[Nummer 1]
Tsjip
‘Tussen “Er was er eens...” en “Ze leefden nog lang en gelukkig...” speelt zich het sprookje af en hoewel het de bedoeling lijkt dat de lezer of luisteraar zich laat voeren door de gebeurtenissen die door die eerste en laatste zin in het verhaal worden opgeroepen, zijn het juist die twee zinnen die het doen. “Er was eens...” en “Ze leefden nog lang en gelukkig” geven weer hoe wij de wereld zien: als een gebeurtenis met een onduidelijk begin en een, voorlopig, onduidelijk einde. Daartussen bevindt zich ons verhaal en onze beperking, en hoewel elk sprookje probeert verschillende gebeurtenissen bij elkaar te brengen om zo het magische moment van de clou, de frappe of de plot te bereiken, weten we altijd dat we alleen maar lazen, of zagen, wat zichtbaar of leesbaar was, en dat is de representatie van iets onduidelijks.’
Marcel Möring, In Babylon, Meulenhoff, Amsterdam 1997, p. 75.