De trouw verachtenden jongman(ca. 1830)–Anoniem Trouw verachtenden jongman, De– Auteursrechtvrij Vorige [pagina 1] [p. 1] De trouw verachtenden jongman. Wijs van de stuure Maagd. 1[regelnummer] 'k Heb in den band van trouwen geen behagen, Schoon dat het vele jongheid vleid, Zonder te weten, een ieder wilt het wagen Maar het is veel te slegten tijd. Om te gaan trouwen, en huis te houwen, De man is slaaf en de vrouw slavin, Ik neem voor mij van deze last te schouwen, En 'k heb tot trouwen geenen zin. [pagina 2] [p. 2] 2[regelnummer] Veel van de jongheid die willen het proberen, Te komen in de slaven staat, Het is nog lastig al schoon zij accorderen, En als het dan kwalijk gaat, Dan is het paarken, binnen het jaarken, Vol armoed en hun kleeren kwijt, Dan gaan zij klagen bij moeder en vaarken, Ach God wat is het een slechten tijd. 3[regelnummer] Als zij getrouwd zijn tien dagen of drie weken Daar komt een kleintje voor den dag, Het is de mode gij moet er niet van spreken, Ik zien dat het gebeuren mag, De man geen ruste, het beneemt de luste, Hij gaat aan 't drinken en laat het werk staan, De vrouw krijgt slagen in plaats hij haar kuste, Dat heeft den band van trouw gedaan. 4[regelnummer] Men ziet de vrouw haar krullen niet meer dragen, Haar heele cieraad dat ligt op zij, Al de pomaden wordt uit het haar geslagen, Zij is van het palleren vrij, De moed gaat zinken, haar schoenen blinken Van kinderstront en de man is rijk, Want alle weken gaat hij twee dagen drinken, Dat is het jeugdig huwelijk, Vorige