Trou moet blijcken. Bronnenuitgave van de boeken der Haarlemse rederijkerskamer 'de Pellicanisten'. Deel 7: Boek G
(1997)–Anoniem Trou moet blijcken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||
VoorwoordHet zevende deel in de toneelcollectie van de Haarlemse kamer der Pellicanisten, Boek G, is tot op heden verreweg het meest populair gebleken bij de editeurs van zestiende-eeuws rederijkersdrama. Slechts een half dozijn van de twintig spelen kent geen officiële editie; van dit aantal is er één toegankelijk gemaakt in een op kleine schaal verspreide, in eigen beheer verschenen uitgave.Ga naar voetnoot1
De belangstelling voor het voornamelijk met kluchten gevulde Boek G zette in 1873 in met een door J. van Vloten bezorgde uitgave van Lijss en Jan Sul.Ga naar voetnoot2 Kort daarop volgden edities van TielebuijsGa naar voetnoot3, De schuijfman en Hanneken Leckertant.Ga naar voetnoot4 In de jaren twintig van deze eeuw drong het belang van deze collectie esbatementen verder door tot de literatuurgeschied-schrijving, zij het dat geïnteresseerde lezers zich vooralsnog tevreden dienden te stellen met samenvattingen. Op basis van aantekeningen door C.G.N. de Vooys publiceerde A.A. van Rijnbach in 1926 inhoudsopgaven van De blinde diet tgelt begroef, De luijstervinck, De dove bitster en Lijs en Lippen.Ga naar voetnoot5 In hetzelfde jaar volgden beknopte inhoudsbeschrijvingen door de eerder genoemde Utrechtse hoogleraar De Vooys van de resterende in de literatuur onbekend gebleven spelen uit Boek G.Ga naar voetnoot6 De jaren dertig zagen edities van zes tot dan toe onuitgegeven spelen waaronder De preecker, Goosen Taeijaert en Lijsgen en Jan Lichthart.Ga naar voetnoot7 C.H.A. Kruyskamp tekende tenslotte voor de eerste officiële uitgave van vier overige teksten uit Boek G.Ga naar voetnoot8 | |||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||
Vijf van de twintig spelen in Boek GGa naar voetnoot9 zijn, zoals reeds eerder vermeld, nog nooit uitgegeven en treden in deze bronneneditie voor de eerste maal voor het voetlicht. Het betreft De vloijvanger (fol. 21v-29r), Een boer en meester Marten (fol. 29v-36v), Lichtekoij (fol. 37r-43v), Lijs en Lippen (fol. 64v-73r) en Reijn geneucht en Menich vileijn (fol. 128v-135r). Naar de reden waarom een uitgave van deze kluchten - een genre dat toch zozeer in de smaak is gevallen van taal- zowel als letterkundigen - tot nu toe is uitgebleven, kunnen we slechts gissen. Wellicht zijn de bij tijd en wijle tamelijke scabreuze uitlatingen van sommige personages daaraan debet geweest. Men vergelijke bijvoorbeeld hetgeen Lippen zijn vrouw Lijss suggereert op fol. 71v van de navolgende editie.
Boek G omvat 143 beschreven bladen. Vooraf aan het eerste folium gaat een tweetal ongenummerde bladen. Op het eerste treffen we, naast de omschrijving van de inhoud van de bundel (‘Spelen van sotte Cluijten’), de letters G T B en S L E A, die verwijzen naar de afschrijver van dit deel, Goossen ten Berch, met zijn devies Schout List en Arch.Ga naar voetnoot10 Het tweede blad toont het devies van de kamer met in een banderol als onderschrift de tekst: De Pelikaen haer Jongskens voed,
Ten kosten van heur eigen Bloed:
Bevestigend' de Spreuk, want elk aen zijns gelijken
Verpligt is hulp te bîen en bijstand, Trouw Moet Blyken
Tussen de folia 14 en 15 is een los velletje ingeplakt met daarop de proloog van de klucht van Goosen Taeijaert. Op vergelijkbare wijze is tussen de folia 79 en 80 de proloog tussengevoegd van Lijsgen en Jan Lichthart. Aangezien het voorafgaande spel eindigde op fol. 79r was het onmogelijk om deze door Ten Berch klaarblijkelijk vergeten proloog op de juiste plaats in het handschrift in te lassen. Als gevolg daarvan is hij terecht gekomen na de eerste bladzijde van het eigenlijke spel. Deze ongelukkige samenloop van omstandigheden verklaart waarom in de navolgende uitgave het spel onderbroken wordt door zijn proloog. Voor de rest vertoont dit handschrift in zijn opbouw of foliëring geen onregelmatigheden.
