Trou moet blijcken. Bronnenuitgave van de boeken der Haarlemse rederijkerskamer 'de Pellicanisten'. Deel 7: Boek G
(1997)–Anoniem Trou moet blijcken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 335]
| |||||
[pagina 336]
| |||||
Ga naar margenoot+Item hier begint Een Cluijt van Lijsgen en van / Jan Lichthart / de Parsonages sijn dese
Item Lijsgen Eerst
10[regelnummer]
Alle goeden Avent goe Luij Ick moet u wadt vragen
want dunckt u allegaer ben Ick niet proper en nedt
Ick heb Immers een middel so smal als een vracht wagen
mijn heupen en billen sijn so breet ontsedt
als een schooter merrij die daer wel opledt
15[regelnummer]
mij is te bedt als Ick mijn selven bekijck
offer in heel velsen wel ijemant is mijns gelijck
tsij arm oft rijck oft hoe sij mogen wesen
Ick denck neen / en princepalijck so ben Ick genesen
van alle swaricheijt die mijn opt hert Lach
20[regelnummer]
danck heb mijn moertgen die mijn begeerten ansach
daer ick aldendach // haer mee mocht quellen
te weten / om eenen vrijer / want Ick wou mij mee stellen
tot hijlicken / hijlijcken was al mijn motijven
want Ick docht sal Ick desen vastelavent overblijven
25[regelnummer]
wat sal Ick dan gaen bedrijven Ick armme slooff
Immers Ick maeckten met bidden mijn moertgen so dooff
so dat sij gelooff gaff hoort toch mijn reden
en hulp mij an een vrijer / daer Ick om heb gebeden
met goede zeden des moet Ick verblijt // sijn
30[regelnummer]
maer al was Ick man sieck / Laet u dat geen spijt // sijn
noch mij geen verwijt // sijn / want Ick bent alleen // niet
men vinter te velsen wel meer so groot en cleen // siet
Ick wou dat elck een // Liet / dat so passeren
ende met mij niet en moeijden dat is mijn begeren
35[regelnummer]
van vrouwen en heeren // die hier sijn present
nu het is tijt van hier / naer huijs binnen gewent
eer Jan Lichthert hier ontrent // compt droncken gaen
Ga naar margenoot+hij mocht mijn slaen / met vuijsten aen beij mijn Ooren
holla mij dunckt dat Ick hem begin te hooren
40[regelnummer]
dus sonder verstooren // so schamp Ick van hier
Jan Lichthart
O Ick heb daer gedroncken dat Leckerste bier
| |||||
[pagina 337]
| |||||
Ga naar margenoot+Item hier begint Een spreeckende prologe van Lichthertigen Jan waer af de Cluijt volcht in fol. .80.1.
Alle ding heeft sijn tijt naer des wijsemans Leeren
50[regelnummer]
tis tijt van droeffnis / en om vreucht te bclijven
2.
Dus om vastelavonts vreucht te helpen vermeeren
sullen wij een booertige cluijt bedrijven
1.
55[regelnummer]
Wij bidden u altsamen mannen en wijven
wilt ons gerijven // met goede audiencij
2.
En hier so Lang stil swijgende blijven
tot dat ghij verstaen hebt onse invencij
1.
Tis van een vroutgen wiens sin en Intencij
streckten tot hijlicken / en sij creech een man
recht na haer sin / maer hij maeckte cleijne mentij
van droncken drincken / dit brocht haer swaricheijt an
2.
Want als hij droncken was desen Licthertigen Jan
so was hij wel halff dol en cranck van hooft
nochtans mocht hij hem qualijck wachten van
drincken / dus was hij dickwils halff van sinnen berooft
1.
En sijn wijff raetsoeckende / heeft een Lapsalver gelooft
die raet gaff / om tbier te doen verleden
maer ten hulp niet want hij bleeff effen verdooft
en heeft int drincken gevolcht noch quader zeeden
2
Want voor tbier ginck hij sijn gelt in wijn besteden
dit maeckten hem noch cranckhooffdiger boven schreven
en sijn wijff was hier door noch veel meer tonvreden
maer haer worden raet van de buijrwijven gegeven
1
| |||||
[pagina 338]
| |||||
[pagina 339]
| |||||
[pagina 340]
| |||||
Ga naar margenoot+Die met hem een vastelavent spul hebben bedreven
hem sollende // en rollende // op een deecken
85[regelnummer]
so dat hij begonst te suchten en beven
en van Ancxt nau mocht hooren / sien oft spreecken
2.
