Trou moet blijcken. Bronnenuitgave van de boeken der Haarlemse rederijkerskamer 'de Pellicanisten'. Deel 8: de boeken I, N, M en R
(1998)–Anoniem Trou moet blijcken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 283]
| |
Ga naar margenoot+Een ander Tafelspel van Drie personages Deerste genaempt Onbedochte Jonckheijt ende heeft een present twee vurige herten in een gecnocht Die tweede is genaemt sorgeloos Gemoet met een present een Toom Die Derde is genaemt versochte Wijsheijt ende heeft een present een serpentOnbedochte Jonckheijt
Hoe verheucht is Inwendich mijn herte van binnen
geheel sonder sorge sijn alle mijn sinnen
15[regelnummer]
tis niet dan vruecht en solaes dat ick gae hanteeren
te Loopen te Jaegen te vliegen te rennen
in alle wellusticheijt / en venus werck te beminnen
met dansen en springen en triumpheeren
mijn hert is geneijcht tot tick tackken verkeeren
20[regelnummer]
te scermen / te caetsen / te Dansen / te springen
| |
[pagina 284]
| |
Ga naar margenoot+en alle melodije van musijcke dagelicxs te geneeren
en met vrowe keelkens partije te singen
sonder swaericheijt te maecken in eenijge Dingen
25[regelnummer]
oick Die Luijt te gebruijcken soo Lange sij ons is beseven
wat datmen Denct terstont te volbringen
om dagelicxs met genuechte te Leven
soude ick mijn hier voor willen tot hijlijken geven
soo most ick wel Dwaes sijn van Tiribus geslacht
30[regelnummer]
maer coeta Die godinne heeft mijn bij gestaen
en Die saeck soo ingesien Dat ick niet en acht
op cupidoos pijlen scieten en slaen
al quam Mercurius en wilden mijn anders raen
soo en sal hij met sijn welspreekende tonge niet bedriven
35[regelnummer]
Dat Lantloopen muijsroncken wil ick niet versmaen
en mijn niet Laeten bedwingen al soutmen mijn ontlijven
want men heeft niet Dan raesen / knorren en kiven
Dus seg ick noch Twelck is een openbaer cout
hij en blijft niet gescooten Die sijn eijgen ware hout
| |
[pagina 285]
| |
Sorgeloos Ghepeijns
Hoe verbrutst ongeluckkich is een mensch gescaepen
Die een quaet wijff Dat mach ick weeten
ick mach niewers gaen off sij comt mijn betrapen
45[regelnummer]
principael als ick tot stroijter wat in off tot hoij inde wint ben geseeten
off tot Moij Jaepjen off int roo cruis geheel secreete
Die duijker speelter mee sij can mijn altoos vinnen
twaer noch een cleijn saeck / maer ick werder om gesmeeten
mijn Leeden onstuckken van buijten en van binnen
50[regelnummer]
Ick Drinck garen een Droncksken ick moetet bekinnen
en dat wil mijn wijff met gewelt niet Lijen
en seijt dan ghij potboeff twaer beter dat ghij die cost ginct winnen
voor u wijff en kinderen en u tot het werck ginckt vlien
ick Denck weer hoe mach sijt Dus benijen
55[regelnummer]
Dat ick eens Drincke soo garen als ickket Doe
noch wil sijt mijn alle Dagen gaen bestrijen
en seijt ghij hoerevoocht ghij sijt mijn al moe
ick swijge vast stille ende spreeck haer niet een woort toe
Denckende sij en heeft geen ongelijck Datse smalet
60[regelnummer]
Jae ick gaffer wel om een goe vette Lantmans koe
| |
[pagina 286]
| |
Ga naar margenoot+Dat onsen Lieve heer twijff mette kinderen al thuis hadde gehaelt
soo waer ick weer te vrijen Dats ongefaelt
en werden Dus niet bekeeven alle Dagen
65[regelnummer]
soo soude ick weer te bier gaen soo recht als een naelt
niet sorgende dat mijn wijff mijn soude coomen plaegen
maer nu ist wint tis waerachtich te beclaegen
