| |
| |
| |
Leeswijzer
Opnieuw Nederlandse klassieken, opnieuw een doodgeboren kindje?
Oudere collega's weten het nog: die Bibliotheek der Nederlandse Letteren, samengesteld door de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden en de Koninklijke Vlaamse Akademie te Gent, in de redactie waarvan P.N. van Eyck, de grote medievist Van Mierlo, de grote onderwijsman Moller en de grote foute volkskundige De Vries zaten.
De eerste delen verschenen in 1939, de laatste in 1950, en al gauw waren ze, dankzij de ramsch, een schat voor elke neerlandicus. Zij het dan dat de leren rug vervangen was door linnen rond karton. In deze Bibliotheek der Nederlandse Letteren zat zowat alles in wat standaard was, van Middeleeuwen tot eind negentiende eeuw. Latere pogingen om een selectie uit de klassieken van onze eigen literatuur aan te bieden zijn steeds gestrand op de kosten, het gebrek aan belangstelling, de populariteit van de pocket en waarschijnlijk gebrek aan beleid. Een paar delen verschenen en dan was het weer afgelopen.
Voorbeeld daarvan is de reeks die onder dezelfde titel Bibliotheek der Nederlandse Letteren, met een Raad van Advies, bestaande uit renommés als Fens, Lissens en Sötemann, in 1978 door Elsevier werd begonnen. Een dozijn delen-Ridderverhalen, Hadewijch, Hoofts Historiën, Bredero's toneelspelen (en typerend voor de tijd: géén Vondel!), Sara Burgerhart, Camera Obscura, Max Havelaar, Emants' Inwijding, De kleine Johannes, Van oude mensen, Verhalen van Van den Woestijne en Zuster Virgilia van Walschap -, en dat was het dan. Zelfs Polak die zijn eigen Nederlandse Klassieken uitbracht hield 't op toevalstreffers: vrijwel onbekenden als Tengnagel en Van Oudshoorn naast klassiekers als de gedichten van Gorter en Bloem. Polak was afhankelijk van het aanbod dat tekstbezorgers hem deden.
Met onze literatuur in vertaling hetzelfde liedje. De Bibliotheca Neerlandica, waarvan de eerste delen in 1965 op de Engelse markt kwamen - Reynard the Fox, Mediaeval Netherlands Religious Literature, The Garden where the Brass Band Played (Vestdijk), Three Novels (Elsschot), The House on the Canal (Coenen) en Alienation (vertaling van Van Oudshoorns Willem Mertens' levensspiegel)- haalde het dozijn niet, terwijl men veel meer titels op het programma had.
Wat zakelijk inzicht betreft was het Spectrum van de Nederlandse Letterkunde van M.C.A. van der Heijden uit 1967 een (populaire) uitgave die er zijn mocht. Vijfentwintig delen met daarin de teksten die op school gebruikt konden worden, volgens planning verschenen goed gekozen en eenvoudig ingeleide teksten waar je op school mee uit de voeten kon, gebonden en als pocket betaalbaar.
Enige skepsis is dus gewettigd nu op 26 mei door staatssecretaris Aad Nuis het startschot is gegeven voor de productie van weer een nieuwe reeks Nederlandse klassieken, de Deltareeks. Het ministerie, de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde en de literaire uitgevers hebben elkaar gevonden in een Stichting Nederlandse Literaire Klassieken, die verantwoordelijk is voor de tekstkeuze en de kwaliteit van de reeks. Belangrijk is de ruggesteun van het Nederlands Productie- en Vertalingenfonds, dat in elk geval financieel het oog houdt op wat door de deskundigen wordt voorgesteld. Dat fonds is dankzij Frank Ligtvoet en zijn opvolgster Rudi Wester erg opgeknapt en haar betrokkenheid neemt wat weg van de terughoudendheid die o.i. geboden is.
De leesedities, bedoeld voor lezers met een brede literaire belangstelling, zijn, aldus de foldertekst ‘niet overladen met gespecialiseerd wetenschappelijk commentaar’. Die opmerking geeft te denken wanneer je ziet dat de Camera Obscura wordt gepresenteerd met een even dik boekdeel commentaar als de schetsen en novellen zelf vormen. Tóch zwaar wetenschappelijk, is de eerste reactie: 380 bladzijden Hildebrand, 390 bladzijden toelichting, bijeengebracht over een periode van veertien jaar door zes geleerden die in het voorwoord van de vier redactieleden vijfentwintig personen en instanties be- | |
| |
danken voor hun informatie en hulp. Er is duchtig over nagedacht en waarom zouden we daar niet gelukkig mee zijn? Als je wilt kun je veel overslaan van al die kennis en weetjes.