Wie hoorden sijn dagen van sulcke streecken
hem hulp bidden noch smeecken // ten selffden tijden
90[regelnummer]
sij verhaelden voor sijn neus / al sijn gebreecken
en seijden hij was daer door gecomen in Lijden
1.
Maer sijn wijff mocht haer hier in wel verblijden
want hier door is hij van droncken drincken gewent
.2.
En heeft hem voortaen van sijn quaet Leven gaen mijden
blijvende met sijn wijff in vrintschap ongeschent
1.
Och oft alle groote dronckaerts tot haerlem bekent
100[regelnummer]
so bekeerden die dit voor Oogen moet gestelt // sijn
.2
Sij souden so dickmael niet gram op haer gelt // sijn
die moet u gespelt sijn // na mijn vermonden // plaen
hoort siet en swijcht wij beginnen van stonden // Aen
fijnis Lang in dicht .43. regulen
| |||||
[pagina 341]
| |||||
Ga naar margenoot+Dat een man schier // mach drincken tot eenigen stont
maer wadt sal mijn wijffgen seggen / Lijssgen rodermont
Ick wed sij een stront // wenscht in mij caecken
110[regelnummer]
nochtans sal Ick cloppen al sou sijt Laecken
so stijff oft Ick quam gelopen te post
hou fluckx doet op
Lijssgen
Wel droncken beest sijn dit goede saecken
115[regelnummer]
hoe souden wij dus raecken // aende cost
Jan Lichthart
Lijssgen siet toe dat ghij de cas niet en verbost
off heeft u backhuijs Lost // om vliegen te vangen
Lijssgen
120[regelnummer]
Neen Jan Ick haet altijt sulcke sangen
Ich sach u Liever hangen // dan ghij mij sout slaen
Ick en raed u so stout niet hoort na mijn vermaen
want sonder beraen // sal Ick Liever eerst toe tasten
hout dat vuijle dronckaert ...
Jan Lichthart
Ja Ja sout ghij mijn so verlasten ...
Ick sou Liever vasten // dan sulcke caes te eeten
maer Ick sal u vanden selven sonder geraes meten
al sout ghij mijn dwaes heeten // hout dats begin vande reste
Lijssgen
Jan Ick meenden ghij waer een vande beste
sout ghij int Leste nu beginnen te smijten
Ick sal so dapper weder om bijten
al sout ghij u beschijten ghij droncken vercken
135[regelnummer]
meent ghij u Leven also bij mijn te verslijten
en met een quaet hooft meent mij te versnercken
door u quaede wercken // so elck mach mercken
nu alhier ter percken // naer u eijgen wil
Neen / so sal Ick doen kijcken door een ander bril
140[regelnummer]
sonder groot geschil // eij droncken moolen
Jan Lichthart
En Ick sal u gaen Leggen onder mijn soolen
dat ghij mij dus hebt gaen foolen // mach u wel berouwen
sult ghij mij oock meer aent hooft comen toolen
145[regelnummer]
en brengen in doolen // segt schuijm van vrouwen
Lijssgen
Och neen Ick Jan dus hoort toch mijn Ontfouwen
wilt doch u sinnen wadt Laeten stillen
Ick sal dit Les seer wel doorcnouwen
150[regelnummer]
en al doen dat ghij sult begeeren off willen
Jan Lichthart
Wadt dunckt u Lijssgen hoe roocken die carmillen
sult ghij sulcke grillen wel echter meer doen
Ick sou dan noch wel geven andere hooftpillen
155[regelnummer]
dus raet Ick u voor best wilt naer mijn Leer doen
Lijssgen
| |||||
[pagina 342]
| |||||
[pagina 343]
| |||||
[pagina 344]
| |||||
Ga naar margenoot+Neen Lieve Jan sulcke pillen souden mij seer doen
160[regelnummer]
dus sal Ick mij altijt tot uwen wil bereijen
en met al mijn macht naer u begeer spoen
en u onderwijsen int goet ende ondanich sijn u in allen Contreijen
Jan Lichthart
Compt gaet dan mee en wilt mijn te bedt Leijen
165[regelnummer]
Ick moet wadt slaepen dus wilt mij decken // wel
Ga naar margenoot+en alst drie uuijren is so compt mij wrecken // snel
Lijssgen
Och hijlicken hijlijcken wadt heeft hijlicken in
och hijlicken was met mij een quaet begin
170[regelnummer]
na Ick bevin in dese corte tijt
onse Jan is goet / maer droncken is hij dol van zin
dits mijn een cranck gewin // en een groote spijt
nochtans mach ick hem doen geen verwijt
want hij heeft mij te vooren geseijt en gelooft
175[regelnummer]
dat hij droncken sijnde was cranck van hooft
was Ick niet van .v. sinnen berooft / dat Ick hem noch ging trouwen
nu Ick heb den man en Ick moet hem houwen
dus wil Ick hem clouwen met soette sinnen
en sien oft Ick hem met sachticheijt mach winnen
Meester huijbert ..