holla wien sie ick Daer tes mijn buervrijer onbedwongen sin
goeden Dach buer vrijer ick moet u wat vraegen
70[regelnummer]
hebt ghij niet niews streckkende tot ons gewin
hebt ghij niet gehoort
Onbedochte Jonckheijt
Meent ghij Dat ick nijewe tijdinge bemin
Ick en mach van tijdinge noch van swaericheijt hooren
75[regelnummer]
Ick Leeff in ruste blijvende Die ick ben
Tot alle vruecht neijch ick mijn ooren
maer hoe siet ghij toch Dus bange
sorgeloos Gemoet
In mijn selven gae ick mijn geheel verstooren
80[regelnummer]
als ick u aensie soo bedroeft mijn gemoet
| |
[pagina 287]
| |
Ga naar margenoot+Ick ben besingelt van achteren tot vooren
mijn wijff en kinderen twelck mijn Dickmaels trueren doet
en mijn wijff is soo quaet Dat ick scamel bloet
85[regelnummer]
haer als een kint moet vreesen en achten
Onbedochte Jonckheijt
Ick sal mijn buerman van sulcxs wel wachten
want thijlicken heb ick gans uuijt mijn sin geset
Ick ben verblijt Dat mijn Die sotte Lijefde niet en heeft besmet
90[regelnummer]
Daer ick in plach te Loopen bij Dagen bij nachten
maer nu blijff ick vrij vol blijder gedachten
en ick sal mijn vrijdom geen vrijsters vercoopen
hadt ghij soo als ick mogen wachten
soo en Dorst ghij naer u swijfs Doot niet hoopen
95[regelnummer]
Ick Laetse al vrijen Draven en Loopen
sij sullen wel coomen Daer sijt sullen vinden
en mogen wel voor haer sien // Die haer Laten cnoopen
want sulcxs sette ick geheel uuijt mijnen sinne
maer u beclaech ick seere
| |
[pagina 288]
| |
Sorgeloos Gemoet
Mijn hart is bedroeft Inwendich van binnen
en bedancke u buervrijer van u goede Jonste tot mijn
wat hebben wij van doen van Linnen van tinnen
105[regelnummer]
boter caes Turff hout op dit Termijn
speck en vleijs bedt en Dexsel tmoeter al sijn
cleeren scoenen en cousen voor wijff en voor kinderen
met alder Leij huijsraet prooper en fijn
en alle Jaers een kint en oick somtijts een bastart hoe sout niet mindeneren
110[regelnummer]
als ick hier om denck het hooft dunct mijn swinderen
een craem een bewaerster oick een minne Daer bij
wie souwer niet van bedroeven en doen hinderen
en om sulcxs te scouwen Loop ick Dickwijls aen deen sij
en drinck een pijntgen tot snijers off copers met heus en blij
115[regelnummer]
om soo niet geheel in sorge te Leven
maer als ick Dan wederom thuis comen met herten vrij
soo wert ick wel Dapperlick van mijn wijff bekeeven
wie sow te vrijen sijnde hem willen tot hijlijken begeven
Ga naar margenoot+waer ick eens ontsleegen daer en quam geen wijff meer aen mijn boort
| |
[pagina 289]
| |
Ga naar margenoot+noch is sij soo besceijdelick Daer beneeven
wist sij ijet van mijn sij riep wel moort
en sij Luijstert mijn soo stille toe dattet alle man hoort
daer voor heeft voirsichticheijt u bewaert Lieve buervrijer
Onbedochte Jonckheijt
Godt sij gelooft Dat ick soo ben van aert
Dat ick mijn niet haest sal Laeten becouten
al seggen sij van Lubs vrijers om die te vastelavont te souten
ick Laetse sorgen Die int howelick sijn gepaert
130[regelnummer]
ick prijs vrijhet boven allen vermaert
sulcxs is mijn Leven en mijn condicie
Versochte Wijsheijt
Om te voldoen mijn behoorlijcke officie
en mijn naesten te Doen adverticije
135[regelnummer]
om te besteeden tgeene mijn godt heeft gegeven
te corrigeeren mijnen meedebroeders vicie
met goet onderwijs niet met straffe Justicie
op Dat hij alsoo in vroomicheijt mach Leven
en Doer mijn vermaninge soo mach coomen beneven
140[regelnummer]