De gekozen route is die van de ‘synthese van een leeseditie en een studie-editie’. Ze is in alle opzichten wetenschappelijk verantwoord, zowel de tekst zelf, gebaseerd op de eenentwintigste druk, dat is de laatste die Beets zelf heeft verzorgd, als de inleiding. Deze bevat Beets' leven, de situering van de Camera in de (literatuur)historische context, de receptie door de jaren heen en de drukgeschiedenis. Verder komen ze aan die 390 bladzijden met drie bijlagen, de aantekeningen bij de Camera, de bibliografie, Hildebrands eigen commentaar ‘Na vijftig jaar’ uit 1887 en het alphabetisch register van namen en woorden. Niét zwaar wetenschappelijk is de erkenning, wanneer je op je gemakje door het commentaardeel hebt gebladerd en met genoegen vaststelt dat alles zodanig is opgeschreven en toegelicht, dat de kennis van en het inzicht in de Camera Obscura erbij wint.
Of dan die Camera zelf zoveel aandacht waard is lijkt mij vraag twee, maar dat hangt ervan af of je zelf plezierige herinneringen hebt aan deze evergreen van onze letterkunde of eerder het negatieve oordeel van Brandt Corstius deelt over deze uitspatting van burgerlijke mufheid. Mij lijkt het zonder meer een genoegen om de verhalen en schetsen te herlezen en mogelijk zelfs vóór te lezen uit een zo plezierig vormgegeven, gebonden boek, dat prettig openvalt in de handpalm. De prijs van f 75, - is een uiterst vriendelijk, maar daar heeft ongetwijfeld elke Nederlandse burger, ook de niet-lezer, aan meebetaald. Waardering moet er zijn voor Peter van Zonneveld die al in 1984 het initiatief nam tot een uitgave als deze, en voor zijn mederedacteuren Willem van den Berg, Henk Eijssens - ook al zo'n doordouwer - en Joost Kloek. En Athenaeum-Polak & Van Gennep - eigenlijk dus Querido, onze meest durvende literaire uitgeverij van het ogenblik - dat de honneurs waarnam voor de Stichting Nederlandse Literaire Klassieken. KC
| |
De kleine gedigten en de opvoeding
Dat in dezelfde reeks de Kleine gedigten voor kinderen van Hieronijmus van Alphen konden verschijnen, vervult deze lezer met minstens zoveel vreugde. De bezorger van de gedichten is de kenner bij uitstek van de achttiende-eeuwse literatuur voor jong en oud, P.J. Buijnsters, en dat alleen al garandeert een perfecte uitgave, afgewogen, geen woord te veel, en alles terzake. Buijnsters schreef uitstekende biografie'n over achttiende-eeuwse auteurs: Feith, Justus van Effen, Wolff en Deken, Van Alphen, die stuk voor stuk recht doen aan de betrokken schrijvers en de lezer invoeren in de periode van overgang van rationalisme naar romantiek. Met zijn vrouw Leontine Buijnsters-Smets stelde hij een Bibliografie van Nederlandse school- en kinderboeken 1700-1800 samen (1997) en daaraan ging van eigen hand een algemeen gewaardeerde inleiding vooraf over Het verzamelen van boeken (1992).
Iedere Nederlander kent wel een páár van Van Alphens opvoedende gedichtjes - De ledigheid, Het gebroken glas, De pruimeboom, De waare vriendschap, De onbedagtzaamheid en De liefde tot het vaderland - of regels als ‘Ik ben een kind,/Van God bemind’,
| |
| |
‘Mijn vader is mijn beste vrind’, ‘Mijn speelen is leeren, mijn leeren is speelen, / En waarom zou mij dan het leeren verveelen?’ en ‘Eén uur van onbedagtsaamheid / Kan maken dat men weeken schreit’. We lazen die doorgaans in vrij onooglijke boekjes en daarom alleen al is het een plezier deze uitgave ter hand te nemen, om dezelfde reden als de Hildebranduitgave.
