Tsjip. Jaargang 5(1995)– [tijdschrift] Tsjip/Letteren– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] [Nummer 3] Tsjip ‘Zó dus wijzigt de tijd de gedaante van heel deze wereld; d'aarde komt achtereenvolgens van d'ene staat in de and're: wat zij kon scheppen, vermag zij niet meer - wat zij nièt kon, vermag ze. Talrijk waren toen ook de misgeboorten die de aarde schiep in haar pogen - er kwamen er vreemd van gestalte en organen: hermaphroditen, een tussenvorm, tot geen der sexen behorend; sommigen hadden geen voeten, weer anderen misten de handen, stommen ook waren erbij - zonder mond - en gezichtloze blinden, ook verstijfden, met leden geheel vergroeid met het lichaam, zodat zij niets konden doen of èrgens heen zich bewegen, of ontwijken 't gevaar of nemen wat zij behoefden. Meer heeft zij van deze monsters en misgeboorten geschapen maar tevergeefs: de natuur toch ontnam hun de kans om te groeien. Niet konden zij de bloei, de begeerde, van 't leven bereiken, evenmin vinden hun voedsel of samenkomen in liefde. Immers wij zien dat er veel moet samentreffen in de schepping, opdat de soorten 't geslacht door voortplanting nieuw kunnen vormen: voedsel moet er eerst zijn en dán een weg door de organen waarlangs 't bevruchtend zaad, afgescheiden uit 't lichaam, kan vloeien; opdat het wijfje met 't mannetje zich kan verenigen, moeten beide organen bezitten voor 't mingenot en de paring.’ Lucretius, De Rerum Natura (vertaling Ida Gerhardt) Vorige Volgende