met een vroolick gemoet / sonder eenich blamacij
| |
[pagina 290]
| |
Onbedochte Jonckheijt
Wij groeten u Met een vriendelijcke salutacie
en wenschen u tot welwaert en voorspoet
sorgeloos Gemoet
Oick gerustheijt van herten tot aller stacie
Onbedochte Jonckheijt
Vij groeten u Met een vriendelijcke salutacie
sorgeloos Gemoet
150[regelnummer]
En dat u moet verscijnen goodts wondere gratie
Met een Deuchdelick Leven oprecht en goet
Onbedochte Jonckheijt
Wij groeten u met een vriendelijcke salutacije
en wenschen u toe welvaert en voor spoet
Versochte Wijsheijt
Wat ist mijn vrienden Dat u Dus trueren Doet
sijdij verwoet / hoe sijdij Dus gestelt
een van u beijden ongelijck hebben moet
tscheen van verre offer geschiede eenich gewelt
Onbedochte Jonckheijt
Heer ons buerman claecht Dat hij is gequelt
met een wijff opstinaet boos en quaet
sijnen tegenwoordigen staet heeft hij mijn gemelt
| |
[pagina 291]
| |
165[regelnummer]
Ga naar margenoot+tegens Die welcken hij een weet remedij noch raet
ghij coempt nu wel te pas om hem te geven baet
want tusken gehouden en can ick spreeken niet
overmits ick mijn wachte van alsulcken Daet
want ick seer wel sie watter Dagelicxs geschiet
170[regelnummer]
Dattet sorgelick is alsoomen siet
hoe wel hij mijn oick sullixs sow willen raen
maer ick sal mijn wachten voor sulcxs bediet
Libertatem auream en sal ick nimmermeer versmaen
maer buerman onder correxie / Doet ons verstaen
175[regelnummer]
wat Dunct u van onse beijde motijven
Versochte Wijsheijt
Als ghij alle Dinck nae uwen wille hebt gedaen
soo vint ghij u vrijer ongetroost van bedrijven
variabel van sinnen niet om bescrijven
180[regelnummer]
twelck u in u ouderdom sal scaeden seer
Die Juecht is bevallick in alle voorstijven
Daer Douderdom begaeft wort min noch meer
als u Leeden u ontgaen en u beenen worden teer
| |
[pagina 292]
| |
185[regelnummer]
Ga naar margenoot+wie sal u Dan als een huisvrowe hulpe bewijsen
u Jonckheijt vergaet / ghij verloopt u eer
ghij Laectse die ghij met recht behoort te prijsen
tot dien eijnde heeft godt Eva Doen Rijsen
uuijt Die sijde van Adam om smenschen gemoet
190[regelnummer]
datse niet alleen mochten sijn naer scristuers adwijsen
heeft hij twee sielen in een Lichaem gemaect seer goet
en met sijnen geest begaeft om datse suer en soet
vreetsaemich metten anderen mochten verdraegen
een vrowe is Des mans sorge en sijn behoet
195[regelnummer]
Die sijn herte verquict bij nachte en bij Dagen
sij is sijn eer sijn croon / en sijn behaegen
van godt bevoolen sonder aldus te Jaegen
in welcken staet wij ons hooren te begeven
Dan Die soo paulus seijt alsoo can Leven
200[regelnummer]
tis wel goet goodts woort eewelick te aencleven
en die werlt te versmaeden vol alder scanden
maer die Dat niet doen en can die hijlijken hier beneven
tis beter te hijlijcken dan te branden
| |
[pagina 293]
| |
205[regelnummer]
Ga naar margenoot+dus ghij vrijer hoort Die wijse van verstanden
denct niet dat eewich sal Duren u Jonge Jeucht
hijlickt in tijts strect uuijt u handen
siet nae een dochter die verciert is met Deucht
verneemt naer Douders opvoedinge soo veele ghij moecht
210[regelnummer]
Den heere biddende dat hij is in u weegen en wercken
soo sult ghij u gerust vinden en wel genuecht
Den heer sal uwen geest en gemoet verstercken
dus Leeft nae sijn woort / wilt Daer op merken
hij en verlaet nijemant Die op hem betrowen
215[regelnummer]