Meer dan Hildebrand is Van Alphen een auteur van wiens werk de opvoeder kennis behoort te nemen. Van Alphen was de eerste schrijver in de achttiende eeuw die zich rechtstreeks tot de jonge lezer richtte en dat deed als pedagoog. Buijnsters laat in zijn ‘Nawoord’ zien hoe Van Alphens pedagogisch ideaal eruit zag en hoe hij in navolging van de filosofen Locke, Rousseau en Basedow en met name Locke het accent ging leggen op het spelende leren. Hoewel Locke zijn Some Thoughts concerning Education al in 1693 had gepubliceerd, kwamen ze bij ons in het midden van de achttiende eeuw in de belangstelling door de vertaling in 1753 van Pieter Adriaen Verwer. Rousseau gaf negen jaar later, in 1762, de impuls van het leren in vrijheid - stop kinderen niet vol met feitenkennis, werk toe naar inzicht -. Basedow, die in Dessau in 1774 een modelschool inrichtte, wilde stimuleren tot zelfwerkzaamheid, lichamelijke harding, aanschouwelijk onderwijs, zedelijke vorming door middel van moraliserende vertellingen, en een kindvriendelijke benadering door een systeem van straffen en belonen. Die aanpak ging in zijn Tüchtigkeit velen te ver, maar de principes werden gewaardeerd. Ze sloten aan op de christen-humanistische en streng-gereformeerde opvoedingstradities, waarin het kind centraal stond.
Naast de principieel-pedagogische impulsen waren er voor Van Alphen poëtisch-pedagogische, die uitgingen van twee Duitse voorgangers, Weisse en Burmann. De een had in 1767-1769 voor zijn eigen kinderen de bundel Lieder für Kinder geschreven, de tweede schreef kindergedichten met een vaderlandslievend accent. Van beiden heeft Van Alphen geleerd, maar hij heeft hun gedichtjes niet zonder meer vertaald of bewerkt. Buijnsters onderkent in Van Alphens poëzie diens ‘fenomenaal vermogen om in zeer pregnante taal en in het kortst mogelijke bestek een compleet normenpatroon, dat van de gevoelige Verlichting, gestalte te geven’. Hierop laat Buijnsters een analyse van de voornaamste aspekten van deze gedichten volgen waarmee men als lezer zijn voordeel kan doen. Uiteraard krijgt men de geschiedenis te lezen van de prentjes bij de gedichten en volgen alinea's over ontvangst en waardering. Een lijst van uitgaven van de gedichten, vertalingen (in het Frans, Duits, Engels, Maleis en Fries), een toelichting op de tekstuitgave, een beknopte literatuurlijst en de aantekeningen completeren een fraaie, deskundige uitgave, die het ook voor havo- en vwo-leerlingen met enige pedagogische belangstelling mogelijk maakt zelfstandig thuis te raken in de facetten van dit werk. Nog afgezien van de andere, meer gewone lezer, voor wie de uitgave een feest der herkenning is. En ook deze gebonden uitgave voor een civiele prijs, nog geen veertig gulden.
Meer uitgaven in de reeks
Dat de Deltareeks naast deze twee uitgaven met complete teksten ook openstaat voor bloemlezingen uit een oeuvre, blijkt uit de aanwezigheid van het derde boek in het eerste aanbod van de reeks: Maerlants werk, met als wervend bedoelde ondertitel ‘juweeltjes van zijn hand’. Het gaat hier om een forse selectie uit werk dat oudere collega's wel kennen uit de reeks Zwolse Drukken en Herdrukken, zoals fragmenten uit Alexanders Geeste, Merlijns boec, Sinte Franciscus Leven, Der naturen bloeme en de Spieghel historiael, en daarnaast in hun geheel de strofische gedichten Wapene Martijn en Van den lande van oversee. Ingrid Biesheuvel stelde deze bloemlezing samen en laat de Middelnederlandse tekst vergezeld gaan van een vertaling in hedendaags Nederlands. Deze uitgave verscheen niet bij Athenaeum (= Querido), maar bij Ambo / Amsterdam University Press en kost f 69,90.
Voor het najaar zijn aangekondigd een uitgave met religieuze po'zie uit de zeventiende eeuw, getiteld Het hart naar boven, en de gedichten van Jacques Perk. Voorjaar 1999 volgen dan, ijs en weder dienende, Poëzie en proza van Guido Gezelle en twee toneelstukken van Bredero, Moortje en Spaanschen Brabander. En daarna? We wensen de Deltareeks een blijvend goed gesternte toe, wie weet lukt het dan het sukses van de Bibliotheek der Nederlandse Letteren te herhalen: een groot aantal toonaangevende titels te brengen. Moge de verramsjing tot minstens 2010 uitblijven. Dan hebben de studenten tenminste een koopje (zouden er tegen die tijd nog jonge mensen zijn die iets zien in de Nederlandse literatuur?). KC
| |
| |
| |
Haye van der Heyden
Liefde.