Tsae coopluij staet bij van buijten en binnen
borgers oft inwoonders elckx bij naemen
compt en versoeckt de meester terwijl hij is te vinnen
en proefft mijn expaerte conste sonder schamen
185[regelnummer]
sijdij belast met eenige sieckten van blamen
Ga naar margenoot+als pocken oft Leemten offt ijet dat u mach deeren
hebdij wratten oft exterogen die de voeten seer pramen
hebdij couwe clierten offt eenige bloetsweeren
compt bij mijn Ick sal u door mijn cunst cureren
190[regelnummer]
met drancken oft cruijen daermen veel aff Lesen
met olije en smouten die gesontheijts vermeren
want van alle crancheijden can Ick den mensch genesen
inwendich oft uijtwendich dus compt sonder vresen
probeert mijn conste met haer secreten
195[regelnummer]
want sij mach / gelooft mij / niet sijn volpresen
niemant en is gelijck Ick / Ick derft mijn vermeten
hebdij claporen oft druijpers Laetet mijn weten
oft heijmelijcke gebreecken / diemen niet en derff noomen
oft sijdij van eenen dullen hont gebeten
200[regelnummer]
so dat ghij halff rasende sijt wilt tot mij comen
behoefftige vroutgens compt sonder schromen
hebdij gebreck vanden fijck offt heijmelijck verdriet
Ick weet u te helpen Ick machs mij beromen
compt savonts bij doncker alst niemant en siet
205[regelnummer]
ist dat ghij bij daech en derfft comen niet
Ick sal u met hulp en raet gerijven
off doe Ickx niet Ick sal beschaempt blijven
Lijssgen
| |||||
[pagina 345]
| |||||
Ga naar margenoot+Goeden dach meester sout ghij niet kijven
Ick soudt u vraegen om een goeden raet
voor mijn mans cranchoofft dat niet goets can bedrijven
princepael als hij droncken is mij wel verstaet
Meester huijbert
Wadt droes vroutgen dat is seer quaet
maer oftmen hem tbier mochten Leet maecken
sou dat niet wesen tot u groote baet
en sout ghij sulcken raet oock mogen Laecken
Lijssgen
Och meester mochten wij daer toe geraecken
Ick gaeff een goet stuck gelts op de hant
alle Andere Lapsalvers sou Ick dan versaecken
en seggen dat ghij boven alle andere hebt verstant
Meester huijbert
Ick sal u wadt Ordonneeren so dat den brant
binnen in sijn Lijff wadt sal vercoelen
en so Ick het u seg moet ghij hem geven / want
anders sou hij daer geen baet aen voelen
Lijssgen
Twaer geen scheel dat hij inde nieuwe doelen
om een pintgen ging oft drie mael ter weeck
Ick weet hij moet somtijts sijn mont wadt spoelen
maer tgebeurt alle daech dus comptet dat Ick spreeck
Meester huijbert
Vroutgen ghij sult nemen een pintgen wijneeck
en mencktet met dit poergen in malcaer
in drie daegen tijts sal hij hebben goeden streeck
en tbier sal hem verleet sijn / Ick segt voorwaer
Lijssgen
Salt oock so helpen meester
Meester huijbert
O Ja die reden is claer ......
