guren gaat als Ronald Giphart, Rob van Erkelens, Hermine Landvreugd, Joris Moens-, maar ook betekent die vlag voor de stuurlui aan wal, dat er een lading wordt binnengevaren die per definitie van ietwat twijfelachtige kwaliteit is. ‘De auteur kan wel schrijven maar heeft niks te zeggen’, of ‘Wat een treurigstemmend stuk van de werkelijkheid wordt hier in woorden weergegeven’, of ‘Neuken, neuken, en verder niks’.
De benadering is als vanouds.
Vanaf de Olympus kijken de literaire goden en halfgoden en hun gevolg, neer op de aanstormende helden, snuiven van de wierook die zij zichzelf toezwaaien (herinnert u zich het opinieweekbladhoofdartikelkletsgesprek tussen Mulisch, Hofland en Blokker: ‘Ja, de grote schrijvers blijven toch de Grote Drie, ...die hebben De Oorlog tenminste meegemaakt’) en lachen schamper om de pogingen van die jonge helden om de wereld van de literatuur te veroveren. Wilt u nog wat citaten:
‘De pueriele omgangsvormen en gedachtengangen in dit boek [Giph] zijn over het algemeen te genant voor woorden, niet in de laatste plaats vanwege het studentikoze, ironische toontje....Dit is proza waar geen ander woord voor is dan: kinderachtig.’ (T.v. Deel in Trouw 11-2-1993)
‘De hele roman Het uur van lood zegt eigenlijk niets anders dan “ik verveel me”; hij drukt te weinig uit.[...] Van Erkelens heeft het geloof in de mens opgegeven’ (Gert Jan van Schoonhoven NRC 14-1-'94)
‘Het gebrek aan schuldgevoel en moreel besef is verontrustend’ (Arjan Peters over Het zilveren theeëi in De Volkskrant 4-6-'93)
‘In die elf dagen die van Bors leven beschreven worden, is nauwelijks iets écht opwindends gebeurt [..]dit zestienjarig wereldbeeldproza in MTV- en RTL-taal kan doodvermoeiend zijn’ (Frank de Rover over Bor van Joris Moens, in Vrij Nederland 29-1-'94).
Alle vier de genoemde boeken zijn boeken van deze tijd, boeken waar ongetwijfeld het een en ander op aan te merken valt. Het zijn niet de definitieve meesterwerken van gearriveerde auteurs, maar uitstekend leesbare boeken die de geest van deze tijd ademen, die op navrante of humoristische of onderkoelde wijze laten zien hoe jongeren van nu de werkelijkheid beleven.
Het uur van lood is bepaald geen vrolijk boek: de hoofdpersoon, twintiger, voelt zich alleen, onthand door de afwezigheid van zijn vriendin. Drie dagen volgen we hem in zijn rommelig bestaan dat hij met allerlei kunstgrepen en pepmiddelen leefbaar poogt te maken. Maar de herinneringen aan zijn aan longkanker overleden vader en de confrontaties met zijn dementerende moeder drukken hem terneer: zijn ‘harddisk is overvol en kapot’. Hij zou het gevoel willen hebben, ‘echt te léven’, maar weet niet hoe dat te bereiken. Veel uitzicht op verbetering is er niet, al eindigt de roman, waarin voortdurend ‘gezapt’ wordt, met de zin: ‘TV uit. Ogen open.’
Het zilveren theeëi heeft als motto een veelzeggend citaat van Raymond Carver: ‘Any minute now, something will happen.’ De vijf verhalen waaruit het boek bestaat, variërend in lengte van zo'n dertig tot zeventig pagina's, hebben allemaal hoofdpersonen zonder duidelijk doel, zonder duidelijke achtergrond. Of schoon ik als lezer bijna steeds een gevoel van leegte, van tries-