spreect hem in u herte / niet in uuijtwendige kerke
alsdan sult ghij u huis in vreetsaemheijt houden
en ghij o buerman Die gehout sijt weesende int benowen
tis u scult ick hebt Dickmaels gedacht
u ongescickt Leven Doet u thooft nu clouwen
220[regelnummer]
uws huijsvrowen Doechdelijcke vermaeninge hebt ghij
Dan met hoereeren en Drincken uwen tijt over gebracht
en u wijff en kinderen hebt ghij benout thuis gelaeten
| |
[pagina 294]
| |
Ga naar margenoot+sij heeft tegen mijn Dickmael gedaen haer clacht
225[regelnummer]
als sij met vreese en sorge Dagelicxs saten
ghij die haer behoorde te helpen boven maeten
soo ghij thooft sijt en daer op getrout
Die sorge des huis behoorden ghij aen te vaeten
met naerstigen arbeijt mennichfout
230[regelnummer]
sorcht in u Jeucht Dat ghij moecht worden out
sorcht voor u kinderen als u ouders voor u hebben gedaen
maect Dat u voorgaende Leven doch eens berout
en u voorgaende geselschap wilt dat versmaen
Ga naar margenoot+als een naerstich man u huisvrowe ten besten raen
235[regelnummer]
soo sal godt den heere u gebenedijen
als sijn scaepskens in sijn weijde sal hij u doen gaen
u kinderen als olijfftaxskens sullen haer bij u vlijen
Dus buerman deese vermaeninge set niet besijen
en onthout tgeene Dat ick u hebbe geseijt
240[regelnummer]
soo salt u wel gaen
sorgeloos Gemoet
Ick Danck u buerman ick sal sulcxs nu gaen mijen
| |
[pagina 295]
| |
Ga naar margenoot+om u begeerte te doen ben ick bereijt
245[regelnummer]
maer hoort eer ghij noch van mijn sceijt
heb ick anders geleeft neemptet int goet
ghij sult haest sien een ander goet geleijt
want u woorden hebben geheel verandert mijn gemoet
Versochte Wijsheijt
250[regelnummer]
Siet dat ghij oick alsulcxs Dan doet
soo sult ghij u herte in gerustheijt vinden
u gemoet oprecht onbeswaert van sinnen
alle swaericheijt sal worden van u genoomen
door den seegen goodts sult ghij den cost winnen
255[regelnummer]
en soo in goodts vreese Leven als Den vroomen
en ghij buervrijer wat dunct u wilt ghij niet scier coomen
in Deesen staet van godt geordineert
wat Dunct u Daer aff
Onbedochte Jonckheijt
260[regelnummer]
Noch gae ick Daer al tegen scroomen
therte is mijn geheel van binnen geturbeert
Die godinne Idole weijgert wellusticheijt tgemoet begeert
godt vreesende hier in mijn Leven te eijnden
| |
[pagina 296]
| |
Versochte Wijsheijt
Dus Levende ghij u selven verneert
en bemerct u Leven tis vol Elenden
tis niet dan ongerusticheijt waer ghij u gaet wenden
dus scickt u ter neeren tis meer dan tijt
Onbedochte Jonckheijt
Sulcxs wil ick doen als Die bekende
en spueren naer een met naerstiger vlijt
mijn voorgaende Leven veranderen subbijt
en mijn in een anderen staet vreetsaemich houden
275[regelnummer]
afsnijdende wellusticheijt die mijn hilt int benouwen
en Leeven vreetsaemich nae Die wet Des heeren
Ick Danck u buerman vol trouwen
van u goetheijt Die ghij tot mijwaerts gaet keeren
maer eerst wil ick hier Danck gaen presenteeren
280[regelnummer]
den bruijdegom en bruijt met haeren vrienden te saemen
een cleijn present dus wilt vernemen
tbewijs van dien wilt hooren bij naemen
al ist niet veel waerdich tbeduijtsel Leert u nae tbetaemen
Dus en weestet niet vefoeijende
| |
[pagina 297]
| |
Versochte Wijsheijt
Wel wat wil Dit bedien
Onbedochte Jonckheijt
Tsijn twee vierige herten in Lijefden gloeijende
290[regelnummer]
met den bant van eendrachticheijt bij malcander gebonden
Die doer goodts geests sullen sijn groeijende