maer al valt het hem wadt swaer // daer is niet aen bedreven
245[regelnummer]
want ten sal hem niet hinderen aen sijn Leven
Lijssgen
Nu meest wiens const is groot boven schreven
wadt sal Ick u geven // seght sonder faelen
voor u cost en cruijden Ick mach niet Lang dralen
250[regelnummer]
Ick wil u betaelen segt wadt isser verdient
Meester huijbert
Vroutgen de cruijden heeft onse Lieve heer verlient
dus voor de const / naer u gonst / moocht ghij mij eerlijck lonen
en ist dat ghij anders vint dan ghij mient
255[regelnummer]
gelijckemen met de waerheijt sal bethonen
al hadt ghij mij gegeven hondert cronen
Ick en souder u daer van geen weer tellen
Lijssgen
| |||||
[pagina 346]
| |||||
[pagina 347]
| |||||
[pagina 348]
| |||||
Ga naar margenoot+Wel meester hout daer Ick wil u niet honen
dat schenck Ick u / en verteert dat met goede gesellen
maer Ick bid u meester en wilt mij niet mellen
op dat het mijn gebueren niet en compt voor Oogen
265[regelnummer]
Nu adijeu meester
Meester huijbert
Adieu vroutgen en wilt u daer mee niet quellen
adieu en gaet vrij heen / ghij sijt al bedrogen
Ick segt ongelogen // Ick hebt gelt al binnen der tassen
270[regelnummer]
Ga naar margenoot+Ick breeck op en salder tavent te bedt om brassen
Jan geweckt sijnde compt voort al gapende
Al ben Ick opgestaen noch so heb Ick groote vaeck
mijn dunckt seecker Ick sou noch wel wadt slaepen
Lijssgen
275[regelnummer]
Wel hoe ist nu gemaeckt segt Jan scheeffkaeck
eij ghij Lelijcken draeck // moocht ghij noch meer gaepen
Jan Lichthart
Lieve wijff Ick ken mijn schult voor heeren en cnapen
dus Laet u kijven een mael een endt // sijn
Lijssgen
Jigo Jan uijt slaegen en can Ick geen vreucht raepen
en onse Lieffde mocht daer door wel geschent // sijn
Jan Lichthart
Wijffgen Ick hoop / dat sal nu altemael affgewent // sijn
285[regelnummer]
en niet meer gebeuren / can Ick mij slechs wachten
vande smaeck vant bier
Lijssgen
Jan ghij moet daer op achten .....
bij dagen en bij nachten // oft tspel is verloren
Jan Lichthart
Ja wijff ghij segt wel / maar alle mans crachten
die comen van goet bier / al willent die wijffs niet hooren
Lijssgen
Maer Jan oft Ick raet socht / sout ghij u oock stooren
295[regelnummer]
dattet bier u verleden / om niet meer te drincken
Jan Lichthart
Jigo dan soud Ick van dronckenschap niet smoren
ten waer dat mij ijemant den wijn wilde schincken
nietemin wijffgen condij dat bedincken
300[regelnummer]
Ick geeff u consent en tis Oock wel reden
Lijssgen
Jan Ick sal u wadt ingeven dat u niet sal crincken
aen goet noch bloet noch aen eenige Leden
houdt drinckt dat deur
Jan Lichthart
Wel wijffgen weest nu te vreden
dat is op meent ghij dat het nu sal goet // sijn
Lijssgen
Ick hoop Jae .........
Jan Lichthart.
| |||||
[pagina 349]
| |||||
Ga naar margenoot+Wel so wil Ick mij wadt gaen vertreden
en sie hoe Ick tavont en morgen sal gemoet // sijn
315[regelnummer]
maer Ick sorch het sal voor u een cleijne boet // sijn
Nu adieu wijffgen ....
Lijssgen
Adieu Jan van godt moet ghij behoet // sijn
Ga naar margenoot+so sult ghij wel vroet // sijn / nae mijn vermoen // is
320[regelnummer]
Adieu Ick mach megaen en sien wadtter thuijs te doen // is
Ga naar margenoot+Lijssgen weder uijt
Mijn man is uijt waer mach hij blijven
Ick verlanger seer naer / want Ick heb hem seecker Lieff
hij can mij al mijn swaericheijt verdrijven
325[regelnummer]
bijsonder als hij mij doet het vrouwen gerieff
hij heeft mij geschreven so menigen brieff
doen hij mij aldereerst begon te vrijen
en dan quam hij somtijts geslopen als een dieff
en al wadt hij mij int doncker Deet / dat mocht Ick lijen
330[regelnummer]
maer sijn droncken cranchooft / is mij een cleijn verblijen
dat hij nu altemet heeft getoont / mijn
dan hij heeft beterschap gelooft // en hoopt hem te mijen
en valtet so dan / so sal al tvoorleden sijn // verschoont
De gebuerinne beijde tsaemen uijt ende spreecken
335[regelnummer]
Goeden dach buerwijff ....
