Trou moet blijcken. Bronnenuitgave van de boeken der Haarlemse rederijkerskamer 'de Pellicanisten'. Deel 6: Boek F
(1996)–Anoniem Trou moet blijcken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||
VoorwoordBoek F in de toneelcollectie van Trou Moet Blijcken omvat twaalf spelen: elf spelen van sinne en één tafelspel, zoals op de perkamenten omslag staat vermeld. Vijf staan er op naam van Louris Jansz., factor van de Haarlemse rederijkerskamer Lieft boven al, ofte wel De Wijngaertrancken. Ook Heijnz. Adriaenz., factor van Trou Moet Blijcken is met meer dan één spel in dit deel vertegenwoordigd, het vierde (De Meij) en het zesde (De Neering) van de bundel. Er valt zelfs veel voor te zeggen om ook het vijfde (tHuis van Idelheijt) als van zijn hand te beschouwen. Aangezien het slot van dit spel - met de gebruikelijke ondertekening - ontbreekt, is daaromtrent evenwel geen absolute zekerheid te geven, maar er zijn stellig aanwijzingen die voor zijn auteurschap pleiten. Naast de afwezigheid van het slot van het vijfde spel is namelijk van belang dat ook het begin, op folio 83r, van het zesde spel (De Neering) ontbreekt. Blijkens het blanco laten van de folio's 80v tot en met 82v moet afschrijver Adriaen Lourisz. Lepel het slot van tHuis van Idelheijt reeds hebben gemist. Dat het begin van het zesde spel heeft ontbroken op het moment dat Lepel zijn kopie maakte, blijkt na 64 verzen uit de notitie van het getal 100 in de marge, een versnummering die hij moet hebben overgenomen uit de legger die hij voor zijn afschrift gebruikte. De tekstverminking waarvan beide spelen het slachtoffer zijn geworden, is dus niet te wijten aan het verloren gaan van bladzijden uit het handschrift. Deze gegevens leiden tot de conclusieGa naar voetnoot1 dat tHuis van Idelheijt en De Neering in de door Lepel gebruikte legger op elkaar volgden en naar alle waarschijnlijkheid dus ook afkomstig zijn van dezelfde auteur: de op 29 juni 1568 als ketter ter dood gebrachte schoenmaker Heijnz. Adriaenz.Ga naar voetnoot2
Alle overige spelen in Boek F zijn compleet bewaard gebleven. Van de 191 bladen van het handschrift zijn de eerste drie ongenummerd (alleen de eerste twee bevatten op de recto-zijde tekst, het derde blad is blanco), evenals het laatste blad dat tegen de binnenzijde van de perkamenten omslag is geplakt.Ga naar voetnoot3 Het nummer 55 is in de foliëring overgeslagen.
Twee van de twaalf in dit deel opgenomen spelen zijn eerder uitgegeven. G. Kalff bezorgde in 1889 een editie van het eerste spel in de bundel, Het Coren, in Trou Moet Blycken: tooneelstukken der zestiende eeuw (Groningen: J.B. Wolters), blz. 219-251. Een moderne uitgave van dit spel werd verzorgd door W.M.H. Hummelen en G.R.W. Dibbets (Een spel van sinnen beroerende Het Coren. Zutphen: W.J. Thieme & Cie, 1985). Ook van het tweede spel, De groote hel, bestaat een uitgave, door B.H. Erné, Twee zestiende-eeuwse spelen van de hel. Groningen [etc.]: J.B. Wolters, 1934, blz. 19-58. Een Engelse vertaling van Die becooringe des Duvels is in voorbereiding door Elsa Strietman en Peter Happé. | |||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||
Deze uitgave heeft tot doel een ruim publiek kennis te laten maken met de teksten van de verzameling Trou Moet blijcken. De editeurs hopen met het samenbrengen van een facsimile en een transcriptie van de spelen twee categorieën lezers van dienst te zijn: de gespecialiseerde vakbeoefenaar, maar naast deze ook de geïnteresseerde student. De individuele gebruiker bepaalt zelf of hij het meest gebaat is bij de facsimile, bijvoorbeeld als uitgangspunt voor eigen tekstkritische arbeid, of dat hij het meest geholpen is met een moderne transcriptie, die de hoogste drempel voor een nadere kennismaking met de spelen, het zestiende-eeuwse schrift, heeft geslecht. De editeurs oordelen dat een editie in de boven beschreven opzet voldoende aan de bestaande belangstelling voor de collectie Trou Moet Blijcken tegemoet komt en dat ze die belangstelling wellicht zal vergroten. Aangezien de gebruiker met behulp van de facsimiles de bron zelf kan raadplegen, hebben wij ons in de transcripties onthouden van diplomatisch commentaar. Vandaar ook het woord bronnenuitgave als benaming van de soort in de ondertitel van deze publikatie.
We geven de in de handschriften aangetroffen formuleringen precies weer zoals ze door het oog waargenomen worden, dus inclusief alle verschrijvingen. Voor een volledige verantwoording van onze werkwijze in dit opzicht verwijzen we naar de 'Uitgangspunten voor de facsimile en de transcriptie van de boeken van Trou Moet Blijcken' in Deel 1: Boek A, p. 9-13, waarin wij ons diplomatisch principe historisch verantwoorden. We volstaan hier met een samenvattende presentatie. In de praktijk komen de transcriptieregels op het volgende neer:
| |||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||
We zijn ons ervan bewust dat men van mening kan verschillen over een aantal van de door ons gepresenteerde transcripties. Ten aanzien daarvan merken we op, dat in alle gevallen is uitgegaan van het gemiddelde schriftbeeld binnen het afschrift van dezelfde afschrijver.
M.R. Hagendoorn en dr J.P.G. Heersche hebben ons ook bij de werkzaamheden aan dit deel diensten van grote waarde bewezen, waarvoor wij hen opnieuw grote erkentelijkheid schuldig zijn. Prof. Dr W.M.H. Hummelen leende ons de microfilms van het oorspronkelijke handschrift, terwijl de Haarlemse kamer van Trou Moet Blycken toestemming gaf Boek F in facsimile te mogen uitgeven. Tot slot danken wij de Vakgroepen Nederlands van de Katholieke Leergangen te Tilburg en van de Katholieke Universiteit te Nijmegen voor hun medewerking bij de totstandkoming van deze publikatie.
Dr W.N.M. Hüsken Drs B.A.M. Ramakers Dr F.A.M. Schaars
Nijmegen - Tilburg, 12 december 1995 |
|