Elzenga 1998, f 25,95/BF 519
In een vorige aflevering van Tsjip/Letteren heb ik enige positieve aandacht besteed aan Van der Heydens boeken over Jeroen en zijn vriendinnetje Pauline. Onderwerp van de boeken is de ‘relatie’ tussen beiden, die van voorzichtig aaien langzaam volwassener wordt en nu dan aangeland is bij de echte liefde. Nou was Jeroen in het vorige boek al door een bewonderd meisje uit 5A ingewijd in het echte werk, maar dit laatste deel dient om de verhouding tusen J en P mooi af te ronden. ‘Ze krijgen elkaar’ dus, ook in het lichamelijke. En ik moet zeggen, dat beschrijft Van der Heyden bijzonder oprecht. Niks geen zwoele suggesties of sensatiezucht, nee, invoelbaar en met respect.
Met het vorderen van de reeks is ook de leeftijd van de beoogde lezersgroep toegenomen, zodat Liefde waarschijnlijk het aantrekkelijkst is voor 12-en 13plussers, al vertelde een collega mij dat hij er ook veel succes mee had geoogst in een brugklas vbo. KH
| |
Publius Vergilius Maro
De zwerftochten van Aeneas,
naverteld door Paul Biegel met illustraties van Fiel van der Veen.
Holland, 1998, f 49,90.
Dat Paul Biegel een oud verhaal nieuw leven in kan blazen, heeft hij heel lang gelden al bewezen met zijn bewerking van de Reinaart. Mijn exemplaar daarvan is van 1972. Die vertaling was eigenlijk zo trouw, dat ik er niks op tegen vond om mijn studenten toe te staan hem te lezen in plaats van de originele tekst. Mijn collega's, die kennelijk ‘zuiverder op de graad’ waren dan ik, staken daar echter een stokje voor. Misschien is dat maar goed ook, want nu hebben hun studenten in elk geval zelf van die prachtvondsten onder ogen gehad als dat Bruun ‘rutste over sinen steert’, iets wat niet helemaal recht gedaan wordt met ‘ging op zijn achterste zitten en begon moeizaam voort te schuifelen.’ Biegels Reinaart is overigens, zoals u waarschijnlijk wel weet in 1996 ‘vervangen’ door een moderner bewerking door Henri vandaele en peter Vos in de reeks Averbode Klassiekers.
Een veel vrijere bewerking maakte Biegel in 1990 van ‘een Brandaanmythe’ onder de naam Anderland. Ook deze (zeer vrije) bewerking is terecht door iedereen geprezen.
En nu is er dan bij dezelfde uitgever deze navertelling van de Aeneis verschenen. En die is niet minder dan magnifiek. Ook dank zij de prachtige illustraties, gemaakt naar afbeeldingen op oude vazen e.d., maar heel duidelijk in dienst gesteld van dit ene verhaal. Een aantal; malenheft hij ook met zijn computer getekend. Omdat Biegel (of de uitgever) zich kennelijk heeft gerealiseerd dat tegenwoordig lang niet iedereen meer weet ‘wat eraan voorafging’, is in een Het Begin uiteengezet hoe de oorlog om Troje ontstaan is. Of misschien moet je zeggen niet ontstaan, maar door de goden veroorzaakt. In de beste traditie van het klassieke geloof dat de goden spelden met de mensen om hun verveling te verdrijven. Biegel zegt het zo: ‘...maar eigenlijk waren het de goden en godinnen die hun onderlinge haat tegen elkaar via de mensen uitspeelden...’ Daarna volgt het verhaal zelf, inhoudelijk trouw weergegeven, niet vertaald uit het Grieks, maar vooral ontleend aan de Nederlandse prozavertaling van M.A. Schwartz. Ik ben, net als Biegel, niet meer in staat om met mijn gymnasium-Grieks te beoordelen of de oorspronkelijk tekst recht wordt gedaan. Wel vind ik dat de oorspronkelijke sfeer zeer goed getroffen is. En daardoor is dit een prima boek om de jeugd kennis te laten maken met een van de grote werken uit de wereldliteratuur. Waarmee, met die kennismaking, niet vroeg genoeg begonnen kan worden,
Ook de taal is meestal sprankelend, een enkele keer naar mijn smaak wat al te ‘snel’. Misschien moet in die categorie ook het anglicisme ‘meest besmettelijke’ (blz. 57) worden ondergebracht. Dat is een trend die niet meer te keren valt, maar ik vind dat in literaire boeken dit nog steeds niet geaccepteerd mag worden. Deze omschrijving van comparatief en superlatief met meer en meest is bijna nooit helderder dan de gewone Nederlandse vorm met -er en -st. En hoever dat vreemdgaan met het Engels al gevorderd is, bleek, toen ik een commentaarstem bij beelden van de Tour de France hoorde zeggen: ..meest gelukkigste.’ Wat jammer is, is dat er een paar foutjes zijn blijven staan, die er door de redactie uitgehaald hadden moeten worden. Zo spreekt Charon op blz. 94: ‘Levende lichamen horen hier niet thuis en zet ik niet over!’ Een onvervalst zeugma. En ik vond op blz. 110 een incongruentie: ‘Zijn woede en moordlust verspreidde zich over de hele stad...’