Lijssgen
Van godt moettet u sijn // geloont
Lieve gebuertgens dat ghij mij compt aenspreecken
Deerste gebuer
340[regelnummer]
Buerwijff ghij hebt hier niet Lange gewoont
dus comen wij sien oft u ijet mocht gebreecken.
Tweede gebuer
Van buerlijcke geselschap sult ghij niet sijn versteecken
die in onse macht is als vrouwen van eeren
1.
Onse hulp en bijstant heeft niemant besweecken
van alle gebuertgens die ons mochten begeeren
2.
Hebt ghij ons van doen spreeckt vrij tsal u niet faelgieren
350[regelnummer]
bij ochtent bij avent / bij dach noch bij nacht
1.
Tcompt somtijts datmen geen vrouwen mach ontberen
bij sonder als de Jonge vroutgens sijn ter halver dracht
Lijssgen
355[regelnummer]
Dats waer buerwijff dat was niet qualijck bedacht
maer tis met mij noch so verd gecomen // niet
.2.
Wel alst godt belieft moet dat sijn gewacht
en alst oock compt wilt daer voor schromen // niet
360[regelnummer]
maer wilt u bedroeven niet want ghij sijt noch Jonck van dagen
1.
| |||||
[pagina 350]
| |||||
[pagina 351]
| |||||
[pagina 352]
| |||||
Ga naar margenoot+Buerwijff een saeck Ja een saeck moet Ick u vragen
365[regelnummer]
wilt mij daer aff doen het rechte bescheijt
hebbdij int hijlicken oock enich mishaegen
segt vrij sonder clagen met alder vrijmoedicheijt
Lijssgen
Wel buerwijff daer toe ben Ick bereijt
370[regelnummer]
hoort met neersticheijt / ten dient niet verswegen
mijn hardt dat was tot hijlicken genegen
en Ick heb een man gecregen // na mijnen zin
1.
Ja Ja is de saeck also gelegen
375[regelnummer]
so hebt ghij niet te claegen / na Ick bevin
want u hijlick dat heeft een goet begin
maer hoe schickt hem u man al wilt dit ontfouwen
Lijssgen
Mijn man is wel goet / dies Ick hem bemin
380[regelnummer]
als hij nuchteren is / in goeder trouwen
maer als hij droncken is / so macht mij wel rouwen
dat Ick oijt hijlickten wie sout hebben gelooft
want dan tijert hij gelijck off hij waer cranck van hooft
en van zinnen berooft dit mach Ick wel Laecken
.2.
Och gebuertgen staen also die saecken
so mocht ghij noch wel raecken / int gilt van verdriet
Lijssgen
Neen buerwijff Ick hoop een beter siet
390[regelnummer]
want hij belooft heeft dattet niet // meer sal gebuijren
1.
Borch waer goet dat so mochte duijren
maer Ick sach u truijren // sal noch comen ten Lesten
2.
395[regelnummer]
Buerwijff hoort eens Om te schuwen alle questen
en neempt toch ten besten // Ick moet Ick wat praten
oft wij u man het drincken deden haeten
tot uwer baeten // sout ghij dat wel willen
Lijssgen
400[regelnummer]
Och Ja mochtmen aff wennen sijn vreemde grillen // dat waer dubbeld troeff
en hem doen stillen // sijn cranckhooft
1.
Dats waer maer hoe soudmen sijn Losse schroeff
tot die so wijffgens behoeff // so vast doen staen
2.
Ick weter raet toe dus Laeter mij mee begaen
Ick ben niet belaen voor Al sulcke dingen
Lijssgen
Sult ghij hem Oock seer doen.
.2.
Neen niet bijsonderlingen ......
dan Ick sal hem doen springen // op de deecken
Ist dat hij weer droncken compt thuijs gestreecken
wilt niet met hem smeecken // maer comptet ons seggen
415[regelnummer]
al valt hij van dronckenschap Laet hem vrij Leggen
tot dat hij vast slaep noijt sotter bestieren
| |||||
[pagina 353]
| |||||
Ga naar margenoot+Ick wed wij sullen hem wel regieren
420[regelnummer]
en sijn manieren wadt fatsoneren
maer Ick moet buerhulp hebben
.1.
