Deze overwegingen zijn ingebed in het dagelijks leven van de postmedewerker, door Ouariachi met goed gevoel voor detail, stemming en ritme verteld. Het dagelijkse ritueel van de post halen op de afdelingen, de gesprekjes, de koffie, de collega's, hun tics, hun terugkerende verhalen en hebbelijkheden, Ouariachi weet het steeds weer op een andere manier te vertellen. De verveelde, met rotjes spelende zoon van zijn chef die hem in de vakantie mag helpen, wordt met veel saillante details getypeerd. Maar deze jongen gebruikt Ouariachi ook om de emotionele huishouding van de postmedewerker mee te peilen: hij ergert zich dood aan die jongen, en dat ergeren weet hij nauwelijks te kanaliseren. Hij raakt er, tegen zijn zin, ‘opgefokt’ van. De postmedewerker wordt geleidelijk een klaagen zeurmachine, iemand die zich aan alles weet te ergeren: de zomer is niks, de herfst is niks, de feestdagen zijn niks, de postkamer is een horrorhol, de mensen zijn niks. Hij bevindt zich in een permanente staat van irritatie. Ook al is dat een feit, zo kent hij zichzelf niet en zo wil hij zichzelf niet kennen.
Wanneer de gebeurtenis met zijn Grote Liefde Elsa zich op een iets andere manier herhaalt met een nieuwe liefde, de parmantige maar lieve Zerline, begint de discrepantie tussen hoe hij zichzelf ziet en hoe hij in werkelijkheid is, te groot te worden. Ook al wil hij het niet, de spanning en irritatie lopen in haar aanwezigheid zonder veel aanleiding op. Op een bepaald moment kost dat zelfs het poesje Buscemi het leven: ‘Het moeilijkst vond hij dat wat hij gedaan had niet overeenkwam met zijn opvattingen. Hij had een bepaald beeld van zichzelf. Liberaal. Vrijzinnig. Modern. Geëmancipeerd. Pro abortus, pro euthanasie, pro homohuwelijk. Tegen discriminatie op basis van etniciteit, geslacht, seksuele voorkeur. Een keurig politiek correcte modelburger.’
Je kunt zien hoe bedachtzaam Ouariachi bij de compositie van de roman te werk gaat wanneer hij pas op de helft van Vertedering de toestand van de postmedewerker een officiële naam geeft. Had hij het eerder gedaan, dan zou het niveau van het dagelijks leven te veel zijn doorbroken en opgetild naar een discursief niveau: de details van zijn dagelijks leven zouden gestold zijn in een psychologische term. Op de helft van de roman kan het. De toestand van de postmedewerker heet officieel ‘cognitieve dissonantie’: het is de spanning die ontstaat wanneer je gedrag niet strookt met je denkbeelden.
De postmedewerker heeft die officiële term nodig om zichzelf aan te sporen zijn gedrag te veranderen. Wanneer hij erachter komt dat een meisje op zijn werk verliefd op hem is, vraagt hij of ze mee wil werken aan een door hemzelf bedacht therapeutisch experiment dat hem van zijn agressie af moet helpen. Hij wil, in de hoop dat dit louterend op hem werkt, met deze Paula de irritaties en ruzies naspelen die hij met Elsa en Zerline heeft beleefd. Dat brengt de roman in het vaar-