Maar, nogmaals, het is een magnifiek boek. Ook qua uiterlijke verzorging: royaal opgezet, glanzend papier en met sfeervolle illustraties. KH
| |
| |
| |
Imme Dros
De macht van de liefde, de mythen van Pygmalion, Narkissos, Tereus, Orfeus en Helena;
met prenten van Harrie Geelen, Querido 1997 f 24,90/BF ???
Het gaat goed met de klassieken. Behalve Biegel heeft ook Imme Dros weer een waardevolle bijdrage geleverd aan het behoud van het klassieke erfgoed. U weet allemaal dat zij een inmiddels zeer respectabel aantal vertalingen en bewerkingen op haar naam heeft, waarvan de bekendste en bewonderenswaardigste de Odyssea is, waar de jeugdversie Odysseus, een man van verhalen bij hoort, als ik dat zo oneerbiedig mag zeggen.
De eenheid in haar nieuwste boekje wordt gevormd zoals ze zelf schrijft: ‘Dit zijn de mythen van Afrodite, godin van de liefde, die onschuldig glimlacht, maar slaapt met de god van de oorlog.’ Ook in dit boekje geeft Dros er weer blijk van dat ze diep is doorgedrongen in de sfeer van de oude orale vertellers. Zo begint zij de mythe van Narkissos als volgt: ‘Vrienden, hier volgt de mythe van de mooie Narkissos, naar wie een bloem werd genoemd: de narcis, bloem van de lente die al verwelkt en verdort voor de zomer echt kan beginnen.
Deze geschiedenis van Narkissos is vreselijk treurig, wees gewaarschuwd en sla hem over, hij is om te huilen.
Wie eigenwijs is en verder leest moet het zelf dan maar weten.’
Meer dan aanbevelenswaardig, misschien in wat ‘a-culturele’ klassen om vooral uit voor te lezen. KH
| |
Joke van Leeuwen & Malika Blain
Bezoekjaren
Querido 1998. f 27,50/BF ???
Malika Blain zal wel de bron van het verhaal zijn, maar Joke van Leeuwen is in elk geval de schrijfster van het boek. Zij verplaatst zich in de persoon van Zima, een Marokkaans meisje uit een heel arm, maar aanvankelijk niet ongelukkig gezin in Casablanca. Dat gezin woont in de zeventiger jaren met z'n zessen of zevenen in een eenkamerwoning met lekkegolfplatendak zonder enig comfort. Je zou zeggen: volkomen ‘harmloze’ mensen dus, maar ook zij worden door het regime niet met rust gelaten. De oudste zoon, Amrar, wordt door de geheime politie opgepakt wegens subversieve activiteiten, gemarteld, veroordeeld en voor vele jaren achter de tralies gezet. Later wordt ook nog zijn iets jongere broer gearresteerd, maar die komt wat eerder vrij. Hun enige misdaad is dat zij het regime ergeren met hun pogingen verbetering te brengen in de situatie van de armsten. Zij zijn ‘voor het volk.’
Familieleden mogen hun zoon en broer zo nu en dan bezoeken en als ze geluk hebben komen hun meegebrachte gaven (eten, warme kleren en een gitaar) inderdaad een enkele keer bij hem aan. Meestal raken ze onderweg bij een van de bewakers ‘zoek’.