Gaern tot uwen begeeren
sullen wij ons keeren als ghij sult gereet // sijn
2.
Maer ghij moet eerst allegaer int widt gecleet // sijn
tmoet so beleet // sijn en ons Aensicht bedeckt
en als hij dan op den deecken Leijt gestreckt
en wort geweckt door ons Lelijck baeren
430[regelnummer]
hij sal meenen dat wij alven sijn oft nachtmaeren
dit sal hem doen beswaeren // sijn hart en bloet int Lijff
Lijssgen
Nu Adieu ende Ick dat u Lieve buerwijff
Ga naar margenoot+mach sonder gekijff // dit worden bedreven
435[regelnummer]
ick sal u weer een podt pancoecken ten besten geven
Lijssgen weer uijt
Noch compt onse Jan niet wadt macht beduijen
Ick en can niet weeten waer hij is geseten
nae Ick bemerck so is de son al hooch suijen
440[regelnummer]
twaer schier tijt dat wij gingen wadt eeten
maer Ick sorch hij heeft mij voor dit mael vergeten
dat dorff Ick wel vermeten // met woorden ecxpres
siet ginder compt hij en mij dunckt hij volcht al douwe Les
want hij vol en droncken es / so elck hier aenschout
Jan Lichthart
Noch prijs Ick bier datmen te bamis brout
daer pissen die rotten / niet int mout // also Ick waen
Lijssgen
Wel Jan waer / waer duijcker compt ghij nu van daen
450[regelnummer]
Ick en cant niet raen // dit maeckt mij confuijs
Ga naar margenoot+en ghij sijt droncken versmoort
Jan Lichthart
Dat Liecht ghij door u backhuijs
tis mij een cruijs dat Ick dat moet hooren
455[regelnummer]
Ick en mach geen bier / dus wilt mij niet stooren
Ick ben niet droncken als is mijn buijck vol
Lijssgen
Wel wadt sijdij dan .......
Jan Lichthart
460[regelnummer]
Maer wel halff dol .........
de cop is uijt fasol // mij dunckt Ick sou schier vliegen
tis nochtans van geen bier .....
Lijssgen
Jan waer ist dan van en wilt mij niet bedriegen
465[regelnummer]
segt sonder Liegen hoe staet ghij dus en wepelt
Jan Lichthart
Maer Ick heb een brandewijntgen gelepelt
en daer naer wadt getepelt aen een bastart sop
Lijssgen
470[regelnummer]
Gaet ghij daerom so stintelen / offt ghij waert vercrepelt
| |||||
[pagina 354]
| |||||
[pagina 355]
| |||||
[pagina 356]
| |||||
Ga naar margenoot+En staet daerom nu so verdraijt uwen cop
Ick sach u Liever hangen aen een strop
475[regelnummer]
dan ghij u crop weer sout vollen met sulcken aes
Jan Lichthart
Lijss hout u kinnebacken van sulcken geraes
offt ghij sult kaes van mijn vuijsten proeven
Lijssgen
480[regelnummer]
Ga naar margenoot+Legt daer ghij droncken beest dat u godt moet bedroeven
Ick Loop wech sonder vertoeven // so sult ghij mij niet raecken
Jan Lichthart
Jigo Lijssgen Ick sal u wel maecken
Ga naar margenoot+met een slach aen u ckaecken // so sult ghij dat morgen becopen
485[regelnummer]
Loopt nu vrij heen mijn beenen sijn worsten / Ick can u niet nalopen
en met Luijde te roepen mach Ick mij niet quellen // seer
Dus om wadt te slaepen wil Ick mij hier gaen stellen // neer
Lijssgen
Oft vercken oock slaept dat most Ick comen kijcken
490[regelnummer]
mij dunckt wel Jae dus roep Ick mijn gebueren
compt gebuerkens compt toch algelijcken
tvercken is in slaep compt wilt hem toch bekijcken
.1. gebuer
Wij comen u bijsonder beswijcken
495[regelnummer]
want onse Trou moet blijcken // tot alder uuren
Lijssgen
Oft varcken oock slaept dat most Ick comen kijcken
mijn dunckt wel Jae dus roep Ick u Lieve gebueren
weet ghij nu wadt voort te stellen / eenige vreemde cueren
500[regelnummer]
Ick bid u vriendlijck wilt dat beginnen ..
2. gebuer
Waer Leijt hij ..........
