aan Rafaëls Stanza's in het Vaticaan. Elke zaal van het Palazzo werd door Romano van boven tot onder voorzien van muur- en plafondschilderingen. Het moest een lusthof worden. En dat werd het, onder meer door de gigantische Sale di Amore e Psiche te voorzien van tientallen sensuele, erotische, arcadische, culinaire en nudistische scenes. Geen enkele figuur heeft kleren aan. Het is een wemeling van liggende, staande, etende, drinkende, liefkozende en luierende figuren ter ere van het huwelijk tussen Amor en Psyche. Het is epicurisme zonder een enkele sombere noot.
Gegeven deze entourage en stemming is het niet verbazingwekkend dat Giulio Romano rond 1526 in opdracht van de markies van Mantua een reeks expliciete erotische schilderijen maakte die bekend zouden worden als i Modi, naar keuze te vertalen als ‘De mogelijkheden’, ‘De houdingen’ of, naar het bewaard gebleven aantal gravures, ‘De zestien genoegens’. De tekening van Kousbroek zou er een voorstudie van kunnen zijn. Op de tekening lijken de geliefden geen speciaal standje aan te nemen, en dat is wel het geval op Romano's schilderijen, althans zoals ze zijn overgeleverd op de gravures die Marcantonio Raimondi, de belangrijkste graveur van de Renaissance, ervan maakte. Daarop hebben de geliefden namen (‘Jupiter en Juno’, ‘Achilles en Briseis’) en heeft elke ‘modus’ een naam: ‘Rijden’, ‘Missionaris’, ‘Staande missionaris’, ‘Lepeltje-lepeltje’, ‘Hondjes’ enzovoort. Het zijn de bekende lichtelijk acrobatische toeren, maar voor de Italiaanse en christelijke vroege zestiende eeuw was het ongekend expliciet. Van Pompeïaanse snit. De katholieke kerk en Paus Clemens vii moesten er dan ook niets van hebben en probeerden de uitgave van i Modi in boekvorm te verhinderen. Raimondi belandde een tijdje in het gevang. Toen Pietro Aretino er gedichten bij maakte deed het Vaticaan de grootste moeite om alle exemplaren van de boekuitgave in haar bezit te krijgen, met als gevolg dat er nu nog maar een paar exemplaren van bestaan. Op een van de bewaard gebleven schilderijen, Due Amanti (De geliefden, Hermitage, Petersburg), valt het op dat de vrouw de iets actievere is van de twee.
De ‘Leve Italië!’-tekening van Kousbroek behoort tot de vroeg zestiende eeuwse arcadische pornografie. Dat is wel iets anders dan de harde porno-industrie van tegenwoordig. Kousbroek vreesde in 1984 dat de pornografie in het bezit zou komen ‘van de vulgariteit van het geboefte’. Dat is min of meer uitgekomen. Dat ‘geboefte’ heeft zich meester gemaakt van het grootste deel van de productie en distributie. De pornografie is zowel gecommercialiseerd als gedomesticeerd. Ik denk dat Kousbroek nog steeds voor de gedomesticeerde, vriendelijke variant zou hebben gekozen: dat is de pornografie die ligt tussen de twee extremen die hij in zijn essay noemt: de snuff movie met allerlei akelig geweld, en het libidineus