Bezoekjaren vertelt wat voor desastreuze uitwerking een dergelijke situatie op het gezin van Zima heeft.
Van Leeuwen kiest het personale perspectief van Zima, die bij het begin 8 en aan het eind 15 jaar is. Door dat beperkte perspectief biedt zij de ironische distantie van een kind dat van alles waarneemt waarvan het de betekenis niet begrijpt, maar dat voor de lezer meestal wel duidelijk is. In het eerste gedeelte is dat heel geloofwaardig en geeft het het verhaal juist meerwaarde, maar als Zima wat ouder wordt, krijgt het toch wat gekunstelds. En dat ondanks het feit dat de ironische afstand dan wat minder wordt. Een kind van 15 in dat soort situaties is volgens mij wereldwijzer. Maar ja, wie ben ik? Misschien vindt u het wel zeer raak getroffen.
Ik denk dat tweede- en derdeklassers ervan zullen smullen, o.a. juist vanwege die ironie. KH
| |
Hans Manders
Bestemming onbekend
Ploegsma 1997 f 27,50/BF 550
Eerst even iets wat maar zijdelings met dit boek te maken heeft. Vlaamse uitgeverijen geven zover ik weet bijna allemaal hun prijzen in franks en ook in guldens. Waarom doen Nederlandse uitgevers niet hetzelfde omgekeerd? Ploegsma gelukkig wel en dat verdient eervolle vermelding.
Nu het boek. Manders is een debutant. Hij is leraar Nederlands in Brabant. Eerst dacht ik in Helmond, want daar staat een Jan van Brabantcollege, een naam die in dit boek een rol speelt, maar het blijkt Heeswijk Dinther te zijn. Leraren Nederlands worden geacht beter dan wie ook te weten wat er in de moderne jeugd omgaat, als ik de achterflap mag geloven. Ik laat het oordeel overigens graag aan de lezer. Wat volgens mij wel zeker is, is dat Manders een vertegenwoordiger is van de moderne jeugdboekenschrijvers die erg veel realiteit in hun boeken doen. Onderwerpen aan de orde stellen waar jonge mensen, adolescenten, mee geconfronteerd worden en waarover zij informatie en ervaringen van anderen wel willen hebben. Mits goed geschreven de echte plaatsvervangende ervaring. Tot die onderwerpen behoren zeker ook ziekte en dood en de manier om daaraan een plaats in je leven te geven.
En daarover gaat Bestemming onbekend. De moeder van 15-jarige Femke wordt tijdens de afwas onwel en valt even later dood met het hoofd op de tafel. Gewoon, zonder meer. Nu was ze tijdens een vakantie-uitstapje een jaar tevoren ook even buiten bewustzijn
| |
| |
geweest zonder aanleiding, maar deze dood komt voor iedereen volstrekt onverwacht. Niet alleen Femke moet daaroverheen zien te komen, ook haar broer Jeroen en haar vader. Ieder doet dat op zijn eigen manier. Jeroen vooral door zich af te sluiten, vader vlucht in zijn werk en bij vlagen in drank, al doet hij ook zijn best om een goede vader te zijn die de moeder vervangt, Femke probeert het vooral door brieven aan haar moeder te schrijven op mintgroen briefpapier dat ze van moeder gekregen had en die zij met ‘bestemming onbekend’ zou willen versturen, maar ja, waarheen. Het rouwproces dat zij doormaakt, is heel geloofwaardig. Zij isoleert zich van haar vriendinnen, want ‘wat weten die nou van de dood’, zij koestert bij vlagen een doodsverlangen, verwijt haar moeder desertie, is op school alleen lichamelijk aanwezig enz. Pogingen om haar te helpen worden meestal afgeslagen, en als ze aanvankelijk welkom zijn, zoals van haar geschiedenisleraar, vindt ze ze na korte tijd opdringerig.
Maar dan overkomt haar op een dag iets wat eigenlijk niet mag: ze wordt verliefd op Jacco, een tamelijk nieuwe jongen in de klas, die ook zijn moeder kwijt is, alleen die is niet gestorven, maar weggelopen. ‘Beter een dode moeder dan geen moeder.’ En zo herneemt het leven toch zijn gewone gang, waardoor Femke na vier maanden aan haar moeder kan schrijven: ‘Maar misschien komt er een dag waarop ik me kan verzoenen met het onuitwisbare feit dat jij veel te vroeg uit ons leven wegging.’