Lijssgen
Op den mishoop .........
2.. gebuer
Daer en sal hij niet Lang dueren ...
wij sullen hem slueren // met blijde sinnen
1.
Wadt sullen wij doen wiltet ontwinnen
510[regelnummer]
wij biddent u uijt minnen // en wilt ons niet pollen
2.
Bedeckt eerst u aensicht en dan so sullen wij hem rollen
op dese deecken so dat hij sal suijsebollen
al sou hij daerom ckrollen // als een verbolgen // Cadt
515[regelnummer]
en al dat Ick voor sing / wilt ghij toch navolgen // dat
tlietgen
Hoort ghij vrouwkens goet van aert
hier hebben wij een groote dronckaert
hij wil sijn cranckhooft niet bedwingen
520[regelnummer]
dus moet hij op den deecken springen
2.
Denck om desen droncken dwaes
hij sorcht voor booter noch voor kaes
voor broot voor vis voor vleijs noch speck
525[regelnummer]
dus Lijden sijn kinders groot gebreck
| |||||
[pagina 357]
| |||||
Ga naar margenoot+
Jan Lichthart
Och Och Och Ick arme geck
530[regelnummer]
sijt ghij menschen off geesten och noijt ontstelt
sijt ghij Alven oft vrouwen / laet mij toch ongequelt
Och benedijste Manifecat Ick moetet besterven
.2. gebuer
Ja Ja men sal u Leeren tegens u wijff te verkerven
535[regelnummer]
dus al soudt ghij bederven // ghij moet noch bedt trueren
3 vaers
Hij bedrijfft veel malle cueren
so dat uijtsien al die gebueren
hij verdrinckt twijffs huijck en ringen
540[regelnummer]
dus moet hij op de deecken springen
4 vaers
Wije sach Ooijt sulcken droncken door
hij Oopent kevij en cantoor
op slodt noch sleutel gaet hij niet micken
545[regelnummer]
hij slaet alden bras ansticken
Jan Lichthart
Och Venite exultemus Ick derff niet kicken
moet ick dit om u Lijden Och Lieve wijff
Ick heb u so Lieff als thart in mijn Lijff
550[regelnummer]
helpt mij uijt dit bedrijff // Och hoort toch de gebeden // mijn
2 gebuer
Neen neen hier most al meer geleden // sijn
dus daer beneden // fijn duijckt inden hoeck
5 vaers
555[regelnummer]
Hij is int drincken Also cloeck
so dat hij wel beschijt sijn broeck
eerloos is hij in alle sijn dingen
dus moet hij opten deecken springen
2 gebuer
560[regelnummer]
So soudemense Leeren singen
die haer wijven so dringen // met onreden
.1. gebuer
Ick wedt hij sal hem beter voortaen stellen te vreden
en met droncken seden // sijn wijff niet meer // quellen
2. gebuer.
Nu hij suijsebolt in swijn. dus laet ons hem weer // stellen
op den mishoop hem neervellen // en daer naer verbreggen // al
wij sullen wel hooren hoe Lang hij daer Leggen // sal
Jan Lichthart tot sijn selffs comende siet deerlijck om en wederom
570[regelnummer]
Och och waer ben Ick noijt deerlijcker misval
off waer heb Ick geweest dit doet mijn hert beven
waerent Alven oft nickertgens tis wonder boven schreven
dat Ick noch mach Leven so ben Ick gequelt
maer ben Ick Levent oft ben Ick doet // hoe is doch met mij gestelt
575[regelnummer]
Laetet sijn vertelt / van ijemant hier spresent
mijn dunckt Ick leeff dus wil Ick gaen mijn wijffgen ontrent
eer Ick weer wort geschent // door sulcken Alffs gespuijs
Ou wijffgen ou doet op ...
