Trou moet blijcken. Bronnenuitgave van de boeken der Haarlemse rederijkerskamer 'de Pellicanisten'. Deel 3: Boek C
(1993)–Anoniem Trou moet blijcken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||
VoorwoordAnders dan het geval is bij de boeken A en B, die volledig bewaard gebleven teksten bevatten, kent dit derde deel, Boek C, drie incomplete spelen. Reeds tijdens het afschrijven bleek de kamer niet over de gehele tekst van Retorijka en Justicia te kunnen beschikken, zodat na ruim zes bladen het spel moest worden afgebroken. Wellicht heeft men nog getracht het ontbrekende stuk te bemachtigen, waarvoor fol. 25v blanco is gelaten, maar klaarblijkelijk tevergeefs. Een vergelijkbare situatie doet zich voor aan het eind van het vierde spel, De Rijcke Wrecke ende Lazarus. Ook hier weer heeft de afschrijver, op fol. 47r., ruimte opengelaten voor een eventueel later in te lassen aanvulling. De lezer zal zich verder wellicht afvragen hoe hij de lege bladzijde 131r. dient te begrijpen. In het spel in kwestie, De Heijlige Kercke, schijnt hij op die plaats tekst te missen, maar zekerheid daaromtrent heeft hij niet. Gelukkig bestaat er van dit spel nog een tweede afschrift: het spel van de Cristenkercke.Ga naar voetnoot1 Met behulp van deze laatstgenoemde tekst achterhalen we dat verzen die in de door G.A. Brands verzorgde uitgave ervan de nummers 1219b t/m 1282 dragen, in het Haarlemse afschrift inderdaad ontbreken.Ga naar voetnoot2 Van slordigheid van de kant van afschrijver Goossen Ten Berch, die dan mogelijk een bladzijde zou hebben overgeslagen, is dus geen sprake. Bij zijn werk heeft hij zich in de foliëring overigens wel degelijk nogal eens vergist. Zo komen in Boek C de nummers 34, 38, 73, 83 en 142 tweemaal op bepaalde folio's voor, terwijl het nummer 37 is vergeten. In de boeken A en B is Ten Berch heel wat meer oplettend geweest. In Boek A komt namelijk alleen folio 94 dubbel voor (de folio's 134v t/m 136v zijn onbeschreven); in Boek B treffen we tweemaal een folio 78 aan, terwijl het nummer 130 is overgeslagen.
Geen enkele van de hier geëditeerde spelen is eerder uitgegeven. Wel zag een editie het licht van het hierboven reeds genoemde spel van de Cristenkercke, een paralleltekst van De Heijlige Kerck (fol. 119v-142[bis]v). Samenvattingen van de inhoud van de meeste van de hier uitgegeven teksten werden gegeven door C.G.N. de Vooys in het Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde (46 [1927], pp. 186-201). Handschrift C werd tot slot bibliografisch beschreven door W.M.H. Hummelen in zijn Repertorium van het Rederijkersdrama, 1500–ca. 1620. (Assen 1968, pp. 67-71.)
Deze uitgave heeft tot doel een ruim publiek kennis te laten maken met de teksten van de verzameling Trou moet blijcken. De editeurs hopen met het samenbrengen van een facsimile en een transcriptie van de spelen twee categorieën lezers van dienst te zijn: de gespecialiseerde vakbeoefenaar, maar naast deze ook de geïnteresseerde student. De individuele gebruiker bepaalt zelf of hij het meest gebaat is bij de facsimile, bijvoorbeeld als uitgangspunt voor eigen tekstkritische arbeid, of dat hij het meest geholpen is met een moderne transcriptie, die de hoogste drempel voor een nadere kennismaking met de spelen, het zestiende eeuwse schrift, heeft geslecht. De editeurs oordelen dat een editie in de boven beschreven opzet voldoende aan de bestaande belangstelling voor de collectie Trou Moet | |||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||
Blijcken tegemoet komt en dat ze die belangstelling wellicht zal vergroten. Aangezien de gebruiker met behulp van de facsimiles de bron zelf kan raadplegen, hebben wij ons in de transcripties onthouden van diplomatisch commentaar. Vandaar ook het woord bronnenuitgave als benaming van de soort in de ondertitel van deze publikatie.
We geven de in de handschriften aangetroffen formuleringen precies weer zoals ze door het oog waargenomen worden, dus inclusief alle verschrijvingen. Voor een volledige verantwoording van onze werkwijze in dit opzicht verwijzen we naar de ‘Uitgangspunten voor de facsimile en de transcriptie van de boeken van Trou Moet Blijcken’ in Deel 1: Boek A p.9-13, waarin wij ons diplomatisch principe historisch verantwoorden en die we hier slechts in een samenvatting presenteren. In de praktijk komen de transcriptieregels op het volgende neer:
| |||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||
We zijn ons ervan bewust dat men van mening kan verschillen over een aantal van de door ons gepresenteerde transcripties. Ten aanzien daarvan merken we op, dat in alle gevallen is uitgegaan van het gemiddelde schriftbeeld binnen het afschrift van dezelfde afschrijver.
M.R. Hagendoorn en Dr J.P.G. Heersche hebben ons bij de werkzaamheden aan dit deel diensten van grote waarde bewezen, waarvoor wij hen bijzonder erkentelijk zijn. Prof. Dr W.M.H. Hummelen leende ons de microfilms van het oorspronkelijke handschrift, terwijl de Broederschap van de aloude Rhetorrijkkamer te Haarlem, bekend onder de zinspreuk Trou Moet Blijcken, toestemming gaf Boek C in facsimile te mogen uitgeven. Tot slot danken wij de Vakgroepen Nederlands van de Katholieke Leergangen te Tilburg en van de Katholieke Universiteit te Nijmegen voor hun medewerking bij de totstandkoming van deze publikatie.
Dr W.N.M. Hüsken Drs B.A.M.Ramakers Dr F.A.M. Schaars
Nijmegen – Tilburg, 13 juni 1993 |