onblusselick tot allen stonden
in welcke herten geen nijdicheijt sal werden gevonden
dan doer Lijefde en vreetsaemheijt Leven
295[regelnummer]
geleijt van godt Doer goodts geests vermonden
ontfanctet in dancke mijn present hier beneven
sorgeloos Gemoet
Om dat hier vruecht sal worden bedreven
moet ick hier oick wat mede presenteeren
300[regelnummer]
den bruijdegom ende den bruijt oick een present geven
om hem nae tbedietsel te reguleeren
Onbedochte Jonckheijt
Wel wiltet presenteeren
sorgeloos Gemoet
305[regelnummer]
Tis een toom om daer doer te Leeren
Des werlts gesintheijt te temmen te dwingen
| |
[pagina 298]
| |
Ga naar margenoot+u gedachten te streckken op Die wet des heeren
sonder over Die Lemijten te Loopen off te springen
310[regelnummer]
u neering u handelinge met geen bedroch te mingen
bedwingen Doer vroomicheijt des menschen bedurven aert
u oeffenende in goodts woort twelck sijn godtlijcke dingen
soo sult ghij geluckkelick bij den anderen sijn gepaert
haet u aelmissen voor den armen niet sijn gespaert
315[regelnummer]
soo sal u Die heere helpen uuijt alle weenen
Versochte Wijsheijt
Om dit geselscap wel vermaert
Doer Dangbaerheijt niet te vercleenen
om mijnen dienstwilligen Dienst te bewijsen
320[regelnummer]
tis niet veel waerdich
nochtans tbedietsel moetmen prijsen voor een present
sorgeloos Gemoet
Wel Laetet ons besien
Versochte Wijsheijt
325[regelnummer]
Siet daer is een serpent
twelck bewijst voirsichticheijt
sulcxs heer bruijdegom ende vrow bruijt sal sijn bekent
| |
[pagina 299]
| |
Ga naar margenoot+dat dit beeste Doer versichticheijt pertinent
sijn vel vermindert en hem anders bethoont
dus heer bruijdegom Die u tot noch toe hebt gewent
onder tgeselschap Jonck geparsoont
snijdt u aff soo wert ghij gecroont
en hout u In Desen staet heijlich en goet
335[regelnummer]
in vreeden bij malcander woont
Den heer sal u geven alle voorspoet
gaet malcanderen vriendelick te gemoet
soo sult ghij hier vreetsaemich Leven
Onbedochte Jonckheijt
340[regelnummer]
Dus heer bruijdegom ende vrow bruijt hier beneven
Laet u herten aldus gebonden blijven
soo sult ghij gelucksalicheijt en vruecht aencleven
en den heer sal u seegenen in al u bedrijven
sorgeloos Gemoet
345[regelnummer]
Bedwinct oick u naturen tsij mannen off wiven
met den toom der redelickheijt soo veele ghij muecht
die tegenaert goodts wilt van u Drijven
voorsichticheijt volgen als moeder van alle Duecht
| |
[pagina 300]
| |
Versochte Wijsheijt
En ghij vrijers en Dochters die noch sijn in u Jeucht
scut uuijt u vulps Leven als een serpent sijn vel
gebruict Eerbaerheijt in u recreatie en vruecht
Den heer in u hulpe neempt soo salt vergaen seer wel
Onbedochte Jonckheijt Versochte Wijsheijt Sorgeloos Gemoet
heer bruijdegom heer En ghij vrow bruijt Wij willen u danken
Ga naar margenoot+Neemptet int goet Ons cleijn gedicht Bij ons gedaen
Tis tot uwer Eer Op dat vruecht ontsluijt Wij slachten den cranken
heer bruijdegom heer En ghij vrow bruijt Wij willen u danken
360[regelnummer]
al ist seer teer en oock wat ruijt vanden wijnrancken
die conste voet die fraij wert gesticht retorices vermaen
heer brudegom heer en ghij vrou bruijt wij willen u dancken
neemptet int goet ons cleijn gedicht bij ons gedaen
onbedochte Jonckheijt
365[regelnummer]
Ons cleijn vermaen // en wilt niet versmaen
neemptet ter harten tsij man off vrou
tsiet door Lieft boven Al sijt Heus en trou
|
|