Manders heeft zijn verhaal goed opgezet. Een tijdlijn in het vertelheden, terugblikken ter verklaring en de brieven aan haar moeder, als het ware gedeeltes uit Femkes dagboek. Het perspectief is wisselend personaal, wat voor de spanning positief is. Zijn stijl en taalgebruik zijn adequaat, niet bijzonder. Mijn enige kritiek is eigenlijk dat hij de informatie voor de lezer soms nog wat onhandig formuleert. Zo staat er op blz. 139 in een brief van Femke aan haar moeder (die zelf lerares was) ‘Voltooid verleden tijd zou Mulder, mijn lerares Nederlands (onderstreping van K.H.), waarschijnlijk zeggen.’ Zo'n bijstelling is tussen dochter en moeder onnodig en waarschijnlijk zelfs ondenkbaar als ze een goede verhouding hebben gehad waarin de school geregeld besproken is.
Verder vind ik het een geslaagd debuut en ik verwacht dat Manders zijn plaats wel zal veroveren. KH
| |
Literatuur zonder leeftijd
is een tijdschrift voor de studie van kinder-en jeugliteratuur, een uitgave van de Stichting ter Bevordering van de Studie van de Kinder- en Jeugdliteratuur. Dit tijdschrift begon in 1986 als ‘Documentatieblad kinder- en jeugliteratuur’ uitgegeven door wat toen heette het Landelijk Platform Kinder- en Jeugdliteratuur.
Ter afsluiting van elf jaargangen verscheen als nummer 44 (elfde jaargang winter 1997) een ‘companion’, een overzicht van de afgelopen elf jaar met beschouwingen van en over auteurs van kinderboeken, historische bijdragen, nationale en internationale juerering, verslagen van sympiosia, onderzoeksresultaten. Er zijn bijdragen over leesbevording, literaire vormning, literatuuronderwijs; analytische artikelen; scholingsprgogramma's, uitegeverskwesties etcetera.
Met dit overzicht laat ‘Literatuur zonder leeftijd’ zien dat het een periodiek is dat geraadpleegd kan en moet worden waar het gaat om literaire vorming en literatuuronderwijs. Het ‘Companion’ biedt een goede toegang tot het tijdschrift, omdat het niet alleen opsomt wat er in elf jaren is gepubliceerd, maar dat doet in de vorm van korte annotaties van artikelen en beschouwingen. Het ‘Companion’ maakt zo ook duidelijk dat de boven aangeduide diverse rubrieken niet steeds evenveel aandacht hebben gehad. Dat kan ook niet, er verschijnen immers veel meer kinderboeken dan onderzoeksrapporten. Toch zou de discussie over lezen, ontlezing en literaire vorming aan waarde kunnen winnen als er meer aandacht kwam voor onderzoek in dezen. ‘Literatuur zonder leeftijd’ zou het belang van onderzoeksresultaten wellicht kunnen laten zien door daar meer aandacht aan te besteden. Maar los van dit kritiekpuntje blijft ‘Companion’ een bijzonder informatieve publicatie. ‘Companion’ is te verkrijgen bij het secreatariaat van de Stichting ter bevordering van de Studie van de Kinder- en Jeugliteratuur. Postbus 17162, 1001 DJ Amsterdam.
PHvdV
| |
Letterlik
Literair tijdschrift, instituutsblad van de vakgroep Nederlands aan de universiteit van Nijmegen presenteert als nummer XII-3 een themanummer over ‘Film en Literatuur’. De redactie formuleert de samenhang van beide kunstvormen aldus: ‘film en literatuur (zijn) twee kunsten die zeker met elkaar te verbinden zijn en in sommige gevallen zelfs zeer in elkaar overlopen. Met andere woorden, de grens ligt niet bij de boekverfilmingen, maar zet in de breedte uit.’
Artikelen gaan onder meer over films en songs van de Beatles, Madame Bovary, Lolita, Woody Allen, over het ‘Turkooizen scheepje van verschil’ (twaalf jonge Vlaamse dichters, uitgegeven bij Prometheus 1997) en ‘Titanic’, Karakter.
Het postadres van Letterlik is: Vakgroep Nederlands, Erasmusplein 1, Postbus 9103, 6500 HD NIjmegen.
PHvdV
|
|