Deze uitgave heeft tot doel een ruim publiek kennis te laten maken met de teksten van de verzameling Trou Moet blijcken. De editeurs hopen met het samenbrengen van een facsimile en een transcriptie van de spelen twee categorieën lezers van dienst te zijn: de gespecialiseerde vakbeoefenaar, maar naast deze ook de geïnteresseerde student. De individuele gebruiker bepaalt zelf of hij het meest gebaat is bij de facsimile, bijvoorbeeld als uitgangspunt voor eigen tekstkritische arbeid, of dat hij het meest geholpen is met een moderne transcriptie, die de hoogste drempel voor een nadere kennismaking met de spelen, het zestiende-eeuwse schrift, heeft geslecht. De editeurs oordelen dat een editie in de boven beschreven opzet voldoende aan de bestaande belangstelling voor de collectie Trou Moet Blijcken tegemoet komt en dat ze die belangstelling wellicht zal vergroten. Aangezien de gebruiker met behulp van de facsimiles de bron zelf kan raadplegen, hebben wij ons in de transcripties onthouden van diplomatisch commentaar. Vandaar ook het woord bronnenuitgave als benaming van de soort in de ondertitel van deze publikatie. | |||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||
We geven de in de handschriften aangetroffen formuleringen precies weer zoals ze door het oog waargenomen worden, dus inclusief alle verschrijvingen. Voor een volledige verantwoording van onze werkwijze in dit opzicht verwijzen we naar de ‘Uitgangspunten voor de facsimile en de transcriptie van de boeken van Trou Moet Blijcken’ in Deel 1: Boek A, p. 9-13, waarin wij ons diplomatisch principe historisch verantwoorden. We volstaan hier met een samenvattende presentatie. In de praktijk komen de transcriptieregels op het volgende neer:
| |||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||
We zijn ons ervan bewust dat men van mening kan verschillen over een aantal van de door ons gepresenteerde transcripties. Ten aanzien daarvan merken we op, dat in alle gevallen is uitgegaan van het gemiddelde schriftbeeld binnen het afschrift van dezelfde afschrijver.
Bij onze werkzaamheden aan Boek G konden wij gebruik maken van transcripties die door studenten van de MO-B opleiding Nederlands aan de Katholieke Leergangen te Tilburg zijn vervaardigd. Het betreft afschriften van De vloijvanger, gemaakt door Hanneke Plevoets, Een | |||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||
boer een meester Marten door Margitka van Woerkom, Lichtekoij door Jan Leijten, Lijs en Lippen door Johan Saanen en An Castelijns en Reijn geneucht en Menich vileijn door Kees Verrest. Bij het collationeren van dit deel verleenden verder Michiel R. Hagendoorn en Dr Jan P.G. Heersche onmisbare hulp. De microfilms van Boek G werden beschikbaar gesteld door Prof. Dr W.M.H. Hummelen; de Haarlemse kamer Trou Moet Blycken verleende toestemming voor de reproductie van het handschrift. Medewerking bij de totstandkoming van deze publicatie verleenden tot slot ook de Vakgroepen Nederlands van de Katholieke Universiteit Nijmegen en van de Katholieke Leergangen te Tilburg. Alle hier genoemde personen en instellingen mogen zich van onze grote dank verzekerd weten.
Dr W.N.M. Hüsken Dr B.A.M. Ramakers Dr F.A.M. Schaars
Nijmegen - Tilburg, 11 februari 1997 |
|