Lijssgen tot haer man Jan
580[regelnummer]
Wel wie maeckt dit gedruijs
Ick werdt schier confuijs // sijt ghij Jan after Lam
| |||||
[pagina 358]
| |||||
[pagina 359]
| |||||
[pagina 360]
| |||||
Ga naar margenoot+Och lieve wijffgen en weest toch niet seer gram
585[regelnummer]
dat Ick hier quam so haestich aensmijten
Ick bid u om Goodswille Laetet u niet spijten
Ga naar margenoot+noch en wilt het mij niet verwijten / dat Ick u oijt heb misdaen
Lijssgen
Wel Jan waerom wout ghij mijn nadmiddach slaen
590[regelnummer]
sijt ghij alree anders beraen // dats een groote mintacij
Jan Lichthart
Ick bid u doet daer aff toch geen vermaen
maer Laet mij verwerven u goede gracij
wij sullen vredelijck tsaem Leven met Jubilacij
595[regelnummer]
tot elcker spacij sonder affterdincken
Lijssgen
Dat seght ghij nuchteren altijt
Jan Lichthart
Neen neen Ick sal niet meer droncken drincken
600[regelnummer]
al woumen mij schincken bier en wijn om niet
want Ick hebber om geleden alte groote verdriet
also ghij noch wel siet // aenden teijl van mijn Oogen
Lijssgen
Jan u Oogen staen en drijven gelijck off sij vlogen
605[regelnummer]
ten is geen Logen // hoe siet ghij dus verweert
Jan Lichthart
Och wijffgen Ick weet selffs niet wadt mij deert
so ben Ick geturbeert // door een vreempt vijsioen
mijn dunckt dat mij die Alven wechdrogen / Ick cans niet bevroen
610[regelnummer]
nae mijn vermoen // oft mochten witte nachtmaren wesen
Lijssgen
Jan Ick sou schier door sulckx verclaren vresen
dus wilt niet spaeren desen // mijn voort vertellen wadt
Jan Lichthart
615[regelnummer]
Och wijff mij dunckt Ick heb geweest voort hellen gadt
hoort mijn vermellen // pladt / Ick moettet u seggen
mij doch sij ghingen mij op een deecken Leggen
en over tuijnen en breggen // warpen sij mij om hooch
inde Lucht mijn docht schier dat Ick vlooch
620[regelnummer]
Ick heb noch een blaeu Ooch // daer aff gehouwen
Lijssgen
Jan mijn hert begint schier te grouwen
van sulcks ontfouwen maer ist Oock waerachtich
oft ist een droom ....
Jan Lichthart
Wijffgen Ick en wetet selffs niet dus ben Ick clachtich
en droeffheijt verpachtich / Ick macht niet swijgen
Lijssgen
Jan Ick begin sulcken anckxt te crijgen
630[regelnummer]
mijn haeren stijgen // schier recht op mijn hooft
Jan Lichthart
Ja wijffgen dat wort wel van mij gelooft
maer Ick hebt geprooft // en inde peeckel geseten
want alle mijn gebreecken worden mij verweten
635[regelnummer]
en al mijn secreten // die Ick oijt had gedaen oft gedocht
Lijssgen
| |||||
[pagina 361]
| |||||
Ga naar margenoot+Jan denckt vrij dat onse Lieve heer u heeft besocht
640[regelnummer]
en heeft u gebrocht // in sulcken verseren
om dat ghij u van droncken drincken sout bekeren
en ghij bedwingen sout Leeren // u dolle sinnen
Jan Lichthart
Ja wijffgen Ick wil van nu aff beginnen
645[regelnummer]
om mijn siel te winnen // en oock om u te behaegen
want Ick sal niet meer drincken / van al mijn Leeffdaegen
so hebt ghij niet meer te claegen // over mijn quaet Leven
dus bid Ick u Lieve wijff wiltet mijn vergeven
dat Ick heb misdreven // oft oijt tegen u misdaen
Lijssgen
Wel Jan daer en is geen swaricheijt aen
de saeck sal wel gaen // wilt slechs nae u woort doen
Jan Lichthart
Wijffgen daer toe sal Ick mijn spoen
655[regelnummer]
dus geeft mij peijs met een soen // sonder tegespreecken
Lijssgen
Gaern Jan // maer denckt ghij slechs altijt omde deecken
u cranchooffdige treecken // sullen dan wel nemen een ent
Jan Lichthart
660[regelnummer]
Goede borgers altsaemen die hie sijt present
en om ons te sien spelen / harwaerts quaempt strijcken
Lijssgen
Wij bidden u Laet daer door niet sij geschent
den naem der broederen wiens / Trouw moet blijcken
Jan Lichthart
Isser ijet gefaeijlgeert hoort Armen en rijcken
door Loose pracktijcken // sijt niet met ons geckende
maer door Jonstige vrientschap ons faulten sijt bedeckende
finis Lang In dicht 458 regulen
670[regelnummer]
Par Trouw Moet blijcken
| |||||
[pagina 362]
| |||||
|