Noor Kuijpers
Ik is een ander
Herinner jij je de woensdagen van maart?
Het was eind maart en woensdag, de bladeren nog steeds niet terug gegroeid en ik was verlaten door de gitarist. Twee dagen later kwam ik jou tegen.
Er was een vergadering. We lachten naar elkaar, jij had bij het leger gezeten en vertelde daarover, iets. Je had daar, toen je je been had gebroken je niet mee hoefde op oefening, eerst eindeloos in bed Nietzsche gelezen en toen je dat verveeld had was je naar buiten gegaan met een grote bezem. Hoe je die bladeren bij elkaar geveegd hebt met één been in het gips was ook voor jou een raadsel. Ik herinner me hoe het rook toen je sprak.
Toen ik terugkwam heb ik je niet opgebeld, ik denk dat je dat nog weet
Weet jij nog hoe ik keek toen jij zei dat je dat verhaal verzonnen had? Ik weet nog hoe het voelde toen mijn ingewanden elkaar onder in mijn buik verdrongen.
Dat ik je vergaf, dat je kwam en je daarna, zonder iets te zeggen, twee maanden naar België verdween? De dag dat je opeens weer voor me stond in Amsterdam - je weet het? Ik weet nog wat ik aan had, wat je dronk. Dat ik eigenlijk niet met je wilde praten, maar ik mezelf verdubbelde en mijn tweede de leeuwenkuil inwierp, toekijkend. Herinner ik het me goed; is mijn lichaam de halve stad met je doorgelopen omdat je de weg niet kende? Weet je nog wat het zei over de pijn?
En die dag dat je me belde je me per se moest zien omdat je gehoord had dat ik een maand in Frankrijk zou zijn. Je herinnert je dat je me dwong om afscheid van je te nemen? Weet jij nog waar je was dan, die zondag?
Toen ik terugkwam heb ik je niet opgebeld, ik denk dat je dat nog weet. Jij mij wel. Je herinnert je dat we toen voor het eerst sinds maanden weer met elkaar vreeën? Ik was al lang niet meer bij je toen, op dat luchtbed. Dat je me drie dagen later vertelde dat er de kans was dat je mij besmet had met iets wat je uit België meenam?