verantwoorden. Deze opmerking verwijst naar mijn oud-leerling en docente Riet Ross, ‘Ervaringen in mijn literatuuronderwijs’. In: W. de Moor (red.), Alwat vanzelve wast, behoeft men niet te zaaien. K.U. Nijmegen 1984, p. 104. |
illustratie: Willem Frederik Hermans. Manuscript in een kliniek gevonden Uit: Zienderogen Kunst
|
|